ECLI:NL:RBROT:2021:1545

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
10/750266-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan drugshandel en witwassen met gebruik van woning

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan de handel in harddrugs en witwassen. De verdachte had haar woning ter beschikking gesteld aan haar (ex-)partner en medeverdachten, die zich bezighielden met drugshandel via het darkweb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de drugshandel en dat er harddrugs in haar woning waren opgeslagen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar werd schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de handel in harddrugs en het voorhanden hebben daarvan, evenals aan het medeplegen van witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de drugshandel en dat zij betrokken was bij het verbergen van de criminele herkomst van geldbedragen en goederen. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid onderzoek op verschillende terechtzittingen en op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750266-18
Datum uitspraak: 24 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 23 november 2018, 31 januari 2019, 29 maart 2019, 9 maart 2020, 10 september 2020, 25 januari 2021 en 27 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur met aftrek van voorarrest, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair, 2 primair en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich als medepleger bezig heeft gehouden met voorbereidingshandelingen ten aanzien van het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van drugs. Zij heeft haar woning ter beschikking gesteld aan anderen, waaronder haar (ex-)partner, medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die zich bezig hielden met drugshandel. In haar woning is een ruimte als postkamer ingericht, die direct bij betreding van de woning zichtbaar is. De verdachte heeft wetenschap gehad van die voorbereidingshandelingen van handel in harddrugs en derhalve heeft zij daarop het opzet gehad. De verklaring van de verdachte dat zij daarvan niets wist is niet aannemelijk. Bij het drugspand zijn tevens meerdere personen gezien die zich bezighielden met het naar binnen dragen van kartonnen dozen. De verdachte is dus niet de enige geweest die zich bezig heeft gehouden met de ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.
4.2.2.
Beoordeling
In het strafdossier zijn geen bewijsmiddelen voorhanden die wijzen op een concrete betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereidingshandelingen. Dat de verdachte haar woning ter beschikking heeft gesteld aan haar (ex-)partner [naam medeverdachte 1] en zijn medeverdachte(n) is van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking en kan in dit verband daarom niet leiden tot medeplegen van die voorbereidingshandelingen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair
4.3.1.
Standpunt verdediging
Niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte in de ten laste gelegde periode opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door haar woning aan de [adres 1] ter beschikking te stellen aan haar (ex-)partner [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] voor de overdracht en/of opslag van verdovende middelen.
In het dossier zijn geen bewijsmiddelen aanwezig waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte wetenschap had van de drugshandel vanuit de woning en van de verdovende middelen in de woning. Evenmin heeft zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat haar woning zou worden gebruikt voor de handel en of opslag van harddrugs. De enkele vaststelling dat zij haar woning ter beschikking had gesteld aan [naam medeverdachte 1] en zijn medeverdachte(n) is daarvoor onvoldoende.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij niet uitgaat van de verklaringen van [naam medeverdachte 3] bij de politie dat hij degene was die de (online) drugshandel dreef, omdat hiervoor ieder objectief bewijs in het dossier ontbreekt. De rechtbank heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 3] dan ook integraal vrijgesproken.
Aangezien de woning [adres 1] op naam van de verdachte staat, zal de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte onderzoeken voor wat betreft hetgeen met betrekking tot dit adres ten laste is gelegd. Van de overige onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op de handel en opslag van harddrugs aan [adres 2] wordt de verdachte vrijgesproken, omdat daarvoor geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 november 2017 werd door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie verstrekt dat [naam medeverdachte 1] samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] betrokken zou zijn bij de handel in verdovende middelen via het darkweb die werden betaald in bitcoins en dat deze handel werd gedreven vanaf het adres [adres 1] . Deze informatie strookte met de aangifte van de verdachte van 14 augustus 2017 waarin zij verklaarde te vermoeden dat haar (ex-)partner [naam medeverdachte 1] in de drugshandel zat. Deze TCI-melding heeft geleid tot het onderzoek Lucht en tot de aanhouding van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] op het adres [adres verdachte] en van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] op het adres [adres 2] .
Aangetroffen goederen
Bij doorzoeking van de woning aan [adres 1] werd een grote hoeveelheid verdovende middelen en enveloppen met inhoud voorzien van een logo en adressen in binnen- en buitenland aangetroffen, alsmede gegevensdragers waaronder mobiele telefoons en usb-sticks, laptops en tablets. Verder werden nog versnijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal, weegschalen, labels, labelprinters en een vacuümmachine aangetroffen. De verbalisanten relateren tijdens die doorzoeking dat een van de ruimtes in de woning de indruk wekte te zijn ingericht als postkamer.
Harddrugs in de woning aanwezig?
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de in de woning [adres 1] aangetroffen goederen er telkens een link kan worden gelegd naar de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] . Daar komt bij dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen meer is dan een gebruikershoeveelheid. Deze verdovende middelen zijn indicatief getest en het NFI heeft een aantal monsters daarvan onderzocht. De resultaten van dat onderzoek in samenhang bezien met de indicatieve testen ten aanzien van de overige in beide woningen aangetroffen brokken/poeder/substanties zijn voldoende voor het bewijs dat die harddrugs bevatten.
Bedoeld voor handel in harddrugs?
De rechtbank is van oordeel dat, mede in aanmerking genomen dat [naam medeverdachte 1] noch [naam medeverdachte 2] een plausibele verklaring hebben gegeven over de combinatie van voornoemde goederen en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, het niet anders kan zijn dan dat in de woning [adres 1] harddrugs lagen opgeslagen en dat deze waren bedoeld voor het handelen daarin.
Betrokkenheid verdachte
De verklaring van de verdachte dat zij weliswaar haar woning ter beschikking had gesteld aan haar de medeverdachte [naam medeverdachte 1] , maar niet wist wat zich in de woning afspeelde en dat de getapte gesprekken met [naam medeverdachte 1] slechts gingen over haar uitkering, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Uit de getapte gesprekken kan worden afgeleid dat de verdachte papieren regelde, dat zij op verzoek van [naam medeverdachte 1] moest regelen dat [naam medeverdachte 3] op haar adres kon worden ingeschreven en dat zij ook wel eens bij de woning werd geroepen om te voorkomen dat inspecteurs van de gemeente de woning zouden betreden en zij de hiervoor omschreven goederen zouden aantreffen. Zij wilde bovendien weten of de woning was opgeruimd.
Gelet op al deze vastgestelde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, kan het niet anders dan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat vanuit haar woning werd gehandeld in harddrugs. Deze omstandigheden maken dat de verdachte zich ervan bewust moet zijn geweest dat die harddrugs ook in haar woning waren opgeslagen. Zij heeft daartoe opzettelijk gelegenheid verschaft door het ter beschikking stellen van haar woning. Het handelen van de verdachte is derhalve te kwalificeren als medeplichtigheid aan de handel in en opslag van harddrugs.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest tot de handel in harddrugs en het voorhanden hebben daarvan. De verweren worden verworpen.
4.4.
Bewijswaardering feit 4
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Op het adres [adres 2] , het adres waar haar medeverdachte [naam medeverdachte 2] woont, is chartaal geld aangetroffen. Op het adres [adres verdachte] , het adres waar de verdachte verbleef en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] stond ingeschreven, is eveneens chartaal geld aangetroffen. Daarnaast zijn daar twee horloges en een Vespa-scooter aangetroffen. De legale financiële middelen van de verdachte en haar medeverdachten zijn onvoldoende om een dergelijk vermogen en luxe goederen te kunnen vergaren. De verdachte heeft daaromtrent geen concrete en min of meer verifieerbare en een op niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij het geldbedrag dat in de woning aan [adres 2] is aangetroffen. De verdachte heeft geen wetenschap gehad van de niet legale herkomst en kan derhalve niet als medepleger worden aangemerkt.
Er is voorts onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte wist dan wel vermoedde dat het in haar woning aangetroffen geld en de goederen een criminele herkomst hadden. Zij had voorts geen wetenschap van de aanwezigheid van dat geld en die goederen in de woning, zodat zij evenmin daarover enige beschikkingsmacht heeft kunnen hebben.
Uit het dossier blijkt voorts niet van enige gedraging van de verdachte gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst ervan, zodat haar gedragingen niet kunnen worden gekwalificeerd als witwassen als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, dan wel dient zij te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
4.4.3.
Beoordeling
De officier van justitie heeft op de zitting gerequireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van witwassen zonder brondelict. De rechtbank zal derhalve eerst onderzoeken of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorhanden en/of omzetten en/of overdragen van de bedragen en de goederen die op het adres [adres verdachte] zijn aangetroffen en vervolgens of sprake is geweest van een gewoonte. Van de overige onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op witwassen van geldbedragen aan [adres 2] wordt de verdachte vrijgesproken, omdat daarvoor geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn.
Juridisch kader vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat zij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat concrete aanwijzingen voor een legale herkomst van de in de tenlasteleggingen bedoelde geldbedragen en goederen ontbreken. Daarnaast voldoen de feiten en omstandigheden waaronder deze in het onderzoek Witwassen en onderzoek Lucht inbeslaggenomen geldbedragen en voorwerpen voorhanden van de verdachte en zijn medeverdachte zijn geweest, onmiskenbaar aan de zogenoemde typologieën van witwassen.
