ECLI:NL:RBROT:2021:1627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
8689031 / CV EXPL 20-27217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling bij aankoop tweedehands auto

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee particulieren over de koop van een tweedehands auto via Marktplaats. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.G.B.M. van Rooij, vorderde de vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling, omdat de kilometerstand van de auto, een Citroën C3 uit 2006, teruggedraaid bleek te zijn. Eiseres had de auto gekocht voor € 1.900,00, maar na onderzoek bleek dat de werkelijke kilometerstand aanzienlijk hoger was dan door gedaagde was medegedeeld. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Luipen, betwistte de vordering en stelde dat hij te goeder trouw had gehandeld en niet op de hoogte was van de onjuiste kilometerstand.

De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van wederzijdse dwaling, omdat zowel eiseres als gedaagde in de veronderstelling verkeerden dat de kilometerstand correct was. De rechter oordeelde dat gedaagde niet had voldaan aan zijn mededelingsplicht, omdat hij eiseres niet had geïnformeerd over het feit dat hij de auto kort daarvoor had gekocht en zelf geen onderzoek had gedaan naar de kilometerstand. Hierdoor was eiseres gerechtigd de koopovereenkomst te vernietigen.

De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom van € 1.900,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de mededelingsplicht bij de verkoop van tweedehands goederen en de gevolgen van dwaling in koopovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8689031 / CV EXPL 20-27217
uitspraak: 29 januari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. D.G.B.M. van Rooij, te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.W. van Luipen, te Zeist.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 29 juli 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 15 oktober 2020 waarin de kantonrechter een mondelinge behandeling heeft bepaald;
  • de akte overlegging producties van [eiseres] .
1.2.
Op 13 november 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven. Daarbij is [eiseres] in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ook [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van hetgeen ter zitting is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis (nader) bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] en [eiseres] hebben op 9 juni 2019 een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiseres] van [gedaagde] een Citroën C3 met bouwjaar 2006 en met kenteken [kentekennummer] (hierna: de auto) heeft gekocht voor een bedrag van € 1.900,00 (hierna: de koopovereenkomst). [gedaagde] had de auto aangeboden via Marktplaats. Voorafgaand aan de koop heeft [gedaagde] [eiseres] het volgende bericht gestuurd:
“Goeiedag, 1950 is mijn uiterste prijs auto ziet er netjes uit voor ze leeftijd, rijdt en schakelt perfect.”
2.2.
Op 6 januari 2020 is door een garage bij de jaarlijkse APK-keuring van de auto een kilometerstand van 128.432 km geregistreerd.
2.3.
Op 14 januari 2020 heeft [eiseres] een brief van het RDW ontvangen, waarin – voor zover van belang – het volgende staat vermeld:
“Voor uw voertuig met kenteken [kentekennummer] is een onlogische tellerstand geregistreerd. In deze brief leest u hier meer over.
Tellerstand onlogisch
Van uw voertuig met bovengenoemd kenteken is op 06-01-2020 de tellerstand 128.432 km geregistreerd. Deze tellerstand is lager dan de vorige tellerstand 245.666 km die op 15-01-2019 is geregistreerd. Normaal gesproken loopt de tellerstand op. Een lagere tellerstand is dus onlogisch.(…)”
2.4.
Per brief van 23 januari 2020 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven – voor zover hier van belang –:
“Ik heb (…) een citroen c3 van jou gekocht met het kenteken [kentekennummer]
met een kilometerstand van 123.500 km.
(…)”
2.5.
Uit een door [eiseres] opgevraagd rapport van Autoverleden.nl blijkt – voor zover van belang – het volgende wat betreft de geregistreerde kilometerstanden:
“Overzicht geregistreerde kilometerstanden:
Datum Stand
23-01-2020 128.432
15-05-2019 249.000
18-01-2006 19”
2.6.
Bij brief van 1 mei 2020 heeft [eiseres] , althans haar gemachtigde, aan [gedaagde] – voor zover van belang – het volgende bericht:
“(…)
Gelet op bovenstaande vernietig ik hierbij namens cliënte de koopovereenkomst op grond dat er sprake is van dwaling, dan wel ontbind ik de koopovereenkomst buitengerechtelijk op grond dat er sprake is van een blijvende tekortkoming in de nakoming. Om deze reden bent u gehouden de koopsom van € 1.900,00 aan cliënte terug te betalen en haar schade te vergoeden.
Tot slot heeft cliënte nu vele kosten moeten maken. Namens cliënte stel ik u bij deze aansprakelijk voor de schade. Deze kosten zien op de APK kosten, kosten bij de garage en schorsingskosten ad € 600,00.
(…)
Bij deze stel ik u namens cliënte in gebreke. Daarom verzoek ik u, en voor zover wettelijk vereist, sommeer ik u per direct maar uiterlijk vóór zaterdag 16 mei 2020, het verschuldigde bedrag van € 2.649,00 aan mijn kantoor te betalen op IBAN-nummer: [rekeningnummer] ter name Stichting Derdengelden [naam advocatenkantoor] Advocaten onder vermelding van: [naam vermelding] . Na tijdige betaling kan u via ondergetekende een afspraak maken voor het ophalen van de auto.(…)”

