In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2018 in zijn belwinkel in Rotterdam opzettelijk ongeveer 619,8 gram cocaïne en 295,5 gram heroïne aanwezig had. Daarnaast had hij voorwerpen en goederen in zijn bezit die bestemd waren voor het bewerken en verkopen van harddrugs. De rechtbank heeft de beschuldigingen bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en zorg voor een jong kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend is, mede om de verdachte te stimuleren zich aan de wet te houden en om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is ondertekend door de rechters en de griffier.