ECLI:NL:RBROT:2021:1539

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
10/750013-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in harddrugs via darkweb en witwassen

Op 24 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van handel in harddrugs via het darkweb en witwassen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat begon op 6 november 2017, toen informatie werd ontvangen dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken zou zijn bij de handel in verdovende middelen. Tijdens doorzoekingen op verschillende adressen werden aanzienlijke hoeveelheden harddrugs, waaronder cocaïne, heroïne en MDMA, aangetroffen, evenals materialen die gebruikt werden voor de drugshandel, zoals weegschalen en verpakkingsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de handel in harddrugs en dat hij wist van de aanwezigheid van deze middelen in de woningen waar hij verbleef.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van witwassen, waarbij een bedrag van € 24.000 en twee dure horloges in beslag waren genomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet in staat was om een legale herkomst van deze goederen aan te tonen, waardoor het vermoeden van witwassen gerechtvaardigd was. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de bewezenverklaring van de overige feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750013-18
Datum uitspraak: 24 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 20 september 2018, 23 november 2018, 31 januari 2019, 29 maart 2019, 9 maart 2020, 10 september 2020, 25 januari 2021 en 27 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en 5 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vals ID-bewijs zoals ten laste is gelegd onder 6. Dit feit zal daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering feiten 1 subsidiair, 2 en 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
Niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte in de ten laste gelegde periode betrokken was bij de handel in harddrugs via het darkweb en bij het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe (feit 1 subsidiair en feit 3). Niet hij, maar de medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft deze strafbare feiten gepleegd, zoals [naam medeverdachte 1] zelf bij de politie heeft verklaard. De verdachte heeft slechts zijn woning aan [naam medeverdachte 1] ter beschikking gesteld en enige hand- en spandiensten voor [naam medeverdachte 1] verricht, en was in die zin op de hoogte van de handel in harddrugs vanuit zijn woning. De betreffende hand- en spandiensten zijn evenwel beperkt gebleven tot de inkoop van enveloppen bij Staples op verzoek van [naam medeverdachte 1] . Die bijdrage kan niet als van voldoende gewicht worden aangemerkt om van een nauwe en bewuste samenwerking met [naam medeverdachte 1] te kunnen spreken, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van handel in harddrugs en voorbereidingshandelingen.
De verdachte dient ook te worden vrijgesproken van het medeplegen van het voorhanden hebben van de hoeveelheden harddrugs die zijn aangetroffen in de woningen aan [adres 1] en de [adres 2] (feit 2). Naast indicatieve testen is niet van alle hoeveelheden ander bewijs in het dossier aanwezig dat het daadwerkelijk cocaïne, heroïne en MDMA betrof. Het NFI heeft immers niet alle aangetroffen (vermoedelijk) harddrugs onderzocht. Daarnaast had de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het voorhanden hebben van enige hoeveelheid harddrugs, omdat de verdachte op het moment van doorzoeking van die woningen geen wetenschap had van de aanwezigheid van harddrugs. Bovendien betreft [adres 2] niet zijn eigen woning en had hij aldus over de daar aangetroffen harddrugs ook geen beschikkingsmacht.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zij niet uitgaat van de verklaringen van [naam medeverdachte 1] bij de politie dat hij degene was die de (online) drugshandel dreef, omdat hiervoor ieder overig objectief bewijs in het dossier ontbreekt en de rechtbank zijn verklaringen niet aannemelijk acht. De rechtbank heeft de medeverdachte [naam medeverdachte 1] dan ook integraal vrijgesproken.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 6 november 2017 werd door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie verstrekt dat de verdachte samen met zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] betrokken zou zijn bij de handel in verdovende middelen via het darkweb die werden betaald in bitcoins en dat deze handel werd gedreven vanaf het adres [adres 1] . Deze informatie strookte met de aangifte tegen de verdachte van zijn (ex-)partner [naam medeverdachte 3] van 14 augustus 2017 waarin zij verklaarde te vermoeden dat de verdachte in de drugshandel zat. Deze TCI-melding heeft geleid tot het onderzoek Lucht en tot de aanhouding van de verdachten [naam verdachte] en [naam medeverdachte 3] op het adres [adres 3] en van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] op het adres [adres 2] .