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,

primair:
1.
te verklaren voor recht dat de overeenkomst onder dwaling tot stand is gekomen, zodat [eiseres] deze rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, althans gerechtigd is om de overeenkomst te vernietigen alsmede de vernietiging van de overeenkomst uit te spreken;
subsidiair:
te verklaren voor recht dat [gedaagde] (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst en op grond daarvan te bepalen dat: (A) de koopovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] rechtsgeldig is ontbonden, althans gerechtigd is om te ontbinden, of (B) aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade die [eiseres] heeft geleden en (nog) lijdt of zal lijden;
primair en subsidiair:
2.
[gedaagde] te veroordelen tot (terug)betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag ter zake hoofdsom van € 2.741,45 aan [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW), primair te rekenen vanaf 16 mei 2020 (einde sommatietermijn van de brief), althans vanaf de datum einde sommatie dagvaarding, althans vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
3.
[gedaagde] te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 399,15 aan [eiseres] , althans een door de rechtbank in goede justitie en naar billijkheid te bepalen bedrag ter zake de buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) primair vanaf 16 mei 2020, althans vanaf de datum einde sommatie dagvaarding, althans vanaf een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
4.
[gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten, te voldoen binnen 14 dagen na betekening van het vonnis van uw rechtbank en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente (ex artikel 6:119 BW) te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.”
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – naast de vaststaande feiten – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Uit het rapport van Autoverleden.nl en de brief van RDW is gebleken dat de kilometerstand teruggedraaid is. Bij een juiste voorstelling van zaken had [eiseres] de auto niet gekocht, althans niet voor een bedrag van € 1.900,00. Derhalve is sprake van dwaling. [eiseres] heeft de koopovereenkomst bij brief van 1 mei 2020 dan ook terecht buitengerechtelijk vernietigd. [gedaagde] heeft de koopsom niet gerestitueerd en is niet overgegaan tot betaling van de schade en kosten van [eiseres] (hierna: de hoofdsom).
3.2.2.
[eiseres] heeft zich genoodzaakt gezien haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 399,15 komen voor rekening van [gedaagde] .
3.2.3.
Voorts maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten, vanaf 16 mei 2020 tot de dag der algehele voldoening.
3.3.
Op de (overige) stellingen van [eiseres] zal – voor zover van belang – onder de beoordeling nader worden ingegaan.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer strekt tot niet-ontvankelijk verklaring, althans tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.2.
Daartoe heeft [gedaagde] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft de auto zelf op 30 mei 2019 gekocht. Op dat moment had de auto een kilometerstand van onder de 128.000 km. [gedaagde] wist dan ook niet anders dan dat dát de juiste kilometerstand was. De auto was (en is) in goede conditie, zodat hij ook niet behoefde te twijfelen aan de juistheid van de kilometerstand. [gedaagde] heeft de kilometerstand niet zelf teruggedraaid en heeft volledig te goeder trouw gehandeld. [gedaagde] heeft gehandeld als particulier en heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht. [eiseres] heeft, ondanks dat [gedaagde] haar heeft geadviseerd een keuring te laten uitvoeren, niet voldaan aan haar onderzoeksplicht. [eiseres] heeft dan ook onterecht de koopovereenkomst ontbonden.
4.3.
Op de (overige) stellingen van [gedaagde] zal – voor zover van belang – hierna nader worden ingegaan.

