ECLI:NL:RBROT:2021:1706
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet
Op 3 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een last onder bestuursdwang opgelegd door de burgemeester van Rotterdam aan de eigenaar van een woning, gelegen aan [adres], voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester heeft deze maatregel genomen naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar de dochter van de verzoekster, die verdacht wordt van betrokkenheid bij de invoer van cocaïne en omkoping van havenmedewerkers. Tijdens een doorzoeking op 3 november 2020 zijn er aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen in de woning, evenals diverse mobiele telefoons en simkaarten, wat de burgemeester deed concluderen dat de woning een rol vervult in de drugshandel.
Verzoekster, de huurster van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 februari 2021 heeft verzoekster verklaard dat zij geen wetenschap had van de aanwezigheid van drugs in haar woning en dat de hennep die was aangetroffen, afkomstig was van een plant die zij samen met haar gehandicapte man had gekweekt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de burgemeester onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van het besluit, omdat niet alle relevante verklaringen en omstandigheden zijn meegenomen in de bestuurlijke rapportage. Gelet op de verstrekkende gevolgen van de maatregel voor verzoekster, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst tot één week na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoekster. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.