Uit het onderzoek Lucht is gebleken dat de verdachte weliswaar stond ingeschreven op het adres [adres 3] maar dat hij meestal in de middag en in de avond aanwezig was in de woning aan [adres 1] . Hij overnachtte er echter niet. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] , die ingeschreven stond op het adres [adres 2] , was ook veelvuldig aanwezig in de woning aan [adres 1] .
Bij doorzoeking van de woningen aan [adres 1] en [adres 2] werden een grote hoeveelheid verdovende middelen en enveloppen met inhoud voorzien van een logo en adressen in binnen- en buitenland aangetroffen, alsmede gegevensdragers waaronder mobiele telefoons en usb-sticks, laptops en tablets. De enveloppen bevatten een A4-papier waaraan de verdovende middelen waren bevestigd. De gegevensdragers bevatten onder meer informatie over accounts op het darkweb waarop harddrugs werden aangeboden, waaronder (verwijzingen naar) PGP sleutelparen. Op het adres aan [adres 1] was een ruimte ingericht als postkamer en werden verder versnijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal, weegschalen, labels, labelprinters en een vacuümmachine aangetroffen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de in de woning [adres 1] aangetroffen goederen kunnen worden gekoppeld aan de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] . Daar komt bij dat de in de woning aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen meer is dan een gebruikershoeveelheid. Deze verdovende middelen zijn indicatief getest en een aantal monsters daarvan is onderzocht door het NFI. De resultaten van dat onderzoek in samenhang bezien met de indicatieve testen ten aanzien van de overige in beide woningen aangetroffen brokken/poeders/substanties zijn voldoende voor het bewijs dat die alle harddrugs bevatten. De politie hoeft geen onderbouwing te geven met betrekking tot de selectie van de monsters die naar het NFI worden gestuurd. Ook blijkt uit de SIN-nummers dat deze monsters uit verschillende bronnen komen.
De rechtbank is van oordeel dat bij het uitblijven van een plausibele verklaring van de verdachte over de combinatie van voornoemde goederen en de omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat deze zijn bedoeld voor het handelen in harddrugs en het voorbereiden daarvan en dat de verdachte daarbij, anders dan de verdediging heeft bepleit, als medepleger is betrokken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de op 25 juni 2018 aangetroffen harddrugs in de woning [adres 1] en daar ook over kon beschikken. Immers, de verdachte handelde vanuit die woning in drugs, beschikte over een huissleutel en had aldus vrije toegang tot die woning. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat hij deze drugs voorhanden heeft gehad. Dit is anders voor de hoeveelheid harddrugs die is aangetroffen in de woning aan [adres 2] . In het dossier zijn onvoldoende bewijsmiddelen aanwezig waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte, zo hij daarvan al wetenschap had, daarover beschikkingsmacht had. De verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
De verweren worden verworpen. Het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, 2 en 3 is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering feit 4
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Op het adres [adres 2] , het adres waar zijn medeverdachte [naam medeverdachte 2] woont, is chartaal geld aangetroffen. Op het adres [adres 3] , het adres waar de verdachte stond ingeschreven en waar zijn (ex-)partner, medeverdachte [naam medeverdachte 3] , verblijft, zijn twee horloges, een Vespa-scooter en eveneens chartaal geld aangetroffen. De legale financiële middelen van de verdachte en zijn medeverdachten zijn onvoldoende om een dergelijk vermogen en luxe goederen te kunnen vergaren. De verdachte heeft daaromtrent geen concrete en min of meer verifieerbare en een niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft geen betrokkenheid gehad bij het geldbedrag dat in de woning aan de [adres 2] is aangetroffen. De verdachte heeft geen wetenschap gehad van dat geld en de herkomst ervan, en heeft er ook niet over kunnen beschikken. De verdachte kan derhalve niet als medepleger van het witwassen van dat geld worden aangemerkt. Voor wat betreft het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag, de horloges en de Vespa scooter heeft hij een verklaring afgelegd over de herkomst ervan die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het openbaar ministerie heeft nagelaten nader onderzoek hiernaar te doen, zodat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat deze goederen een legale herkomst hebben. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken.
4.4.3.