5..De beoordeling

Dwaling

5.1.
[eiseres] heeft zich primair op dwaling beroepen. Ingevolge artikel 6:228 lid 1 BW is een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar:
indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
indien de wederpartij bij het sluiten van de overeenkomst van dezelfde onjuiste veronderstelling als de dwalende is uitgegaan, tenzij zij ook bij een juiste voorstelling van zaken niet had behoeven te begrijpen dat de dwalende daardoor van het sluiten van de overeenkomst zou worden afgehouden.
Lid 2 luidt:
De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige gebeurtenis betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.
5.2.
Dat de auto bij de totstandkoming van de koopovereenkomst een kilometerstand van 123.500 km had (zie 2.4) is door [gedaagde] niet betwist. Evenmin heeft [gedaagde] de juistheid van het door [eiseres] overgelegde rapport van Autoverleden.nl betwist, waaruit blijkt dat op 15 mei 2019 een kilometerstand van 249.000 km is geregistreerd (zie 2.5). Aldus staat vast dat met de auto aanzienlijk meer – ruim twee keer zoveel – was gereden dan uit de kilometerstand ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst bleek. Tussen partijen is ook niet in geschil dat [eiseres] dit niet wist, zodat vast staat dat zij bij het sluiten van de koopovereenkomst van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan.
5.3.
[gedaagde] heeft betoogd dat hij evenmin weet had van de onjuiste kilometerstand. Dit staat een geslaagd beroep op dwaling echter niet in de weg. Indien [gedaagde] in dezelfde onjuiste veronderstelling verkeerde ten aanzien van het aantal gereden kilometers, is sprake van wederzijdse dwaling in de zin van artikel 6:228 lid 1 sub c BW.
5.4.
[gedaagde] heeft de stelling van [eiseres] dat zij de auto bij een juiste voorstelling van zaken niet voor een prijs van € 1.900,00 zou hebben gekocht betwist. Daartoe heeft hij in eerste instantie aangevoerd dat dat een Citroen c3 uit 2006 met een kilometerstand van meer dan 200.000 km op de teller in veel gevallen bij een garage voor meer dan € 1.900 wordt verkocht. Ter zitting heeft [gedaagde] echter verklaard dat hij, indien hij op de hoogte was geweest van de juiste kilometerstand, de auto waarschijnlijk niet meer zou hebben verkocht maar naar de sloop zou hebben gebracht. Op basis hiervan komt de kantonrechter tot het oordeel dat de [gedaagde] zijn stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Zijn verklaring dat hijzelf de auto naar de sloop zou hebben gebracht valt immers zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet te verenigen met zijn standpunt dat [eiseres] de auto ook zou hebben gekocht voor een bedrag van € 1.900,- als zij van de juiste kilometerstand op de hoogte was geweest.
5.5.
In het voorgaande ligt besloten dat voldaan is aan het in artikel 6:228 lid 1 sub c BW bedoelde kenbaarheidsvereiste. Dat wil zeggen dat [gedaagde] had moeten begrijpen dat, als [eiseres] had geweten dat de auto bijna twee keer zoveel kilometers had gereden dan de kilometerteller aangaf, [eiseres] de koopovereenkomst niet had gesloten. Daarbij weegt mee dat (de juistheid van) het aantal gereden kilometers bij de koop van een tweedehands auto doorgaans een van de meest essentiële punten is voor de koper.
5.6.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat de dwaling voor rekening van [eiseres] moet blijven, omdat hij heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht. De kantonrechter volgt het standpunt van [gedaagde] niet en overweegt daartoe als volgt.
5.7.
[gedaagde] heeft de auto zelf op 30 mei 2019 gekocht. Slechts enkele dagen later, op 9 juni 2019, heeft [gedaagde] de auto verkocht aan [eiseres] . Niet gebleken is dat [gedaagde] [eiseres] op de hoogte heeft gebracht van het feit dat hij de auto zelf pas enkele dagen in zijn bezit had. Hij heeft [eiseres] in elk geval niet medegedeeld dat hij, toen hij de auto aankocht, zelf geen onderzoek heeft gedaan naar de juistheid van de kilometerstand. Daarmee heeft [gedaagde] niet voldaan aan zijn mededelingsplicht. Dit is immers informatie waardoor de mededeling van [gedaagde] dat de auto er netjes uitziet voor zijn leeftijd en perfect schakelt en rijdt (zie 2.1) in een ander daglicht komt te staan en waardoor bij [eiseres] twijfel had kunnen ontstaan over (onder meer) de juistheid van de kilometerstand. Dit klemt temeer nu [gedaagde] ter zitting heeft verklaard dat hij de naam van degene die de auto aan hem heeft verkocht niet heeft genoteerd. In dit verband is ook van belang dat [gedaagde] naar eigen zeggen in de laatste twee jaar 3 à 4 auto’s via Marktplaats heeft ge-/verkocht. Aannemelijk is dat hij (tenminste) enige kennis van zaken heeft op het gebied van autover-/inkoop.
5.8.
Nu [gedaagde] niet aan zijn mededelingsplicht heeft voldaan, kan hij niet aan [eiseres] tegenwerpen dat zij niet heeft onderzocht of wel sprake was van een juiste kilometerstand. Een mededelingsplicht gaat naar vaste rechtspraak immers boven een onderzoeksplicht. Daarbij weegt ook mee dat niet gesteld of gebleken is dat de kilometerstand dusdanig laag was dat [eiseres] sowieso had moeten twijfelen aan de juistheid daarvan.
5.9.
Uit het voorgaande vloeit voort dat (de gemachtigde van) [eiseres] met de brief van 1 mei 2020 de koopovereenkomst terecht wegens dwaling heeft vernietigd (zie 2.6.). De primair gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen.
5.10.
Ingevolge artikel 3:53 lid 1 BW werkt de vernietiging terug tot het tijdstip waarop de koopovereenkomst is gesloten. Dit brengt mee dat [eiseres] de koopprijs op grond van artikel 6:203 lid 2 BW onverschuldigd heeft betaald en dat [gedaagde] eigenaar van de auto is gebleven. Op de hieruit voortvloeiende ongedaanmakingsverplichtingen wordt hierna teruggekomen.
Schade
5.11.
[eiseres] heeft vergoeding van door haar gesteld geleden schade ter hoogte van € 841,45 (kosten garage en kosten RDW schorsing) gevorderd.
5.12.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. Het slagen van een beroep op dwaling brengt niet mee dat [gedaagde] schadeplichtig is jegens [eiseres] : voor schadeplichtigheid moet een aparte rechtsgrond aanwezig zijn. Die rechtsgrond kan niet gelegen zijn in de stelling dat [gedaagde] in de nakoming van de koopovereenkomst tekortgeschoten is: die overeenkomst is immers op grond van dwaling vernietigd. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar doordat hij bij de aankoop van de auto niet heeft voldaan aan zijn mededelingsplicht, waardoor zij schade heeft geleden. De kantonrechter is van oordeel dat het niet verstrekken van de in 5.7. bedoelde informatie voorafgaand aan de koop aangemerkt kan worden als een handelen in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt als bedoeld in artikel 6:162 lid 2 BW en daarmee als een onrechtmatige daad van [gedaagde] jegens [eiseres] . Dat betekent dat [gedaagde] de schade die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden, moet vergoeden.
5.13.
[eiseres] heeft gesteld dat zij diverse noodzakelijke kosten heeft moeten maken, omdat de auto anders in januari 2020 niet APK goedgekeurd zou worden. De totale kosten hiervoor bedragen volgens [eiseres] € 768,35 (inclusief BTW). [gedaagde] heeft de hoogte en de noodzaak van deze kosten weliswaar betwist, maar nu hij deze betwisting niet heeft onderbouwd gaat de kantonrechter daar aan voorbij. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [gedaagde] echter niet aansprakelijk worden gehouden voor deze kosten. Niet gesteld of gebleken is dat deze kosten zijn gemaakt als gevolg van gebreken aan de auto die ten tijde van de verkoop van de auto ook al aanwezig waren. Aldus is niet vast komen te staan dat sprake is van een zodanig causaal verband tussen de schade en het onrechtmatig handelen van [gedaagde] dat de schade hem kan worden toegerekend. [eiseres] heeft immers ruim een half jaar – naar eigen zeggen zonder noemenswaardige problemen – in de auto gereden. De gebreken die tijdens de APK-keuring zijn geconstateerd kunnen ook in die periode zijn ontstaan. De vordering tot betaling van het bedrag van € 768,35 zal daarom worden afgewezen.
5.14.
Voorts heeft [eiseres] gesteld dat zij kosten ter hoogte van € 73,10 heeft gemaakt om de auto bij de RDW te schorsen. De kantonrechter overweegt dat de kans op gebreken bij een Citroen C3 uit 2006 met een kilometerstand van circa 249.000 km geacht mag worden veel groter te zijn dan wanneer sprake zou zijn geweest van een kilometerstand van circa 128.000 km. Met het schorsen wordt het risico op verdere schade beperkt. Dat betekent dat [gedaagde] deze kosten ex artikel 6:96 lid 2 sub a BW aan haar dient te vergoeden. De vordering ter zake zal dan ook worden toegewezen.
