ECLI:NL:RBROT:2021:1570

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
10/702009-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel binnendringen en ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar handelingen die plaatsvonden tussen 10 augustus 2009 en 24 juni 2012, waarbij de aangeefster op dat moment nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de handelingen, die plaatsvonden in het kader van een 'vadertje en moedertje'-spel, voor de betrokkenen op dat moment geen seksuele betekenis hadden. De verdachte was elf jaar oud en de aangeefster acht jaar oud. De rechtbank concludeerde dat de handelingen niet als seksueel binnendringen of ontuchtig konden worden gekwalificeerd, omdat er geen sprake was van dwang of een onvrijwillige deelname van de aangeefster. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde handelingen. De verdachte werd daarom vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/702009-20
Datum uitspraak: 25 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.R. Weening, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit onderzoek is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 11 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf voor de duur van 120 uur, waarvan 40 voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich dient te melden bij Reclassering Nederland en dat verdachte meewerkt aan een zedenconvenant;
  • met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4..Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging is van mening dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging.
Door de verdediging is voorafgaand aan de zitting herhaaldelijk aan de officier van justitie verzocht om de zaak te seponeren, De officier van justitie heeft dit verzoek niet ingewilligd. De raadsman bepleit de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie vanwege het feit dat de ten laste gelegde handelingen jaren geleden plaatsvonden in het kader van seksueel experimenteergedrag door twee kinderen. Ondanks het leeftijdsverschil was geen sprake van overwicht vanuit de verdachte op de aangeefster. Zij hadden circa dezelfde lichaamslengte en de verdachte functioneerde in die periode beneden zijn kalenderleeftijd. Het lijkt erop dat de aangeefster de aangifte heeft gedaan in het kader van haar eigen psychische problematiek. Dit therapeutische argument is onvoldoende rechtvaardiging voor strafrechtelijke vervolging, met name afgezet tegen de consequenties voor de verdachte. Op grond hiervan bepleit de verdediging om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de gehele vervolging, althans in ieder geval in de periode 10 augustus 2009 tot en met 24 juni 2012, omdat de verdachte zeker in die periode nog erg jong was.
4.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Het Openbaar Ministerie heeft de bevoegdheid zelfstandig te beslissen of vervolging moet plaatsvinden. Alleen indien er sprake is van willekeur of anderszins strijdigheid met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur bestaat aanleiding het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarvan is hier geen sprake.
4.3.
Beoordeling
De bevoegdheid tot het nemen van een vervolgingsbeslissing ligt ingevolge artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering bij de officier van justitie. De rechter kan de vervolgingsbeslissing van het Openbaar Ministerie slechts marginaal toetsen. Niet gesteld kan worden dat het Openbaar Ministerie in dit geval, bij afweging van alle belangen in redelijkheid niet tot de vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen. De rechtbank verwerpt daarom het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
4.4.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5..Motivering vrijspraak

5.1.
Vrijspraak feiten 1 en 2
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Onder feit 1 is de periode ten laste gelegd tot aan de twaalfde verjaardag van de aangeefster.
In de onder feit 2 ten laste gelegde periode had de aangeefster wel de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaar bereikt.
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zowel voor als na haar twaalfde jaar heeft de verdachte seksuele handelingen bij de aangeefster verricht. De aangifte van de aangeefster wordt deels ondersteund door de verklaring van de verdachte en eveneens door de verklaring van het zusje van de verdachte, [naam zusje verdachte] . [naam zusje verdachte] heeft verklaard dat zij de verdachte en de aangeefster samen naakt in bed heeft zien liggen en zij heeft verteld wat zij tussen hen heeft waargenomen. De verdachte heeft ook erkend dat hij over en in de onderbroek van de aangeefster heeft gewreven en dat hij in een opdrukhouding boven de aangeefster heeft gelegen waarbij hij met zijn penis over de vagina van de aangeefster heeft gewreven.
Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie ook verklaard dat hij met zijn vingers tussen de schaamlippen van de aangeefster heeft gewreven. Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad is ook bij het wrijven tussen de schaamlippen sprake van seksueel binnendringen als bedoeld in artikel 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht. De ten laste gelegde handelingen, waaronder het seksueel binnendringen zijn door de verdachte gepleegd in Barendrecht en op de camping in Ermelo. De officier van justitie vindt niet bewezen dat de seksuele handelingen ook in Frankrijk hebben plaatsgevonden. Van dit onderdeel moet de verdachte worden vrijgesproken.
5.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. De verdachte erkent met de kennis van nu dat hij de seksuele handelingen destijds niet met de aangeefster had moeten verrichten. De verdachte was echter in de veronderstelling dat de aangeefster geen bezwaar had tegen deze seksuele handelingen. Het was voor beiden experimenteergedrag.
