In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van handel in harddrugs, voorbereidingshandelingen en het voorhanden hebben van harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen in het dossier uitsluitend in de richting van de medeverdachten wijzen. De verdachte had verklaard dat hij alleen handelde, maar deze verklaring werd door de rechtbank ongeloofwaardig geacht, mede gezien de verklaringen van de medeverdachten en de in beslag genomen goederen. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.