ECLI:NL:RBROT:2021:1609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
10/201935-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot diefstal uit woning met (bedreiging met) geweld en subsidiair poging tot afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en subsidiair poging tot afpersing. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. H. Yilmaz. Het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 3 februari 2021. De officier van justitie, mr. N. van der Meij, eiste bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld en veroordeling tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte te veroordelen. Hoewel er camerabeelden waren waarop een man te zien was die overeenkwam met het signalement van de verdachte, was er onvoldoende bewijs om met zekerheid vast te stellen dat de verdachte de dader was. De verdachte ontkende de feiten en er was geen direct bewijs van zijn aanwezigheid bij de woning van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de herkenningen van de verdachte door getuigen en verbalisanten niet voldoende waren om tot een bewezenverklaring te komen.

Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de oudste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/201935-20
Datum uitspraak: 17 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Vrijspraak

Standpunt officier van justitie
De primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld kan wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de volgende feiten en omstandigheden. Vast staat dat een man de woning van de aangeefster is binnengedrongen en dat die man met gebruik van (bedreiging met) geweld heeft geprobeerd goederen van de aangeefster te stelen. Op camerabeelden in de omgeving van de woning rond het tijdstip waarop het binnendringen in de woning van de aangeefster heeft plaatsgevonden is een man te zien die past in de door de aangeefster en getuigen gegeven signalementen. Deze man is door de aangeefster en de getuige [naam getuige] herkend als de dader. De verdachte is door meerdere verbalisanten herkend als deze man op de camerabeelden. Verder is op de telefoon van de verdachte een foto van hem aangetroffen, waarop hij een jas draagt van hetzelfde type en kleur als de jas van de man op de camerabeelden. Op basis van een en ander kan worden bewezen dat de verdachte de dader is.
4.1.
Beoordeling
De rechtbank gaat er van uit dat de man op de camerabeelden de dader is. De tijdstippen waarop deze man op de beelden te zien is, eerst lopend in de richting van de woning van de aangeefster en korte tijd later in tegengestelde richting, passen bij het moment waarop de dader de woning volgens de aangeefster binnendrong. Ook het door de aangeefster en getuige [naam getuige] gegeven signalement komt overeen met het signalement van de man op de beelden. De rechtbank acht echter – anders dan de officier van justitie – niet met voldoende mate van zekerheid bewezen dat de man op de camerabeelden de verdachte is. Daartoe is het volgende redengevend.
De verdachte ontkent stellig dat hij de dader is en stelt ook niet de persoon te zijn die te zien is op de camerabeelden. Er is geen direct en objectief bewijs voor de aanwezigheid van de verdachte in of bij de woning van de aangeefster. Hij is niet op heterdaad aangehouden en evenmin door verbalisanten in de omgeving gezien en herkend op basis van de opgegeven signalementen. Ook is er geen forensisch bewijs. Er is wel een andere man aangehouden die door getuige [naam getuige] was aangewezen. [naam getuige] was naar buiten gegaan en de richting op gerend waarheen hij die man had zien weglopen, maar was hem uit het oog verloren. Kort daarna zag hij wel een bestuurder van een Mercedes die volgens hem aan het signalement van deze man voldeed. Hij gaf dit door aan de politie. Deze persoon is toen aangehouden, maar dezelfde dag weer heengezonden omdat was gebleken dat hij niet de dader kon zijn. De verdachte is pas na twee maanden als verdachte in beeld gekomen. Twee verbalisanten die hem hebben gehoord als verdachte in een andere zaak hebben verklaard hem te herkennen als de man op de camerabeelden, die in het opsporingsprogramma Bureau Rijnmond waren getoond. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenningen onvoldoende zijn om met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te kunnen stellen dat de man op de camerabeelden de verdachte is. De camerabeelden zelf bevinden zich niet in het dossier en zijn volgens mededeling van de officier van justitie ook niet meer beschikbaar, zodat de rechtbank zelf niet kan beoordelen of deze van zodanige kwaliteit zijn dat op basis hiervan een betrouwbare herkenning mogelijk is. De kwaliteit van de zich wel in het dossier bevindende screenshots van de camerabeelden zijn niet van dien aard dat hierop zonder meer voldoende onderscheidende kenmerken van de afgebeelde persoon zijn waar te nemen. Zo is op basis daarvan niet vast te stellen dat, zoals verbalisant [naam verbalisant] heeft gerelateerd, de jas van deze man qua type en kleur geheel overeenkomt met het type en de kleur van de jas van de verdachte op de foto op zijn telefoon. Ook is op deze screenshots het gezicht van de man niet goed te zien, waardoor niet op basis van eigen waarneming te verifiëren is of dit de verdachte betreft.
Bij gebreke van voldoende wettig en overtuigend bewijs zal de verdachte daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict] geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] ), weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [naam slachtoffer] heeft toegevoegd: ‘Houd je rustig en geef je geld en je pinpas, dan zal er niks gebeuren, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt/vastgehouden, en/of
- in de broekzak van die [naam slachtoffer] heeft gevoeld/heeft willen/geprobeerd te voelen, en/of
- die [naam slachtoffer] heeft geprobeerd te beletten haar woning te verlaten, en/of
- een kastje heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, indien en voorzover ten aanzien van een bij bovenstaande aandachtstreepjes beschreven, wel bewezen geachte, handelingen geen bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde volgt:
hij op of omstreeks 24 maart 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] (geboren [geboortedatum slachtoffer] ) te dwingen tot afgifte van geld en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [naam slachtoffer] toebehoorde
- die [naam slachtoffer] heeft toegevoegd: “Houd je rustig en geef je geld en je pinpas, dan zal er niks gebeuren”, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [naam slachtoffer] heeft vastgepakt/vastgehouden, en/of
- in de broekzak van die [naam slachtoffer] heeft gevoeld! heeft willen/geprobeerd te voelen, en/of
- die [naam slachtoffer] heeft geprobeerd te beletten haar woning te verlaten, en/of
- een kastje heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)