ECLI:NL:RBROT:2021:1543

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
10/750014-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in harddrugs via darkweb en voorbereidingshandelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van handel in harddrugs via het darkweb en voorbereidingshandelingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat bij doorzoekingen op verschillende adressen aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne en MDMA, zijn aangetroffen, evenals materialen die gebruikt werden voor de handel in deze drugs. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder witwassen, omdat de verklaringen van de verdachte niet op voorhand onaannemelijk waren en het Openbaar Ministerie onvoldoende onderzoek had gedaan naar de herkomst van het geld. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de handel in harddrugs en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van deze drugs in zijn woning. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 19 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank verklaarde ook verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd, waaronder contant geld en apparatuur die gebruikt was bij de drugshandel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750014-18
Datum uitspraak: 24 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 20 september 2018, 23 november 2018, 31 januari 2019, 29 maart 2019, 9 maart 2020, 10 september 2020, 25 januari 2021 en 27 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak gewoontewitwassen (feit 4)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. Op het adres [adres 1] , het adres waar de verdachte woont, is chartaal geld aangetroffen. Op het adres [adres 2] , het adres waar zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] stond ingeschreven, is eveneens chartaal geld aangetroffen en daarnaast twee horloges en een Vespa-scooter. De legale financiële middelen van de verdachte zijn onvoldoende om een dergelijk vermogen en luxe goederen te kunnen vergaren. De verdachte heeft daaromtrent geen concrete en min of meer verifieerbare en een op niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven.
4.2.2.
Beoordeling
De officier van justitie heeft op de zitting gerequireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van witwassen zonder brondelict. De rechtbank zal derhalve eerst onderzoeken of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en/of omzetten en/of overdragen van de geldbedragen die op het adres [adres 1] zijn aangetroffen. Van de overige onderdelen van de tenlastelegging die zien op witwassen van geldbedragen en goederen aan de [adres 2] wordt de verdachte vrijgesproken, omdat daarvoor geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn.
In de woning van de verdachte zijn verspreid over verschillende plekken contante geldbedragen met een totale waarde van € 16.440,- aangetroffen in 677 biljetten van € 20,-, en 58 biljetten van € 50,-. De omstandigheden dat in de ten laste gelegde periode het inkomen van de verdachte onvoldoende is om zich een dergelijk bedrag aan spaargeld te vergaren, de verdachte vanaf zijn bankrekening nauwelijks enige uitgaven aan levensonderhoud heeft gedaan en er drugs en drugsgerelateerde goederen in zijn woning aanwezig waren, vormen een vermoeden van witwassen met betrekking tot het aangetroffen geldbedrag. De verklaring die de verdachte daar bij de politie tegenover heeft gesteld, namelijk dat hij het geld heeft geleend van zijn zwager voor zijn bruiloft, is echter niet op voorhand hoogst onaannemelijk. Die verklaring is bovendien concreet en verifieerbaar aangezien de verdachte ook de personalia van zijn zwager heeft genoemd en de straat waar deze woont. Het had op de weg van het openbaar ministerie gelegen om dat nader te onderzoeken, maar een dergelijk onderzoek is uitgebleven. Om die reden kan op dit moment niet worden uitgesloten dat het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag van € 16.440,- een legale herkomst heeft.
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1 subsidiair, 2 en 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
In het dossier zijn geen bewijsmiddelen aanwezig waaruit blijkt dat de verdachte als medepleger betrokken is bij de handel in harddrugs via het darkweb, het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe en het voorhanden hebben van harddrugs. Niet hij, maar de medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft deze strafbare feiten gepleegd, zoals [naam medeverdachte 1] zelf bij de politie heeft verklaard. De verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het ten laste gelegde omdat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van de goederen, waaronder harddrugs, in de woning [adres 3] . Bovendien betreft het niet zijn eigen woning, beschikte hij niet over de huissleutels en had hij aldus geen beschikkingsmacht over hetgeen op dat adres is aangetroffen. Dat hij daar wel eens verbleef maakt dat niet anders.
De goederen die in de eigen woning van de verdachte zijn aangetroffen had hij in bewaring voor [bijnaam] . Het enkele in bewaring nemen van goederen, leidt niet tot een bijdrage van zodanig gewicht dat er sprake is van medeplegen. De verdovende middelen die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, zijn slechts indicatief getest. Die indicatieve testen vinden geen steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier, zodat niet vaststaat dat dit daadwerkelijk harddrugs betreffen.
4.3.2.
De beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij niet uitgaat van de verklaringen van [naam medeverdachte 1] bij de politie dat hij degene was die de (online) drugshandel dreef, omdat hiervoor ieder objectief bewijs in het dossier ontbreekt en de rechtbank die verklaringen niet aannemelijk acht. De rechtbank heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 1] dan ook integraal vrijgesproken.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 6 november 2017 werd door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie verstrekt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] betrokken zou zijn bij de handel in verdovende middelen via het darkweb die werden betaald in bitcoins en dat deze handel werd gedreven vanaf het adres [adres 3] . Deze informatie strookte met de aangifte tegen [naam medeverdachte 2] van diens ex-partner Dogan van 14 augustus 2017 waarin zij verklaarde te vermoeden dat [naam medeverdachte 2] in de drugshandel zat. Deze TCI-melding heeft geleid tot het onderzoek Lucht en tot de aanhouding van de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en Dogan op het adres [adres 2] en van de verdachte op het adres [adres 1] .
Uit observaties is gebleken dat [naam medeverdachte 2] en de verdachte onafhankelijk van elkaar aanwezig waren op het adres aan de [adres 3] en dat zij toegang tot die woning hadden, kennelijk omdat zij ieder over huissleutels beschikten.
Bij doorzoeking van de woningen aan [adres 3] en de Molièreweg werden een grote hoeveelheid verdovende middelen en enveloppen met inhoud voorzien van een logo en adressen in binnen- en buitenland aangetroffen, alsmede gegevensdragers waaronder mobiele telefoons en usb-sticks, laptops en tablets. De enveloppen bevatten een A4-papier waaraan de verdovende middelen waren bevestigd. De gegevensdragers bevatten onder meer informatie over accounts op het darkweb waarop drugs werden aangeboden, waaronder (verwijzingen naar) PGP sleutelparen. Op het adres aan [adres 3] was een ruimte ingericht als postkamer en werden verder nog versnijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal, weegschalen, labels, labelprinters en een vacumeermachine aangetroffen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de hoeveelheid verdovende middelen in beide woningen meer is dan een gebruikershoeveelheid en dat daarbij telkens een link kan worden gelegd naar [naam medeverdachte 2] en de verdachte, ook voor wat betreft de in beide woningen aangetroffen goederen. De verdovende middelen zijn indicatief getest en het NFI heeft een aantal monsters daarvan onderzocht. De resultaten van dat onderzoek in samenhang bezien met de indicatieve testen ten aanzien van de overige in beide woningen aangetroffen brokken/poeders/substanties zijn voldoende voor het bewijs dat die alle harddrugs bevatten. De politie hoeft geen onderbouwing te geven met betrekking tot de selectie van de monsters die naar het NFI worden gestuurd. Ook blijkt uit de SIN-nummers dat de monsters uit verschillende bronnen zijn genomen.
De rechtbank is van oordeel dat bij het uitblijven van een plausibele verklaring van de verdachte over de combinatie van voornoemde goederen en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat deze zijn bedoeld voor het handelen in harddrugs en het voorbereiden daarvan en dat de verdachte daarbij, anders dan de verdediging heeft bepleit, als medepleger is betrokken.
De rechtbank is van oordeel, gelet op het voorgaande dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die harddrugs in de woning aan [adres 3] en dat hij daarover eveneens de beschikkingsmacht had. Hoewel het niet de eigen woning van de verdachte betreft, staat wel vast dat de verdachte daar regelmatig verbleef en over huissleutels beschikte. De verdachte heeft de harddrugs op de [adres 3] derhalve als medepleger voorhanden gehad.
De verdachte had ook wetenschap van de aanwezigheid van de harddrugs in de eigen woning, mede in aanmerking genomen dat deze harddrugs op dezelfde wijze en in enveloppen met hetzelfde logo waren verpakt als de harddrugs op het adres [adres 3] . De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de aard van de goederen die hij in bewaring had genomen op verzoek van [bijnaam] , acht de rechtbank dan ook volstrekt ongeloofwaardig. Aangezien die harddrugs in zijn eigen woning zijn aangetroffen, had hij daarover de beschikkingsmacht en heeft hij die aldus voorhanden gehad.