Ongedaanmaking
5.15.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] € 1.900,00 heeft betaald voor de auto zal [gedaagde] , gelet op artikel 6:203 lid 2 BW en hetgeen hiervoor in 5.9. en 5.10. is overwogen, worden veroordeeld om dit bedrag aan [eiseres] terug te betalen.
5.16.
Op grond van artikel 6:203 lid 1 BW is [eiseres] verplicht de auto terug te geven in de staat waarin deze zich bij de aankoop bevond. Vast staat dat [eiseres] circa een half jaar met de auto heeft gereden en – zo volgt uit haar stellingen – in die periode bijna 5000 km heeft gereden. Door het tijdsverloop en gebruik is de auto in waarde gedaald. Nu tussen partijen niet in geschil is dat de auto ten tijde van aankoop voorzien was van een geldige APK-keuring en de auto na de reparaties die [eiseres] heeft laten uitvoeren weer APK goed gekeurd is, worden de kosten die [eiseres] ter zake heeft gemaakt aangemerkt als een voldoende compensatie voor het gebruik van de auto in de periode tussen de aankoop en het aanbod tot teruggave (zie 2.6.). Dat de auto inmiddels weer ouder is omdat [gedaagde] van dit aanbod geen gebruik heeft gemaakt, komt voor zijn rekening en risico.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.17.
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal – mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal – worden afgewezen. [eiseres] heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Rente
5.18.
Bij brief van 1 mei 2020 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd om uiterlijk voor 16 mei 2020 (onder meer) de koopsom en de kosten voor het schorsen van de auto aan [eiseres] te betalen. Nu vast staat dat [gedaagde] niets aan [eiseres] heeft betaald, is [gedaagde] vanaf 16 mei 2020 in verzuim en dus wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf 16 mei 2020 tot de dag van algehele voldoening over € 1.900,00 zal dan ook worden toegewezen. Nu in de brief van 1 mei 2020 niet is gespecificeerd welk bedrag aan schorsingskosten is gevorderd, zal de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de schorsingskosten van € 73,10 worden toegewezen met ingang van de dag van de dagvaarding.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
5.19.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Daartoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat er gelet op de eigen bijdrage van [eiseres] mogelijk sprake is van een restitutierisico en het risico dat de auto na een lange procedure in hoger beroep rijp voor de sloop zal zijn.
5.20.
De kantonrechter volgt het verweer van [gedaagde] niet. Het enkele feit dat [eiseres] recht heeft op een eigen bijdrage betekent niet dat zij het bedrag van € 1.900,00 eventueel na afloop van een hoger beroep procedure niet kan terugbetalen. Voorts heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de auto bij het huidig aantal kilometers al rijp is voor de sloop, zodat er ook daarom geen reden is om de uitvoerbaar bij voorraad verklaring af te wijzen.
Proceskosten
5.21.
[gedaagde] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Nu [eiseres] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht (€ 236,-).

6..De beslissing

De kantonrechter:
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst onder dwaling tot stand is gekomen, zodat [eiseres] deze rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 1.973,10, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 1.900,00 vanaf 16 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, en vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 73,10 vanaf 29 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres]
 vastgesteld op € 236,00 aan verschotten en € 360,00 aan salaris voor de gemachtigde, van welke bedragen het totaal rechtstreeks aan die gemachtigde dient te worden voldaan, en
 indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op een bedrag van € 90,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over al deze bedragen, verschuldigd vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555