ECLI:NL:RBROT:2021:1591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
26 februari 2021
Zaaknummer
612227 / HA RK 21-74
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2021 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een familiezakenprocedure. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter in de rechtbank Rotterdam, en betrof een zitting die had plaatsgevonden op 27 januari 2021. De verzoeker stelde dat de rechter partijdig en bevooroordeeld was, omdat hij tijdens de zitting beschuldigingen had geuit aan verzoeker en hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunten toe te lichten. De rechter heeft echter betwist dat hij partijdig was en heeft aangegeven dat zijn opmerkingen slechts spiegelend bedoeld waren. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was voor eerdere zittingen en dat het verzoek tot wraking voor de zitting van 27 januari 2021 ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van verzoeker dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor wrakingszaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 612227 / HA RK 21-74
Beslissing van 23 februari 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 27 januari 2021 heeft ten overstaan van de rechter de voortgezette mondelinge behandeling op de zitting plaatsgevonden in de procedure met kenmerk C/10/570495 / FA RK 19-2483 tot wijziging van de zorgregeling met betrekking tot de minderjarige kinderen van de verzoeker en zijn ex-partner, mevrouw [naam] (hierna: [naam] ). Na afloop van de zitting heeft verzoeker bij brief van 27 januari 2021 wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van de zitting van 27 januari 2021;
- de brief waarin wraking van de rechter is verzocht.
Verzoeker, de rechter, [naam] en haar raadsvrouw mr. M.D. van Velthoven zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 2 februari 2021.
Ter zitting van 9 februari 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen verzoeker, de rechter, [naam] en haar raadsvrouw mr. M.D. van Velthoven. Verzoeker en de rechter hebben hun standpunt mondeling nader toegelicht.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1.
Verzoeker heeft het wrakingsverzoek – verkort en zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Tijdens de zitting op 27 januari 2021 heeft de rechter verzoeker beschuldigd van acteren. Ook tijdens een eerdere zitting heeft de rechter verzoeker hiervan beschuldigd door op te merken dat hij niet wist of [naam] acteerde maar dat hij vrij zeker wist dat verzoeker wel acteerde. Het ging daarbij vooral om de manier waarop de rechter dit verwoorde. Het was duidelijk voor verzoeker dat de rechter op dat moment al een oordeel had en dat zijn aanwezigheid tijdens deze (eerdere) zitting niet langer zin had. Desondanks heeft verzoeker de zitting bijgewoond. Daarnaast heeft verzoeker aangevoerd dat de rechter hem tijdens de zitting op 27 januari 2021 geen kans heeft gegeven te reageren op de leugens van [naam] . Dit riep bij verzoeker het gevoel op dat de rechter al een oordeel had. Dit gevoel werd bevestigd door de weergave van de verklaringen van partijen in het proces-verbaal van de zitting. Daaruit blijkt dat de advocaat van [naam] een lang pleidooi heeft kunnen houden, terwijl verzoeker maar kort aan het woord is geweest. Verzoeker werd voortdurend onderbroken door de rechter. Verzoeker heeft niet de gelegenheid gehad zich te verwoorden terwijl hij heeft verzocht om aanpassing van de zorgregeling. Uit de gang van zaken tijdens de zitting op 27 januari 2021 en de zittingen daarvoor, volgt dat de rechter partijdig en bevooroordeeld is.
2.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
Zoals uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 27 januari 2021 blijkt, heeft de rechter ingehaakt op een opmerking van verzoeker dat [naam] zou acteren. De rechter heeft deze opmerking slechts gespiegeld en daarna nog gezegd niet te weten wie er acteert. Aan wat hierover tijdens eerdere zittingen precies is gezegd (verzoeker verwees hier voor het eerst naar tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek) heeft de rechter geen herinnering. Hij heeft de processen-verbaal van die zittingen niet gelezen ter voorbereiding op de zitting waarop het wrakingsverzoek wordt behandeld. Daarnaast heeft de rechter toegelicht dat de zorgregeling voor de kinderen op 27 januari 2021 onderwerp van gesprek was. Op de momenten dat verzoeker inging op de kinder- en partneralimentatie, heeft de rechter verzoeker onderbroken omdat hierover reeds een beslissing was genomen. Dit deed de rechter ook bij [naam] en haar advocaat. Omtrent de zorgregeling heeft de rechter verzoeker echter de ruimte gegeven zijn verzoek toe te lichten en te reageren op wat [naam] aanvoerde. Van bevooroordeeldheid of partijdigheid was dan ook geen sprake.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid
3.1.
Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waarop het verzoek is gebaseerd, bekend zijn geworden bij verzoeker. Het is vaste rechtspraak van deze wrakingskamer dat enige tijd voor beraad en overleg mag worden uitgetrokken, maar niet meer dan dat. Het wrakingsverzoek is gedaan op de dag van de zitting, 27 januari 2021. Voor zover het wrakingsverzoek ziet op die zitting zelf, is het dus tijdig gedaan. Voor zover het verzoek ziet op eerdere zittingen, is het niet tijdig gedaan, omdat het niet op of kort na die eerdere zittingen is gedaan. Dat betekent dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek alleen behandelt voor zover het ziet op de zitting van 27 januari 2021.
De zitting van 27 januari 2021
3.2.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.3.
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.4.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar deze is niet doorslaggevend.
3.5.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden leveren geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 27 januari 2021 blijkt dat verzoeker opmerkt dat [naam] acteert. Vervolgens vraagt de rechter verzoeker waarom verzoeker zelf niet ook zou acteren als hij [naam] een dergelijk verwijt maakt. Hieruit volgt, zoals de rechter ook heeft aangevoerd, dat de opmerking van de rechter slechts spiegelend is bedoeld. Een dergelijke opmerking is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van vooringenomenheid van de rechter.
Verzoeker heeft verder nog aangevoerd dat hij tijdens de zitting minder dan [naam] en haar advocaat de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunten toe te lichten. Verzoeker verwijst daarbij naar het proces-verbaal. De wrakingskamer volgt verzoeker niet. In de eerste plaats is van belang dat het proces-verbaal een zakelijke weergave is van wat partijen tijdens de zitting hebben verklaard. Het is dus geen letterlijke weergave van alles wat er is gezegd. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunten toe te lichten. Dat de rechter verzoeker af en toe heeft onderbroken doet daar niet aan af omdat de rechter een zekere vrijheid heeft als het gaat om de begrenzing van het geschil dat voorligt, in dit geval uitsluitend de zorgregeling met betrekking tot de drie minderjarige kinderen van verzoeker en [naam] .
3.6.
Dit betekent dat het verzoek ongegrond is. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek voor zover het ziet op eerdere zittingen dan de zitting van 27 januari 2021;
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M.W.J. van Elsdingen, voor zover het ziet op de zitting van 27 januari 2021.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. K.J. Bezuijen en mr. N. Doorduijn, rechters en is uitgesproken door mr. K.J. Bezuijen in het openbaar op 23 februari 2021 in tegenwoordigheid van mr. P. Blijleven, griffier. Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing ondertekend door mr. K.J. Bezuijen.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen