Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
,tezamen met het paardenboekje van [naam paard] , en heeft het bedrag van € 3.000,00 in ontvangst genomen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, de koopster van een paard, en gedaagde, de verkoper. Eiseres stelt dat het paard lijdt aan een stalgebrek, ook wel 'weven' genoemd, en dat de verkoper heeft verzwegen dat het paard gebreken had. De koopovereenkomst zou daarom vernietigd zijn op grond van bedrog of dwaling. Eiseres vordert onder andere terugbetaling van de koopsom van € 3.000,- en schadevergoeding voor stallings- en verzorgingskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke koopovereenkomst is en dat de contractpartij niet kan worden vastgesteld. Dit betekent dat er nadere bewijslevering nodig is, wat niet mogelijk is in een kort geding. De vorderingen van eiseres zijn daarom afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die in persoon procedeerde.
De procedure begon met een dagvaarding op 7 januari 2020, en de mondelinge behandeling vond plaats op 18 januari 2021. Tijdens de zitting is gebleken dat gedaagde een schriftelijk antwoord had ingediend, maar dit was niet tijdig aan de kantonrechter gepresenteerd. De kantonrechter heeft de uitspraak op 1 februari 2021 gedaan, waarbij hij de vorderingen van eiseres afwees en haar in de proceskosten heeft veroordeeld. De zaak illustreert de complexiteit van mondelinge overeenkomsten en de noodzaak van bewijs in civiele procedures.