In de woning [adres verdachte] is een geldbedrag van € 24.000,- aangetroffen alsmede twee dure horloges van de merken Hublot en Rolex. Het is evident dat die niet verklaard kunnen worden uit de geregistreerde legale inkomsten van de verdachte en haar medeverdachte [naam medeverdachte 1] , die allebei een uitkering ontvingen. Het geldbedrag bestond daarnaast uit coupures van vijfhonderd euro. Deze lagen in een ruimte onder het onderste stootbord van de trap. Dat stootbord was bekleed met vloerbedekking waardoor de ruimte niet direct zichtbaar was. Het op deze manier bewaren van grote hoeveelheden chartaal geld is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s. De bereidheid om die risico’s te lopen duidt op de wens om de herkomst van het geld te verbergen. Daarnaast zijn coupures van € 500,-in het legale economische verkeer niet gangbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze coupures veelal in het criminele circuit worden gebruikt.
Gelet op al deze omstandigheden is er zonder meer sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van (gewoonte)witwassen van de onder 4 ten laste gelegde voorwerpen en bedragen.
Verklaring van de verdachte en oordeel van de rechtbank
Van de verdachte mag vervolgens verwacht worden dat zij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van het vermogen, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Met betrekking tot de scooter heeft de verdachte verklaard dat deze was aangekocht door de broer van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Het openbaar ministerie heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van die scooter. Uit dat onderzoek volgt niet dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat deze een legale herkomst heeft. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
Met betrekking tot de horloges heeft de verdachte verklaard dat de medeverdachte [naam medeverdachte 1] deze heeft aangeschaft met geld van de bruidsschat. Hoewel zij deze verklaring eerst ter zitting van 25 januari 2021 heeft gegeven en deze reeds daarom niet concreet en verifieerbaar is, is de rechtbank van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen aanwezig zijn waaruit onomstotelijk blijkt dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de horloges. De verdachte zal daarom ook van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het ten laste gelegde geldbedrag heeft de verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat dit geldbedrag middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte daarvan wist. Immers, uit getapte gesprekken volgt dat de verdachte werd geïnstrueerd door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] om dingen uit het zicht onder de trap te leggen en dat zij door hem gewezen werd op de aanwezigheid van een groot geldbedrag in de woning en dat zij daarom het raam van de woning moest sluiten. Het opzet van de verdachte is daarmee gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld. Het handelen van de verdachte vond plaats in nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte 1] , aldus is sprake van medeplegen.
Het dossier bevat gelet op het voorgaande onvoldoende aanknopingspunten op basis waarvan kan worden geoordeeld dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen. De verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging eveneens worden vrijgesproken.
4.4.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde onder 4 onderdeel b is wettig en overtuigend bewezen. De verweren worden verworpen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4b) ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
subsidiair:
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt
gebruikershoeveelheden cocaïne en heroïne en MDMA, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende, cocaïne en heroïne en MDMA, zijnde cocaïne en heroïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
bij het plegen van welk
emisdrijvenzij, verdachte, in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam opzettelijk gelegenheid, heeft verschaft door haar woning aan de [adres 1] ter beschikking te stellen aan die [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] voor de opslag en overdracht van verdovende middelen;
2
subsidiair:
[naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] op 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 1] , tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 1396,5 gram (zijnde 1344 gram en 52,5 gram adres de [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 1230 gram (zijnde 1140 gram en 90 gram adres de [adres 1]
), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 873,9 gram (zijnde 858,8 gram en/of 15,1 gram adres de [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde heroïne en cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst
bij het plegen van welk
emisdrijven zij, verdachte, op 25 juni 2018 in Rotterdam opzettelijk gelegenheid, heeft verschaft door haar woning en aan de [adres 1] ter beschikking te stellen voor de opslag van verdovende middelen;
4.
zij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
b)
een voorwerp, te weten één geldbedrag van 24.000
euroadres [adres verdachte]
heeftvoorhanden gehad, terwijl zij, verdachte, en haar mededader wisten, althans, redelijkerwijs hadden kunnen vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
De bewezen feiten leveren op:

1..subsidiair:

medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2..subsidiair:

medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;

4.
medeplegen van witwassen.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk verschaffen van de gelegenheid tot het handelen in en opslag van harddrugs door haar woning hiervoor ter beschikking te stellen. Met haar handelen heeft de verdachte eraan bijgedragen dat het verhandelen van harddrugs werd vergemakkelijkt. Harddrugs vormen niet alleen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid, het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving. Onder meer vanwege de veelal daarmee gepaard gaande criminaliteit en overlast.
