ECLI:NL:RBROT:2021:1566

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
8742236 CV EXPL 20-31191
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis bewijsopdracht in civiele procedure tussen eiser en gedaagde met betrekking tot onbetaalde facturen

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, vordert eiser dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.715,72, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Eiser heeft werkzaamheden uitgevoerd voor gedaagde en stelt dat gedaagde drie facturen nog niet heeft betaald. Gedaagde erkent de facturen, maar stelt dat een deel van de vorderingen reeds is voldaan en dat er een verrekening moet plaatsvinden met een eigen vordering op eiser. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde erkend dat zij een specifieke factuur nog moet betalen, maar betwist dat de andere facturen deels zijn voldaan. De kantonrechter heeft gedaagde toegelaten om bewijs te leveren van haar stelling dat de facturen gedeeltelijk zijn voldaan. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij gedaagde de mogelijkheid heeft om bewijsstukken te overleggen of getuigen te horen. De rechter heeft duidelijke instructies gegeven over de procedure voor het indienen van bewijs en het horen van getuigen. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor verdere uitlating door gedaagde over het bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8742236 CV EXPL 20-31191
uitspraak: 15 januari 2021
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: Van Houwelingen & Partners, Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door: [naam persoon 1] , bestuurder.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van 1 september 2020, met bijlagen;
 de conclusie van antwoord, met bijlagen;
 de aantekeningen van de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 18 november 2020 via beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.
Het vonnis is bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 7.715,72, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 5.995,00 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
[eiser] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden bij een klant van [gedaagde] uitgevoerd. [eiser] vordert nakoming van de betalingsverplichting die voortvloeit uit de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] moet nog drie facturen betalen.
2.3
[gedaagde] heeft de juistheid van de gevorderde facturen erkend, maar heeft tevens gesteld dat de vorderingen reeds (gedeeltelijk) zijn voldaan. Een deel van de vordering is volgens [gedaagde] door haar klant rechtstreeks aan [eiser] voldaan en daarnaast heeft [gedaagde] nog een vordering van € 1.306,80 op [eiser] , die verrekend dient te worden met de vorderingen van [eiser] . Het (na verrekening) nog openstaande bedrag kan [gedaagde] door betalingsonmacht niet betalen en zij wenst daarvoor in overleg te treden met [eiser] om een regeling te treffen.

3..De beoordeling

3.1
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] erkend dat zij factuur 014-2018 ten bedrage van € 1.265,00 nog moet betalen. De door haar gestelde financiële problemen ontslaan [gedaagde] niet uit haar betalingsverplichting jegens [eiser] . Dit deel van de vordering is dus toewijsbaar.
3.2
Met betrekking tot de facturen 015-2018 en 020-2018 van in totaal € 4.730,00 stelt [gedaagde] dat de verschuldigde bedragen deels contant zijn voldaan door haar klant, te weten door de heer [naam persoon 2] . [gedaagde] weet niet welk bedrag precies is voldaan, maar het nog openstaande bedrag dient vervolgens verrekend te worden met haar vordering van € 1.306,80. Het dan nog resterende bedrag wenst [gedaagde] in termijnen te betalen. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling erkend dat hij de vordering van [gedaagde] nog dient te voldoen en dat het bedrag van € 1.306,80 verrekend mag worden met zijn vordering.
3.3
[eiser] heeft betwist dat de facturen 015-2018 en 020-2018 deels voldaan zijn door de klant van [gedaagde] . Gezien deze betwisting ligt het op de weg van [gedaagde] om haar (bevrijdende) verweer nader te onderbouwen. Ter zitting heeft [gedaagde] aangeboden bewijs te leveren van de contante betaling door de heer [naam persoon 2] . Naar aanleiding hiervan zal de kantonrechter [gedaagde] toelaten tot het leveren van bewijs van haar stelling.
3.4
De zaak zal voor de bewijslevering worden verwezen naar de rol zoals hierna is bepaald. Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium aangehouden.

4..De beslissing

De kantonrechter
:
 laat [gedaagde] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de facturen 015-2018 en 020-2018 van [eiser] van in totaal € 4.730,00 (gedeeltelijk) zijn voldaan door betalingen;
 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 2 februari 2021 om 13:30 uurvoor uitlating door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel;
 wijst [gedaagde] erop dat de akte in tweevoud ingestuurd moet worden en uiterlijk de dag vóór de rolzitting om 12.00 uur door de rechtbank ontvangen moet zijn; de akte mag tijdelijk ook per e-mail worden ingediend (kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl). [gedaagde] kan het processtuk ook zelf afgeven of door een gemachtigde laten afgeven tijdens de rolzitting;
 bepaalt dat indien [gedaagde] geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen;
 bepaalt dat [gedaagde] , indien zij
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden februari tot en met april 2021 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
 bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese en uitgesproken door mr. S.H. Poiesz ter openbare terechtzitting.
43416