4.3.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair, 2 en 3 is wettig en overtuigend bewezen. De verweren worden verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
subsidiair:
hij in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 3]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
gebruikers hoeveelheden cocaïne en heroïne en MDMA, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende, cocaïne en heroïne en MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA telkenseen middel als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I;
2.
hij op 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 3] en [adres 1] ,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1412 gram (zijnde 1344 gram en/of 52,5 gram adres de [adres 3] en 15,5 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 1244,9 gram (zijnde 1140 gram en/of 90 gram adres de [adres 3] en 111,9 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 877 gram (zijnde 858,8 gram en/of 15,1 gram adres de [adres 3] en 3,1 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde heroïne en cocaïne en MDMA telkens een middelen als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
3.
hij, in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, meermalen tezamen en in vereniging met een ander
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/ cocaïne en MDMA, zijnde heroïne en cocaïne enMDMA,
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
telkens voorwerpen stoffen en gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten of ernstige reden hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader
-enveloppen en adresstickers en postzegels en
eenlabelprinter en
-een vacuummachine en weegapparatuur en een geldtelmachine en
-ongeveer 1100 gram paracetamol (versnijdingsmiddel)
voorhanden gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
subsidiair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen om een feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een aanzienlijke periode samen met een ander gehandeld in harddrugs en voorbereidingshandelingen daartoe verricht. Via het darkweb werd cocaïne, heroïne en MDMA verkocht aan kopers in het binnen- en buitenland. De verdachte heeft in het pand van waaruit de drugs werden verkocht en/of werden bewerkt/versneden grote hoeveelheden van verdovende middelen en versnijdingsmiddelen voorhanden gehad, hetgeen eveneens duidelijk aangeeft dat de handel in harddrugs op grote schaal plaatsvond. De verdachte en zijn medeverdachte hadden in het pand een ruimte ingericht als postkamer en uitgerust met weegschalen, printers, verpakkingspapier, enveloppen, labels en postzegels. Hier werden de bestelde hoeveelheden harddrugs afgewogen en verpakt en gereed gemaakt voor verzending.
De verdachte heeft zich daarbij niet bekommerd om de gezondsheidsrisico’s voor de gebruikers en had er lak aan dat hij de criminaliteit rondom de handel en productie van (synthetische) drugs in stand hield. Bovendien wordt Nederland in de wereld vaak gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve diplomatieke en economische gevolgen van dien. Het handelen van de verdachte bevestigt die aan Nederland toegeschreven rol bijna naadloos. Dat de handel in de beslotenheid van het darkweb plaatsvond, maakt het feit niet minder strafwaardig; de verdachte is een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft hiermee in het nadeel noch in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport maar zal daarmee geen rekening houden in het voor- of nadeel van de verdachte aangezien de daarin beschreven situatie niet langer actueel is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
Het in beslag genomen contant geld dient verbeurd te worden verklaard omdat het is verkregen door de strafbare feiten. Dat daarop conservatoir beslag is gelegd, staat daar niet aan in de weg. De op de beslaglijst vermelde creditcard, telefoons, laptops met toebehoren, hardware wallets om cryptocurrencies gemakkelijk te benaderen en toebehoren om drugs per post te versturen, dienen verbeurd te worden verklaard omdat zij zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten. De twee voorwerpen die drugs bevatten moeten worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
Het is wenselijk dat de beslissing over eventuele verbeurdverklaring van het in beslag genomen contant geld, wordt aangehouden totdat de ontnemingsvorderingen worden behandeld.
De laptop Lenovo (nr 12 op de beslaglijst), de telefoons die nog nieuw in de verpakking zitten (nrs, 7-9, 23-24 en 29 op de beslaglijst) en de Apple iPhone SE (nr. 8 op de beslaglijst), dienen te worden teruggegeven aan de verdachte aangezien niet gebleken is dat die bij het plegen van de strafbare feiten zijn gebruikt.
8.3.
Beoordeling
De verdachte zal worden vrijgesproken en niet worden veroordeeld wegens een strafbaar feit met betrekking tot het geldbedrag van € 16.440,-. Dit betekent dat daarmee niet is voldaan aan het vereiste voor verbeurdverklaring dat is opgenomen in artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal een last tot teruggave aan de verdachte geven als degene bij wie het geldbedrag in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Deze beslissing laat onverlet het op dit geldbedrag rustende conservatoir beslag.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons (nrs. 7-9, 22-24 en 29 op de beslaglijst) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Aangezien deze nog nieuw in de verpakking zaten, staat daarvan vast dat deze niet zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten.
De in beslag genomen voorwerpen die drugs bevatten, zijnde het sigarettenpakje met poeder en brokken en de envelop met wit en bruin poeder (nrs. 30 en 31 op de beslaglijst) zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.
