Op 23 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van de feiten die hem ten laste waren gelegd, waaronder openlijke geweldpleging op 12 november 2020 in Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat er twee tegenstrijdige versies waren van de gebeurtenissen, waarbij de verklaringen van getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen tegen de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen geweld had gebruikt en niet betrokken was bij de geweldshandelingen van zijn medeverdachten.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partijen begroot op nihil. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.