ECLI:NL:RBROT:2021:1757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
8749479 CV EXPL 20-31573
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in een geschil over de levering van wasautomaten en bewijslevering

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam, heeft de kantonrechter op 12 februari 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de levering van elf wasautomaten. [Eiseres] vordert betaling van € 5.636,94, vermeerderd met contractuele rente, omdat [gedaagde] de factuur van 20 december 2018 niet heeft voldaan. [Gedaagde] betwist de ontvangst van de wasautomaten en stelt dat er altijd vooruit betaald wordt voordat goederen worden afgeleverd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] haar stellingen moet onderbouwen, gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde]. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij [eiseres] in de gelegenheid wordt gesteld om bewijs te leveren van de levering van de wasautomaten. De kantonrechter heeft richtlijnen gegeven voor het aanbrengen van getuigen en het indienen van bewijsstukken. De verdere beslissing is aangehouden tot de bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8749479 CV EXPL 20-31573
uitspraak: 12 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres]
,
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam gemachtigde 2] .
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 27 augustus 2020, met bijlagen;
• de schriftelijke reactie op de dagvaarding van [gedaagde] ;
• de conclusie van repliek, met bijlagen;
• de schriftelijke reactie op de conclusie van repliek van [gedaagde] .
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..Het geschil

De vordering
2.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van € 5.636,94, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per maand over een bedrag van € 4.245,89 vanaf 19 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[eiseres] stelt dat partijen een overeenkomst met elkaar hebben gesloten uit hoofde waarvan zij elf wasautomaten type AEG L6FB74KT aan [gedaagde] heeft verkocht en geleverd. [gedaagde] heeft de wasautomaten van [eiseres] gekocht en ontvangen. [gedaagde] is dan ook verplicht de aankoopsom ad € 4.245,89 zoals vermeld op de factuur van 20 december 2018 te voldoen. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] deze factuur echter niet voldaan. [gedaagde] is daarom naast het factuurbedrag ook contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
Het verweer
2.3
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van [eiseres] en voert daartegen het volgende aan. Bij [gedaagde] wordt altijd vooruit betaald voordat goederen bij haar worden afgeleverd. Graag zou [gedaagde] door haar afgetekende afleveringsbonnen willen zien voor bij haar afgeleverde apparaten, aangezien bij haar verder niets bekend is.

3..De beoordeling

3.1
In reactie op de betwisting van [gedaagde] van de ontvangst van de wasautomaten, heeft [eiseres] bij conclusie van repliek de gang van zaken rond de levering als volgt nader uiteengezet. [eiseres] erkent dat partijen met elkaar hebben afgesproken dat bestellingen in beginsel voorafgaand aan de levering giraal betaald worden. Met betrekking tot deze bestelling is het echter per abuis anders gegaan vanwege de afwezigheid van de medewerker die dit normaal gesproken verzorgt. De zending is in twee delen geleverd, namelijk op 21 december en 24 december 2018. Ter nadere onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] een uitdraai van haar administratie overgelegd, waarop de zendingsgegevens van order “ [kenmerk order] ” zichtbaar zijn, alsmede twee voor ontvangst getekende afleverbonnen waarop hetzelfde zendingsnummer wordt vermeld.
3.2
In reactie op de conclusie van repliek heeft [gedaagde] onder meer aangevoerd dat de handtekeningen op de afleverbonnen niet door haar zijn gezet en ook niet bij [gedaagde] voorkomen. Voorts staat op de afleverbonnen geen bedrijfsstempel, terwijl zij die altijd op een afleverbewijs zet. [gedaagde] vraagt zich af wat er onder de doorgekraste regel op de afleverbon staat en wie dat heeft gedaan en waarom op de afleverbon staat dat er is geruild.
3.3
Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] ligt het op de weg van [eiseres] om haar stellingen nader te onderbouwen. De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de door [eiseres] overgelegde stukken niet vast kan komen te staan dat de producten aan [gedaagde] geleverd zijn. Overeenkomstig haar bewijsaanbod zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld nader bewijs te leveren van haar stellingen.
3.4
De zaak zal voor de bewijslevering worden verwezen naar de rol zoals hierna is bepaald. Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
laat [eiseres] toe het bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [gedaagde] de bestellingen geplaatst en ontvangen heeft;
bepaalt dat:
  • [eiseres] ter rolzitting van
  • en indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren zij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
  • en indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden maart, april en mei 2021, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [eiseres] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen ten minste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [eiseres] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat een eventueel getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416