De overige voorwerpen die op de beslaglijst zijn vermeld, zullen worden verbeurdverklaard. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van negentien (19) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feiten 1 primair, 2 primair en 3:
6 1.00 STK Creditcard VIABUY;
10 1.00 STK Computer Kl:zilver APPLE Macbook Serienr [nummer 1] - Macbook Pro;
11 1.00 STK Computer APPLE Lader horende bij Macbook pro;
12 1.00 STK Computer K1:zilver LENOVO Yoga Serienr [nummer 2] ;
13 1.00 STK Simkaart LYCA MOBILE;
14 1.00 STK Modem TP-Link Mifi 4G LTE;
15 1.00 STK Modem TP LINK TP-Link MiFi;
16 1.00 STK Computer Kl:zwart SAMSUNG Tablet Samsung tablet;
17 1.00 STK Computer LEDGER Ledger Starter Wallet mci doosje;
18 1.00 STK Computer LEDGER Ledger Nano mci. Doosje;
19 1.00 STK Schrijfblok (QUANTORE Notitieboekje);
20 1.00 STK Computer (TREZOR Trezor hardware wallet incl. doosje);
21 1.00 STK Computer (SANDISK USB stick 16 GELDBOETE);
25 1.00 STK Tas (ACTION shopper Action Bigshopper met verpakkingsmateriaal);
25 2.00 STK Sleutelbos (Sleutelbos, 2 rol);
26 48.00 STK Enveloppe (PRIMERA Luchtkussenenvelop);
27 9.00 STK Schrijfblok (STAPLES Zelfklevende memoblokjes);
28 1.00 STK Tapeband (ACTION Plakband);
33 2.00 STIC Papier (ACTION Papier A4 en A5 meerdere stapels);
34 1.00 STK Tapeband (ACTION Plakbandhouder met rol);
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
30 1.00 STK Sigarettendoos (Sigarettenpakje met wit en bruin poeder/brokken)
31 1.00 STK Poststuk (Postverpakking met wit en bruin poeder, enveloppe kl: roze)
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
1. Geld Euro 14000.00;
2 Geld Euro 900.00;
3 Geld Euro 1000.00;
4 Geld Euro 540.00;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, (telkens ) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- 51 plastic verpakkingen , met een totale weeghoeveelheid van ongeveer 159 gram, in elk geval (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of afleidingen, (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
hebbende hij en/of zijn mededader(s):
-De voornoemde plastic verpakkingen met voornoemde inhoud in enveloppen gedaan
en/of laten doen;
-De enveloppen gelabeld en/of laten labelen met adresstickers met (een) bestemming(en) in het en/of de land (en) Nederland en/of Frankrijk en/of Italië en/of het Verenigd Koninkrijk en/af Verenigde Staten en/of Duitsland en/of België en/of Polen en/of Canada en/of Australië en/of Tsjechië en/of Slowakije en/of Oostenrijk;
-De enveloppen, dichtgeplakt of laten dichtplakken en/of (laten) voorzien van (een) logo(s) van (een) (bestaand(e)) bedrij(f)(ven) en/of (laten) voorzien van (voldoende) postzegels en/of met (een) retouradres(sen) in Nederland;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 3] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
één of meerdere (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende, cocaïne en/of heroïne en/of MDMA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de
wet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan de [adres 3] en/of [adres 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1412 gram (zijnde 1344 gram en/of 52,5 gram adres de [adres 3] en/of 15,5 gram adres [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1244,9 gram (zijnde 1140 gram en/of 90 gram adres de [adres 3] en/of 111,9 gram adres [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 877 gram (zijnde 858,8 gram en/of 15,1 gram adres de [adres 3] en/of 3,1 gram adres [adres 1] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
3.
hij, op één of meerdere tijdstippen in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
(telkens ) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelh(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit( en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
(telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
-enveloppen en/of adresstickers en/of postzegels en/of labelprinter en/of
-(een) vacuummachine en/of weegapparatuur en/of een geldtelmachine en/of
-(ongeveer) 1100 gram paracetamol (versnijdingsmiddel) ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) met een totale waarde van in elk geval 40.440,- euro (16.440,- euro adres [adres 1] en/of 24.000,- euro adres [adres 2] )
en/of twee horloges (ter waarde van ongeveer 10.000 euro en ongeveer 8.000 euro) en/of een Vespa-scooter,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld,
en/of
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e} voórwerp( en) was/waren en/of wie voornoemd(e) voorwerp( en) voorhanden had(den) en/of
b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) met een totale waarde van in elk geval 40.440,- euro (16.440,- euro adres [adres 1] en/of 24.000,- euro adres [adres 2] ) en/of twee horloges (ter waarde van (ongeveer) 10.000 euro en (ongeveer) 8.000 euro) en/of een Vespa-scooter,
(telkens) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij, op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de peri ode van 1 januari 2017 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) een of meer voorwerp(en), te weten 40.440,- euro (16.440, - euro op de [adres 1] , 3075LL, te Rotterdam en/of 24.000,- euro op [adres 2] ),
heeft verworven, voorhanden gehad overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten 40.440,- euro (16.440,- euro op de [adres 1] en/of 24.000,- euro op de [adres 2] ),
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf.