ECLI:NL:RBROT:2021:1514

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
10/219972-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 150 uren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte samen met medeverdachten geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij de medeverdachte met een hakbijl op de arm van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 293,50 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, en heeft geconcludeerd dat de opgelegde straffen passend zijn. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, en de reclassering heeft een laag tot gemiddeld risico op recidive ingeschat. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor een deel toegewezen, maar de verdachte is niet aansprakelijk voor de immateriële schadevergoeding, die bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/219972-20
Datum uitspraak: 26 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Bosmans, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het slaan met de hakbijl in de richting van het hoofd en/of de hals;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 78 (achtenzeventig) dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 (dertig) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van 3 (drie) jaren, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor de gemeente Oegstgeest;
  • dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het tweede gedachtestreepje, het slaan met de hakbijl in de richting van het hoofd en/of de hals van aangever [naam slachtoffer] (hierna: aangever), niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het derde gedachtestreepje en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is de medeverdachte [naam medeverdachte 1] geweest die aangever met de hakbijl op zijn arm heeft geslagen. Het opzet van de verdachte was hier niet op gericht, ook niet in voorwaardelijke zin.
4.2.2.
Beoordeling
Vast staat dat de medeverdachte [naam medeverdachte 2] met aangever had afgesproken op het strandje van Ooltgensplaat. Hij wilde aangever confronteren met de tracker die de medeverdachte [naam medeverdachte 2] onder zijn auto had aangetroffen en die aangever daar zou hebben geplaatst. Om de aangever ter plaatse te krijgen, heeft hij hem voorgelogen dat hij hem wilde spreken over een eventuele zakelijke samenwerking. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft vervolgens met de verdachte afgesproken dat die ook naar het strandje moest komen. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] is ook met de verdachte mee gereden naar het strandje.
Op het strandje hebben zowel de verdachte als de medeverdachten geweld gebruikt tegen aangever, waarbij de medeverdachte [naam medeverdachte 1] met de hakbijl op de arm van aangever heeft geslagen. Dat het opzet van de verdachte niet gericht was op het gebruik van die hakbijl, doet niet af aan het feit dat het onderdeel is van het toegepaste geweld.
4.2.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee openlijk, te weten de Steigerdijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer] , door
  • een ruit van de auto van die [naam slachtoffer] in te slaan,
  • meermalen met een hakbijl op de rechterarm van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • die [naam slachtoffer] meermalen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan en
  • die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Als jij het waagt om hiermee naar de politie te gaan dan krijg jij een kogel door je kop en je familie ook”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met zijn broers schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft het slachtoffer onder valse voorwendselen naar een strandje in Ooltgensplaat laten komen om hem te confronteren met de tracker die het slachtoffer onder de auto van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] zou hebben geplaatst. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft dit met zijn broer, de verdachte, afgestemd. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] zijn vervolgens ook naar het strandje gereden. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft een hakbijltje uit de auto meengenomen. Met dit hakbijltje heeft hij de ruit van de deur van het slachtoffer aan de bijrijderskant ingeslagen. Het slachtoffer zat op dat moment in de auto. Daarna heeft hij ook tot driemaal toe met de scherpe zijde van de bijl op de rechterarm van het slachtoffer geslagen, waardoor deze zwaar gewond is geraakt. De verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] hebben het slachtoffer geslagen. Het slachtoffer werd dus in de beperkte ruimte van zijn voertuig van twee zijden belaagd door de drie broers.