Beoordeling
De officier van justitie heeft op de zitting gerequireerd tot bewezenverklaring van medeplegen van witwassen zonder brondelict. De rechtbank zal derhalve eerst onderzoeken of de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het voorhanden hebben en/of omzetten en/of overdragen van de bedragen en de goederen die op het adres [adres 3] zijn aangetroffen en vervolgens of sprake is geweest van een gewoonte. Van de overige onderdelen van de tenlastelegging die betrekking hebben op witwassen van geldbedragen aan de [adres 2] wordt de verdachte vrijgesproken, omdat daarvoor geen bewijsmiddelen in het dossier aanwezig zijn.
Juridisch kader vermoeden van witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden, waaronder het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank is van oordeel dat concrete aanwijzingen voor een legale herkomst van de in de tenlasteleggingen bedoelde geldbedragen en goederen op [adres 3] ontbreken. Daarnaast voldoen de feiten en omstandigheden waaronder deze in het onderzoek witwassen en onderzoek Lucht inbeslaggenomen geldbedragen en voorwerpen voorhanden van de verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 3] is geweest, onmiskenbaar aan de zogenoemde typologieën van witwassen.
In de woning [adres 3] is een geldbedrag van € 24.000,- aangetroffen alsmede twee dure horloges van de merken Hublot en Rolex. Het is evident dat die niet verklaard kunnen worden uit de geregistreerde legale inkomsten van de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 3] , die allebei een uitkering ontvingen. Het geldbedrag bestond daarnaast uit coupures van vijfhonderd euro en deze lagen in een ruimte onder het onderste stootbord van de trap. Dat stootbord was bekleed met vloerbedekking waardoor de ruimte niet direct zichtbaar was. Het op deze manier bewaren van grote hoeveelheden chartaal geld is hoogst ongebruikelijk en gaat gepaard met aanzienlijke veiligheidsrisico’s. De bereidheid om die risico’s te lopen duidt op de wens om de herkomst van het geld te verbergen. Daarnaast zijn coupures van € 500,- in het legale economische verkeer niet gangbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat deze coupures veelal in het criminele circuit worden gebruikt.
Gelet op al deze omstandigheden is er zonder meer sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van (gewoonte)witwassen van de onder 4 ten laste gelegde voorwerpen en bedragen.
Verklaring van de verdachte en oordeel van de rechtbank
Van de verdachte mag vervolgens verwacht worden dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring aflegt over de herkomst van het vermogen, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Met betrekking tot de scooter heeft de verdachte verklaard dat deze was aangekocht door zijn broer. Het openbaar ministerie heeft onderzoek gedaan naar de herkomst van die scooter. Uit dat onderzoek volgt niet dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de scooter een legale herkomst heeft. De verdachte zal daarom van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het geld en de horloges heeft de verdachte aanvankelijk geen verklaring willen afleggen. Eerst ter zitting van 25 januari 2021 heeft hij verklaard dat hij en de medeverdachte [naam medeverdachte 3] bij hun huwelijk een grote bruidsschat hebben gekregen, dat hij daarvan de horloges had gekocht en dat een deel van het aangetroffen geld (€ 4.000,-) ook van die bruidsschat afkomstig was. Dit is, mede gelet op het late moment van afleggen ervan, geen concrete en verifieerbare verklaring die de officier van justitie tot nader onderzoek had moeten nopen.
Met betrekking tot de overige aangetroffen € 20.000,- heeft de verdachte verklaard dat dit het geld was dat hij van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] had ontvangen als vergoeding voor het gebruik van de woning [adres 1] voor de handel in verdovende middelen. Hoewel de rechtbank, zoals hiervoor onder 4.3.2 is overwogen, de betrokkenheid van [naam medeverdachte 1] bij de drugshandel niet bewezen acht, is dit geen verklaring waarmee het vermoeden van witwassen kan worden ontzenuwd.
Dit alles maakt dat de verdachte er niet in is geslaagd het vermoeden van witwassen te ontkrachten voor wat betreft het aangetroffen geldbedrag van € 24.000,- en de twee horloges. Bij gebreke van een afdoende verklaring omtrent een legale herkomst ervan komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze goederen middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte [naam medeverdachte 3] dit wist, mede in aanmerking genomen dat de verdachte zijn
(ex-)partner [naam medeverdachte 3] heeft geïnstrueerd om dingen uit het zicht te leggen en dat zij door de verdachte erop werd gewezen het raam van de woning te sluiten omdat er een groot geldbedrag aanwezig was.