Verder heeft de verdachte zich samen met haar (ex-)partner schuldig gemaakt aan witwassen van een bedrag van in totaal ruim € 24.000,-. Het geld werd bewaard in een verborgen ruimte onder de trap van de woning waar de verdachte samen met haar (ex-)partner verbleef. Door dit handelen heeft de verdachte met haar (ex-)partner opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. De verdachte lijkt zich daar niet over te hebben bekommerd. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft hiermee in het nadeel noch in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 januari 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport, doch weegt de inhoud daarvan niet mee in het voor- of nadeel van de verdachte omdat de daarin beschreven situatie niet langer actueel is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te noemen duur passend en geboden. Omdat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet zij aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:,
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 48, 49, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4b ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
192 (honderdtweeënnegentig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
96 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, en/of in Frankrijk en/of Italië en/of het Verenigd Koninkrijk en/of de Verenigde Staten en/of elders in Europa en/of de wereld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, (telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- 51 plastic verpakkingen, met daarin een totale weeghoeveclheid van ongeveer 159 gram, in elk geval (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of afleidingen, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, (telkens) dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hebbende zij en/of haar mededader(s):
-de voornoemde plastic verpakkingen met voornoemde inhoud in enveloppen gedaan
en/of laten doen en/of
-de enveloppen gelabeld en/of laten labelen met adresstickers met als bestemming(en): Nederland en/of Frankrijk en/of Italië en/of het Verenigd Koninkrijk en/of Verenigde Staten en/of Duitsland en/of België en/of Polen en/of Canada en/of Australië en/of Tsjechië en/of Slowakije en/of Oostenrijk en/of
-de enveloppen, waarvan alle/meerdere waren dichtgeplakt, (laten) voorzien van (een) logo(s) van (een) (bestaand(e)) bedrij(f)(ven) en/of (laten) voorzien van (voldoende) postzegels en/of met (een) retouradres(sen) in Nederland;
Subsidiair, voorzover het Vorenstaande niet tot een veroordeling mocht .of, zou
kunnen leiden;
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de période van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
één of meerdere (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende, cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
bij/tot het plegen van welk misdrij(f)(ven) zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) haar woning en/of kamer(s) aan de [adres 1] ter beschikking te stellen aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] voor de opslag en/of overdracht van verdovende middelen;
2.
Zij op of omstreeks 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 1] en/of [adres 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 1412 gram (zijnde 1344 gram en/of 52,5 gram adres de [adres 1] en/of 15,5 gram adres [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1244,9 gram (zijnde 1140 gram en/of 90 gram adres de [adres 1] en/of 14,9 gram adres [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 877 gram (zijnde 858,8 gram en/of 15,1 gram adres de [adres 1] en/of 3,1 gram adres [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht o£ zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 2] op o£ omstreeks 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 1396,5 gram (zijnde 1344 gram en/o£ 52,5 gram adres de [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1230 gram (zijnde 1140 gram en/o£ 90 gram adres de [adres 1]
), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 873,9 gram (zijnde 858,8 gram en/o£ 15,1 gram adres de [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde heroïne en/o£ cocaïne en/of MDMA (telkens) een o£ meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst
bij/tot het plegen van welk misdrij(f)(ven) zij, verdachte, op of omstreeks 25 juni 2018 in Rotterdam (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door (telkens) haar woning en/o£ kamer(s) aan de [adres 1] ter beschikking te stellen voor de opslag en/o£ overdracht van verdovende middelen;
3.
zij op één o£ meerdere tijdstippen in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
-(telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
-(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
-(telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens)
-enveloppen en/of adresstickers en/of postzegels en/of labelprinter en/of
-(een) vacuummachine en/of weegapparatuur en/of een geldtelmachine en/of
-ongeveer 1100 gram paracetamol (versnijdingsmiddel)
ter beschikking gesteld en/of voorhanden , gehad,
waarvan verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen - had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
4.
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
a)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) met een totale waarde van in elk geval 16.440 euro adres [adres 2] en/of 24.000 adres [adres verdachte] en/of twee horloges (ter waarde van ongeveer 10.000 euro en ongeveer 8.000 euro en/of een Vespa-scooter,
-de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of
-verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e)'voorwerp(en) was/waren en/of wie voornoemd(e) Voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
b)
(telkens) een of meer voorwerpen), te weten één of meer geldbedrag(en) met een totale waarde van in elk geval 16.440 euro adres [adres 2] en/of 24.000 adres [adres verdachte] en/of twee horloges (ter waarde van ongeveer 10.000 euro en ongeveer 8.000 euro) en/of een Vespa-scooter,
(telkens) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of
gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans, ,i.
redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - '
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
zij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten 16.440 euro op de [adres 2] en/of 24,000 euro op [adres verdachte] ,
Heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten 16.440 euro op [adres 2] en/of 24.000 euro op de [adres verdachte] ,
gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;