ECLI:NL:RBROT:2021:1754

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
8706027 CV EXPL 20-28506
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en wettelijke rente door VGZ Zorgverzekeraar N.V.

In deze zaak vordert VGZ Zorgverzekeraar N.V. betaling van een openstaand bedrag van € 304,41 aan [gedaagde], die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekeringsovereenkomst waarbij [gedaagde] verplicht was om maandelijkse premies bij vooruitbetaling te voldoen. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] nagelaten de premies voor de maanden april, mei en juni 2020 volledig te betalen. VGZ heeft de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, omdat [gedaagde] niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] weliswaar meerdere betalingen heeft verricht, maar dat deze niet aan de deurwaarder zijn gedaan, zoals in de dagvaarding was aangegeven. Hierdoor is de procedure niet voorkomen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] in verzuim is geraakt en dat hij de wettelijke rente verschuldigd is over het openstaande bedrag. De vordering van VGZ wordt in grote lijnen toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8706027 CV EXPL 20-28506
uitspraak: 5 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Arnhem,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 12 augustus 2020, met producties;
• de conclusie van antwoord, met bijlagen;
• de conclusie van repliek, met producties;
• de conclusie van dupliek.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
Partijen hebben met elkaar een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten, uit hoofde waarvan [gedaagde] de verplichting heeft om een maandelijkse premie bij vooruitbetaling aan VGZ te voldoen.
2.2
Op de aan [gedaagde] op 12 augustus 2020 uitgebrachte dagvaarding staat – voor zover hier van belang –:
“LET OP: AAN DIT EXPLOOT IS EEN BIJLAGE GEHECHT, LEEST U DEZE ZORGVULDIG DOOR!”
In de bijlage staat – voor zover hier van belang –:
“Indien u tijdig voor de eerste zittingsdatum (24/09/2020) betaalt, wil VGZ (…) een deel van de vordering voor haar rekening nemen en zal zij genoegen nemen met betaling van een bedrag van € 364,91. (…) Deze coulance geldt alleen indien het bedrag uiterlijk vier werkdagen vóór de in de dagvaarding vermelde zittingsdatum op de rekening van Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso is bijgeschreven of één dag voor de zittingsdatum contant op het kantoor (Velperweg 22 te Arnhem) is voldaan. Uw betaling kan geschieden op bankrekening NL54INGB0653915527 onder vermelding van dossiernummer [dossiernummer] De heer [gedaagde] . Alleen dan wordt de dagvaarding ingetrokken en vermijdt u verdere kosten.”

3..Het geschil

3.1
VGZ vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan VGZ van een bedrag van € 304,41, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten.
3.2
VGZ heeft nakoming van de tussen haar en [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst aan haar vordering ten grondslag gelegd. [gedaagde] is op grond van deze overeenkomst verplicht de maandelijkse premies bij vooruitbetaling te voldoen. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] nagelaten de verschuldigde verzekeringspremies over de maanden april, mei en juni 2020 volledig te voldoen. Over het openstaande bedrag is [gedaagde] de wettelijke rente verschuldigd vanaf de vervaldata van de vorderingen. De wettelijke rente bedraagt tot 29 juli 2020 € 1,41. Nu [gedaagde] ook na de zogenaamde 14–dagenbrief die VGZ hem op 19 juni 2020 heeft gestuurd de vordering niet volledig heeft betaald, is hij tevens de in deze brief aangezegde buitengerechtelijke incassokosten van € 48,40 verschuldigd geworden. Na het uitbrengen van de dagvaarding heeft [gedaagde] meerdere betalingen verricht aan VGZ. Als gevolg hiervan is de hoofdsom voldaan. De procedure is daarmee echter niet voorkomen omdat [gedaagde] niet, zoals bij dagvaarding aangegeven, aan Inkassier heeft betaald en de kosten nog resteren.
3.3
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van VGZ. Hij voert – kort samengevat – als verweer dat hij het volledige bedrag inmiddels heeft betaald en daarom niets meer verschuldigd is aan VGZ.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] met zijn betalingen na de dagvaarding de gehele vordering van VGZ heeft voldaan en of VGZ de dagvaarding vervolgens ten onrechte heeft aangebracht. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord bankafschriften en een betalingsbewijs overgelegd waaruit betalingen aan VGZ blijken in de periode van 3 augustus tot en met 9 september 2020. Volgens deze stukken heeft [gedaagde] in deze periode € 741,03 aan VGZ betaald en € 106,05 van VGZ ontvangen. Niet alle betalingen hebben betrekking op onderhavige vordering. Bij de betaling van 1 september 2020 wordt bijvoorbeeld als omschrijving vermeld dat dit de premie voor de maand september 2020 betreft.
4.2
In reactie op het verweer van [gedaagde] heeft VGZ bij conclusie van repliek aangevoerd dat [gedaagde] na de dagvaarding inderdaad meerdere betalingen heeft verricht maar dat hij aan de deurwaarder had moeten betalen in plaats van rechtstreeks aan VGZ. Dat hij aan de deurwaarder had moeten betalen blijkt uit de (bijlage bij) de aan [gedaagde] uitgebrachte dagvaarding (zie 2.2). [gedaagde] was daarvan op de hoogte nu hij zelf ook verwijst naar de passage in de bijlage bij de dagvaarding waarin staat dat (tijdig) aan de deurwaarder moet worden betaald om de procedure te voorkomen. De ontvangen betalingen zijn tussen VGZ en Inkassier gecommuniceerd maar daarvoor was bij beide partijen enige verwerkingstijd nodig. Het gevolg daarvan is dat de betaling bij Inkassier niet tijdig genoeg kenbaar was om de dagvaarding in te trekken. Dit komt voor rekening en risico van [gedaagde] , aldus VGZ. Doordat [gedaagde] rechtstreeks aan VGZ heeft betaald in plaats van aan de deurwaarder zijn bij VGZ alleen de achterstallige premiegelden en declaraties betaald. Dagvaardingskosten, salarisgemachtigde en verschotten worden bij VGZ niet geregistreerd.
4.3
De kantonrechter overweegt dat het [gedaagde] , gelet op de vermelding op de dagvaarding en de daarbij gevoegde bijlage (waar hij ook zelf naar verwijst), duidelijk moet zijn geweest dat hij aan Inkassier had moeten betalen om de procedure te voorkomen. Dat heeft hij niet gedaan. Dat als gevolg van verwerkingstijd bij zowel VGZ als Inkassier zijn betalingen niet tijdig genoeg bij Inkassier kenbaar zijn geworden, en dat zijn betalingen aan VGZ niet (mede) zijn aangemerkt als betaling voor de kosten omdat VGZ alleen achterstallige premiegelden en declaraties registreert, zoals door VGZ gesteld en door [gedaagde] niet betwist, komt voor zijn rekening en risico. Dat betekent dat [gedaagde] met zijn betalingen aan VGZ niet heeft voldaan aan de voorwaarden om de procedure te voorkomen. De dagvaarding is dan ook terecht aangebracht.
4.4
VGZ heeft bij repliek gesteld dat met inachtneming van de betalingen van [gedaagde] en de terugstorting van € 106,05 de hoofdsom is betaald. Thans staat daarom nog slechts ter beoordeling of [gedaagde] de gevorderde wettelijke rente en/of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
4.5
Ingevolge artikel 6:119 BW is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd over de tijd dat de hij met de voldoening van een geldsom in verzuim is geweest. Niet in geschil is dat [gedaagde] de maandelijkse premie over de maanden april, mei en juni 2020 niet tijdig (volledig) heeft voldaan. Hij is dus in verzuim geraakt en als gevolg daarvan de wettelijke rente verschuldigd geworden vanaf de respectieve vervaldata van de facturen. VGZ heeft onbetwist gesteld dat de wettelijke rente tot 29 juli 2020 € 1,41 bedraagt. Dit bedrag zal daarom worden toegewezen. De wettelijke rente vanaf 29 juli 2020 over € 304,41 zal worden toegewezen als in het dictum bepaald.
4.6
VGZ maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de bij dagvaarding overgelegde aanmaning van 19 juni 2020 heeft ontvangen waarin hem wordt verzocht het openstaande bedrag binnen 14 dagen vanaf de dag nadat de brief bij hem is bezorgd alsnog te voldoen. Naar aanleiding van deze brief is [gedaagde] niet tijdig tot betaling overgegaan. De aanmaning voldoet aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW en het hierin aangezegde bedrag van € 48,40 is in overeenstemming met de toepasselijke tarieven berekend. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
4.7
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en in de nakosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan VGZ te betalen € 49,81 aan wettelijke rente ex artikel 6:119 BW en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 304,41 vanaf 29 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van VGZ vastgesteld op € 124,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 150,- aan salaris voor de gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 18,50 aan nakosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416