5.1.3.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld, of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster toen zij nog geen twaalf jaar oud was, dan wel dat hij in die periode ontuchtige handelingen heeft gepleegd (feit 1) alsmede of hij in de periode voor haar zestiende jaar handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen, dan wel dat hij in die periode ontuchtige handelingen heeft verricht (feit 2). De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, en in het bijzonder de verklaringen van de verdachte bij de politie, volgt dat de verdachte herhaaldelijk met zijn vinger tussen de schaamlippen van de aangeefster heeft gewreven. Daarmee is, in lijn met vaste rechtspraak van de Hoge Raad, sprake van het binnendringen van het lichaam van de aangeefster.
Voor de vraag of dit binnendringen een seksuele strekking heeft is mede van belang de subjectieve beleving van zowel het slachtoffer als de dader ten tijde van het feit. In dit verband is het volgende van belang.
De betrokkenen waren destijds bij aanvang zeer jong. De verdachte was elf jaar oud, de aangeefster was acht jaar oud. Zij waren neef en nicht van elkaar en speelden wekelijks samen. De ten laste gelegde handelingen hebben in overwegende mate plaatsgevonden in het kader van een ‘vadertje en moedertje’-spel, waarover niet alleen de verdachte en aangeefster verklaren, maar ook het bij dat spel betrokken zusje van de verdachte. De handelingen waren ingebed in dat spel en maakten daar een onderdeel van uit. Uit de verschillende verklaringen en uit wat er ter zitting is besproken blijkt dat er sprake was van experimenteergedrag van kinderen in een pre-puberale leeftijd. Dat daarbij sprake was van dwang, althans dat het de verdachte duidelijk had moeten zijn dat de deelname van de aangeefster onvrijwillig zou zijn, blijkt niet uit het dossier. De interesse voor dit spel lijkt enerzijds gevoed door verhalen van leeftijdsgenoten en een ongevraagde confrontatie met porno op de computer en is anderzijds niet getemperd of begrensd door een gebrek aan elke vorm van seksuele voorlichting.
Alhoewel de verdachte en de aangeefster daarmee wel seksuele handelingen hebben nagebootst, volgt uit het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank dat de handelingen op dat moment voor de jeugdige betrokkenen met hun leeftijdsadequate ontwikkelingsniveau, niet die seksuele betekenis en lading had die volwassenen en geslachtsrijpe minderjarigen daaraan geven. Het binnendringen had daarom voor de betrokkenen ten tijde van de tenlastegelegde feiten geen seksuele strekking. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde seksueel binnendringen.
De verdachte zal eveneens worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde ontucht, nu uit het voorgaande volgt dat die handelingen geen ontuchtig karakter hadden.
Ten aanzien van feit 2
Uit het dossier volgt dat de handelingen met name hebben plaatsgevonden toen de aangeefster de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt. Het enige incident dat in het dossier is omschreven dat heeft plaatsgevonden nadat de aangeefster twaalf jaar is geworden, betreft het incident op de camping in Frankrijk. Met de officier is de rechtbank echter van oordeel dat voor die gebeurtenis onvoldoende bewijs voorhanden is. Nu daarmee niet kan worden vastgesteld dat de betreffende handelingen in de ten laste gelegde periode hebben plaats gevonden, moet de verdachte worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
5.1.4.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maken deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.N. Melkert en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2021.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen,
in of omstreeks de periode van 10 augustus 2009 tot en met 24 juni 2012 te
Barendrecht en/of Ermelo, althans in Nederland en/of Frankrijk,
met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000, die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die
(mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer]
, immers heeft verdachte
- meermalen met zijn vinger(s) en/of mond haar schaamstreek betast, en/of
- meermalen met zijn vinger(s) en/of mond haar borsten betast, en/of
- meermalen zijn vinger(s) en/of mond tussen haar schaamlippen gebracht,
en/of
- meermalen met zijn penis haar schaamstreek en/of billen betast, en/of
- meermalen met zijn penis tussen haar schaamlippen en/of haar bilspleet
gewreven;
artikel 244 Wetboek van Strafrecht
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen,
in of omstreeks de periode van 10 augustus 2009 tot en met 24 juni 2012 te
Barendrecht en/of Ermelo, althans in Nederland en/of Frankrijk,
meermalen, althans eenmaal,
met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte
- meermalen met zijn vinger(s) en/of mond haar schaamstreek betast, en/of
- meermalen met zijn vinger(s) en/of mond haar borsten betast, en/of
- meermalen met zijn penis haar schaamstreek en/of billen betast;
Artikel 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen,
in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2014 te
Barendrecht, althans in Nederland en/of Frankrijk,
met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die
(mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft
verdachte
- meermalen met zijn vinger(s) en/of penis haar schaamstreek en/of billen
betast, en/of
- meermalen met zijn vinger(s) en/of penis tussen haar schaamlippen en/of
haar bilspleet gewreven;
Art. 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen,
in of omstreeks de periode van 25 juni 2013 tot en met 24 juni 2014 te
Barendrecht, althans in Nederland en/of Frankrijk,
meermalen, althans eenmaal,
met [naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2000, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte
- meermalen met zijn vinger(s) en/of zijn penis over haar schaamstreek en/of
billen gewreven;
art 247 Wetboek van Strafrecht