Dit heeft eveneens te gelden ten aanzien van de twee aangetroffen horloges, zij het dat in het dossier geen bewijsmiddelen aanwezig zijn dat de medeverdachte [naam medeverdachte 3] wist of vermoedde dat die een criminele herkomst hadden. In zoverre is niet gebleken van medeplegen.
Gewoonte
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten op basis waarvan kan worden geoordeeld dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen. De verdachte zal van dat onderdeel van de tenlastelegging eveneens worden vrijgesproken.
4.4.4.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4b) ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
subsidiair:
hij in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan [adres 1] , tezamen en in vereniging met een ande
meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
gebruikers hoeveelheden cocaïne en heroïne en MDMA, in elk geval hoeveelheden van een materiaal bevattende, cocaïne en heroïne en MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA telkenseen middel als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I;
2.
hij op 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan [adres 1] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- ongeveer 1344 gram en 52,5 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
- ongeveer 1140 gram en 90 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en
- ongeveer 877 gram (zijnde 858,8 gram en 15,1 gram adres [adres 1] , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde heroïne en cocaïne en MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
3.
hij, in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende heroïne en/ cocaïne en MDMA, zijnde heroïne en cocaïne en MDMA,
telkens een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
telkens voorwerpen stoffen en gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wistenof ernstige reden hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader(s)
-enveloppen en adresstickers enpostzegels en
eenlabelprinter en
-een vacuummachine en weegapparatuur en een geldtelmachine en
-ongeveer 1100 gram paracetamol (versnijdingsmiddel)
voorhanden gehad;
4.
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander
b)
voorwerpen, te weten één geldbedragvan 24.000,- euro adres [adres 3] en twee horloges (ter waarde van (ongeveer) 10.000,- euro en (ongeveer) 8.000,- euro)
verworven, voorhanden gehad, en omgezet en gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
6.
hij op 25 juni 2018, te Rotterdam, voorhanden heeft gehad een identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een vals paspoort (voorzien van het nummer [nummer] ) op naam van [naam] ,
waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de identiteitskaart vals was, bestaande de valsheid hieruit
dat de ondergrondbedrukking van de onderzochte identiteitskaart is aangebracht middels een printtechniek, terwijl de ondergrondbedrukking van een originele identiteitskaart van Nederland is aangebracht middels een druktechniek en was voorzien van een pasfoto van hem verdachte [naam verdachte] ;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
subsidiair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van om een feit, als bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
4.
b)
medeplegen van witwassen;
en
witwassen, meermalen gepleegd
6.
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een aanzienlijke periode samen met een ander gehandeld in harddrugs en voorbereidingshandelingen daartoe verricht. Via het darkweb werd cocaïne, heroïne en MDMA verkocht aan kopers in het binnen- en buitenland. De verdachte heeft in het pand van waaruit de drugs werden verkocht en/of werden bewerkt/versneden grote hoeveelheden van verdovende middelen en versnijdingsmiddelen voorhanden gehad, hetgeen eveneens duidelijk aangeeft dat de handel in harddrugs op grote schaal plaatsvond. De verdachte en zijn medeverdachte hadden in het pand een ruimte ingericht als postkamer en uitgerust met weegschalen, printers, verpakkingspapier, enveloppen, labels en postzegels. Hier werden de bestelde hoeveelheden harddrugs afgewogen en verpakt en gereed gemaakt voor verzending.
De verdachte heeft zich daarbij niet bekommerd om de gezondsheidsrisico’s voor de gebruikers en had er lak aan dat hij de criminaliteit rondom de handel en productie van (synthetische) drugs in stand hield. Bovendien wordt Nederland in de wereld vaak gezien als drugs transit/traffic land met alle negatieve diplomatieke en economische gevolgen van dien. Het handelen van de verdachte bevestigt die aan Nederland toegeschreven rol bijna naadloos. Dat de handel in de beslotenheid van het darkweb plaatsvond, maakt het feit niet minder strafwaardig; de verdachte is een schakel in de drugsketen die veel rand- en gevolgcriminaliteit veroorzaakt.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van twee dure horloges en - samen met zijn (ex-)partner [naam medeverdachte 3] - van een bedrag van in totaal ruim € 24.000,-. Het geld werd bewaard in een verborgen ruimte onder de trap van de woning van de verdachte, tevens het adres waar zijn (ex-)partner verbleef. Door dit handelen heeft de verdachte met zijn (ex-)partner opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie onttrokken. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. De verdachte lijkt uitsluitend gedreven te zijn geweest door eigen materieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving binnen en buiten Nederland waarvan hij deel uitmaakt. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Tot slot heeft de verdachte een vals identiteitsbewijs voorhanden gehad. Valse identiteitsbewijzen verhinderen een effectieve identiteitscontrole en bovendien wordt het vertrouwen dat in het maatschappelijke verkeer in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld hierdoor ernstig aangetast.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft hiermee in het nadeel noch in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 november 2018. De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van dit rapport, doch weegt de inhoud daarvan niet mee in het voor- of nadeel van de verdachte omdat de daarin beschreven situatie niet langer actueel is.
7.3.3.
Standpunt verdediging
Bij een eventuele bewezenverklaring kan worden volstaan met oplegging van een groot deel voorwaardelijke gevangenisstraf en kan het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf worden beperkt tot de duur die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte heeft werk. Het is van belang dat hij in het gezin aanwezig blijft omdat hij de zorg voor zijn twee kinderen deelt met zijn partner die ook fulltime werkt. Bovendien is zij zwanger van een derde kind. Voorts zijn de strafbare feiten niet in het recente verleden gepleegd en is de verdachte nadien niet meer met de politie in aanraking gekomen. Het risico op recidive is nagenoeg nihil.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Er is geen aanleiding om, zoals de verdediging heeft verzocht, het onvoorwaardelijke deel van gevangenisstraf te beperken tot de duur van de duur van de voorlopige hechtenis en een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte gedurende een aanzienlijke periode strafbare feiten heeft gepleegd en dat daaraan eerst een einde is gekomen door ingrijpen van (internationale) opsporingsdiensten. Daar staat tegenover dat de rechtbank minder strafbare feiten en een kortere pleegperiode bewezen heeft verklaard dan door de officier van justitie is gevorderd. Daarmee is in het voordeel van de verdachte rekening gehouden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
Het in beslag genomen contant geld dient verbeurd te worden verklaard omdat het is verkregen door de strafbare feiten. Dat daarop conservatoir beslag is gelegd, staat daar niet aan in de weg. De overige goederen, met uitzondering van de in beslaggenomen valse ID-kaart (nr. 46 op de beslaglijst) dienen verbeurd te worden verklaard, omdat zij zijn gebruikt bij het plegen van de strafbare feiten. De valse ID-kaart dient te worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
Het is wenselijk dat de beslissing over eventuele verbeurdverklaring van het in beslag genomen contant geld, wordt aangehouden totdat de ontnemingsvorderingen worden behandeld. Verder dienen de volgende goederen (niet vermeld op de beslaglijst) te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien daarvan niet vast staat dat daarmee de strafbare feiten zijn gepleegd: de scooter van het merk Vespa, de horloges van het merk Hublot en Rolex en een geldbedrag van € 5.405,- en voorts de volgende goederen (als volgt genummerd op de beslaglijst):
30 Apple iPad Air 2
31 Apple iPhone 7 Plus met simkaart
32 Blackberry P9983 Porsche design met simkaart
34 Lenova Ideapad inclusief adapter
35 Samsung SM-G900F
37 Apple iPhone SE
39 Apple iPhone X inclusief adapter
45 Apple iPad mini
47 Nokia 105
48 Nokia RM-1134
49 Apple iPhone 5 + simkaart
57 Apple iPhone AMG.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de in beslag genomen goederen die zijn vermeld op de beslaglijst verbeurd verklaren conform de vordering van de officier van justitie. De bewezen feiten zijn met behulp van deze voorwerpen begaan en voorbereid, dan wel de voorwerpen zijn tot het begaan van de bewezen misdrijven bestemd.
De in beslag genomen valse ID-kaart zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit en gebruik ervan in strijd is met de wet.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 231 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 primair en 5 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4b) en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de bewezenverklaarde feiten alle op de beslaglijst vermelde goederen als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
46. 1 stuks valse NL ID-kaart tnv [naam] , alias [naam verdachte] ;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, (telkens) als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
althans opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd ~n/of verstrekt en/of vervoerd,
- 51 plastic verpakkingen, met een totale weeghoeveelheid van ongeveer 159 gram, in elk geval (telkens) één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA en/of afleidingen, (telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
hebbende hij en/of zijn mededader(s):
-De voornoemde plastic verpakkingen met voornoemde inhoud in enveloppen gedaan en/of laten doen;
-De enveloppen gelabeld en/of laten labelen met adresstickers met (een) bestemming(en) in het en/of de land (en) Nederland en/of Frankrijk en/of Italië en/of het Verenigd Koninkrijk en/of Verenigde Staten en/of Duitsland en/of België en/of Polen en/of Canada en/of Australië en/of Tsjechië en/of Slowakije en/of Oostenrijk;
-De enveloppen, dichtgeplakt of laten dichtplakken en/of (laten) voorzien van (een) logo(s) van (een) (bestaand(e)) bedrij(f)(ven) en/of (laten) voorzien van (voldoende) postzegels en/ of met (een) retouradres(sen) in Nederland;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan [adres 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
één of meerdere (gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, in elk geval één of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende, cocaïne en/of heroïne en/of MDMA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de
bij die wet behorende lijst I;
2.
hij op of omstreeks 25 juni 2018 te Rotterdam, in een pand aan [adres 1] en/of [adres 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1412 gram (zijnde 1344 gram en/of 52,5 gram adres [adres 1] en/of 15,5 gram adres [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ongeveer 1244,9 gram (zijnde 1140 gram en/of 90 gram adres [adres 1] en/of 14,9 gram adres [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 877 gram (zijnde 858,8 gram en/of 15,1 gram adres [adres 1] en/of 3,1 gram adres [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA
(telkens) een of meer middel(en} als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
3.
hij, op één of meerdere tijdstippen in de periode van 6 november 2017 tot en met 25 juni 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne en/of MDMA, zijnde heroïne en/of cocaïne en/of MDMA,
(telkens) een of meer middel(en) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
(telkens) een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
(telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
(telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of, andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
-enveloppen en/of adresstickers en/of postzegels en/of labelprinter en/of
-(een) vacuummachine en/of weegapparatuur en/of een geldtelmachine en/of
-(ongeveer) 1100 gram paracetamol (versnijdingsmiddel)
ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
a)
(telkens) van een of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) met een totale waarde van in elk geval 40.440,- euro (16.440,- euro adres [adres 2] en/of 24.000,- euro adres [adres 3] ) en/of twee horloges (ter waarde van (ongeveer) 10.000 euro en (ongeveer) 8.000 euro) en/of een Vespa-scooter,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was/waren en/of wie voornoemd€ voorwerp(en) voorhanden had(den)
en/of
b)
(telkens) een of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) met een totale waarde van in elk geval 40.440,- euro (16.440,- euro adres [adres 2] en/of 24.000,- euro adres [adres 3] ) en/of twee horloges (ter waarde van (ongeveer) 10.000,- euro en (ongeveer) 8.000,- euro) en/of een Vespa-scooter,
(telkens) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 1 januari 2017 tot en met 25 juni 2018, te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
(telkens) een of meer voorwerp (en), te weten 40.440, - euro (16.440, - euro
[adres 2] en/of 24.000,- euro op [adres 3] ),
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten 40.44,0,- euro (16.440, - euro op [adres 2] en/of 24. 000, - euro op de [adres 3] ),
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk - afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
6.
hij op of omstreeks 25 juni 2018, te Rotterdam, althans in Nederland voorhanden heeft gehad een Nederlands paspoort en/of identiteitskaart als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een vals/vervalst paspoort (voorzien van het nummer [nummer] ) op naam van [naam] ,
waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de/het Nederlands paspoort en/of identiteitskaart vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit
dat de ondergrondbedrukking van de onderzochte identiteitskaart is aangebracht middels een printtechniek, terwijl de ondergrondbedrukking van een originele identiteitskaart van Nederland is aangebracht middels een druktechniek en/ of was vóorzien van een (pas) foto van hem verdachte [naam verdachte] .