De verdachte heeft hiermee aangever veel pijn en letsel en langdurend ongemak bezorgd. Daarnaast heeft de verdachte door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de medische stukken in het dossier en de toelichting van het slachtoffer op de zitting volgt dat het - onder meer - zeer ongewis is of hij ooit nog zijn werkzaamheden als stratenmaker zal kunnen vervolgen. Nu de feiten op de openbare weg hebben plaatsgevonden, in aanwezigheid van meerdere personen, versterkt dit ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 november 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 november 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De delictgerelateerde risicofactoren waren het psychosociaal functioneren en de invloed van alcohol. Hoewel er inadequaat en buitenproportioneel is gehandeld door de verdachte, lijkt er geen ingebedde problematiek aan ten grondslag te liggen. Het delict lijkt op zichzelf te staan. De verdachte is zich ervan bewust dat zijn handelen niet juist is geweest en kan hierop reflecteren. Risicoverhogende factoren op ander delictgedrag kunnen worden gevonden in de financiële situatie en gebrek aan dagbesteding. De verdachte heeft wel zelf hulp geregeld voor zijn financiële situatie. Deze factoren hebben geen binding met het delict. Beschermende factoren kunnen worden gevonden in de houding van de verdachte, vaardigheid om zelfstandig hulp te initiëren en het vangnet dat bestaat uit familiebanden. Gezien het ontbreken van een delictpatroon, pro-criminele houding, eerdere politiemeldingen en ingebedde problematiek op psychosociaal- en/of verslavingsgebied, zijn er geen directe aanknopingspunten voor het inzetten van een interventie. Aangezien het stalkingsgedrag van aangever hoogstwaarschijnlijk de oorzaak is geweest van de confrontatie, gaat de voorkeur uit naar een tweezijdig contactverbod om recidive te verminderen. Verder is de verwachting dat afstraffing afschrikwekkend genoeg is om soortgelijk delictgedrag in de toekomst te voorkomen. De reclassering schat het risico op recidive laag tot gemiddeld in.
De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Gevangenisstraf kan negatief uitpakken voor de financiële situatie van de verdachte. Er zijn geen belemmeringen voor het uitvoeren van een werkstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan door de officier van justitie is geëist zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet opleggen. In plaats daarvan zal de rechtbank het contactverbod als bijzondere voorwaarde verbinden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 15.350,37 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts is de officier van justitie van mening dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd met de medeverdachten.
8.2.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, nu het causale verband tussen de geleden schade en het handelen van de verdachte ontbreekt.
Subsidiair heeft de verdediging de vordering betwist ten aanzien van de post “gederfde inkomsten” en de immateriële schadevergoeding, nu de behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de overige posten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank is gelet op het bewezen verklaarde van oordeel dat wel degelijk een causaal verband bestaat tussen het handelen van de verdachte en de ontstane schade.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de posten “factuur fysio verslag”, “facturen fysio”, “eigen risico” en “ziekenhuisdaggeldvergoeding” is door de verdachte niet weersproken. De vordering zal ten aanzien van deze posten worden toegewezen.
Met betrekking tot de gederfde inkomsten beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen dat het gevorderde geldbedrag daadwerkelijk gederfde inkomsten betreft. Met betrekking tot de immateriele schade geldt dat bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade, de rechtbank rekening dient te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer, maar ook een eventuele mate van eigen schuld. Het is op basis van de stukken en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting een onevenredige belasting van het strafgeding om tot een adequate schatting te komen. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij is daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 1.174,-.
Nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde feit samen met mededaders heeft gepleegd ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, zijn zij ieder aansprakelijk. Nu het aandeel van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] ten aanzien van de ontstane schade groter is geweest dan het aandeel van zijn mededaders, hij heeft immers het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht, zal de rechtbank de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] veroordelen tot betaling van 25% van de schadevergoeding die zal worden toegekend en de medeverdachte [naam medeverdachte 1] tot 50%.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 293,50, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
54 (vierenvijftig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
27 (zeventig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 293,50 (zegge: tweehonderddrieënnegentig euro en vijftig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 293,50(hoofdsom,
zegge: tweehonderddrieënnegentig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 293,50 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en H.M. Dunsbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee openlijk, te weten de Steigerdijk, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer] , door
  • een ruit van de auto van die [naam slachtoffer] in te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal met een hakbijl in de richting van het hoofd en/of de hals van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal met een hakbijl in/op/tegen de rechterarm van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan en/of
  • die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Als jij het waagt om hiermee naar de politie te gaan dan krijg jij een kogel door je kop en je familie ook”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.