Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. De eiseres, Zilveren Kruis, vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 50,75, dat voortkwam uit een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde had in 2020 maandelijks een premie van € 125,45 verschuldigd, maar had nagelaten de premies voor februari en maart 2020 te betalen. Na een dagvaarding en een deelbetaling van de gedaagde, resteerde er nog een bedrag van € 50,75. De gedaagde voerde aan dat zij het volledige bedrag inmiddels had betaald, maar kon dit niet voldoende onderbouwen met bewijsstukken.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde haar verweer onvoldoende had onderbouwd en dat de vordering van Zilveren Kruis toewijsbaar was. De rechter wees de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toe, omdat de gedaagde niet had betwist dat zij een aanmaning had ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat de betaling van € 250,90 die de gedaagde had gedaan, eerst in mindering moest worden gebracht op de verschenen rente en de incassokosten, waarna het openstaande bedrag van € 50,75 resteerde. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op een totaal van € 469,09.
De beslissing van de kantonrechter werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde het bedrag onmiddellijk moest betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep.