Op 17 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontucht met een minderjarige, geboren op 2005. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en een gevangenisstraf van twee maanden. Tijdens de zitting op 3 februari 2021 werd het bewijs besproken, waarbij de verklaringen van het slachtoffer en getuigen aan de orde kwamen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, hoewel consistent, onvoldoende steun vonden in ander bewijs. De verklaringen van getuigen waren afkomstig uit dezelfde bron en boden geen onafhankelijk bewijs. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende en onafhankelijk bewijs in strafzaken, vooral bij beschuldigingen van seksuele misdrijven.