ECLI:NL:RBROT:2021:1512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
10/220305-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor zware mishandeling en openlijk geweld met contactverbod

Op 26 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 28 augustus 2020 in Ooltgensplaat samen met medeverdachten openlijk geweld heeft gepleegd tegen een persoon, met als gevolg zwaar lichamelijk letsel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan eendaadse samenloop van zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De feiten hebben plaatsgevonden in het openbaar en hebben geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van 50% van het toegewezen bedrag. De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd als bijzondere voorwaarde van de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en de reclassering heeft een laag recidiverisico ingeschat. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 587,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/220305-20
Datum uitspraak: 26 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.F.H. Tamboenan, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van 3 (drie) jaren, inhoudende een contactverbod met [naam slachtoffer] en een locatieverbod voor de gemeente Oegstgeest;
  • dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
  • de dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ook is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het onder 1 subsidiair, tweede gedachtestreepje en onder 2, eerste gedachtestreepje ten laste gelegde, het meermalen slaan met de hakbijl in de richting van het hoofd en/of de hals van aangever [naam slachtoffer] (hierna: aangever), niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
hij op 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie diepe snijwonden/hakwonden in de rechterarm, heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer]
- meermalen met een hakbijl op de rechterarm van die [naam slachtoffer] te slaan
2.
hij op 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee openlijk, te weten de Steigerdijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer] , door
  • een ruit van de auto van die [naam slachtoffer] in te slaan,
  • meermalen met een hakbijl op de rechterarm van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • die [naam slachtoffer] meermalen in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan en
  • die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Als jij het waagt om hiermee naar de politie te gaan dan krijg jij een kogel door je kop en je familie ook”,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten drie diepe snijwonden/hakwonden, voor die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2:
eendaadse samenloop van
zware mishandeling
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en hij heeft zich samen met zijn broers schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft het slachtoffer onder valse voorwendselen naar een strandje in Ooltgensplaat laten komen om hem te confronteren met de tracker die het slachtoffer onder diens auto zou hebben geplaatst. De medeverdachte [naam medeverdachte 2] en de verdachte zijn vervolgens ook naar het strandje gereden. Daar aangekomen zijn verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 2] naar het slachtoffer gegaan.De verdachte heeft een hakbijltje uit de auto meegenomen. Met dit hakbijltje heeft de verdachte de ruit van de deur van de auto van het slachtoffer aan de bijrijderskant ingeslagen. Het slachtoffer zat op dat moment in de auto. Daarna heeft hij tot driemaal toe met de scherpe zijde van de bijl op de rechterarm van het slachtoffer geslagen, waardoor deze zwaar gewond is geraakt. De medeverdachten hebben vanuit de andere zijde van de auto het slachtoffer geslagen. Het slachtoffer werd dus in de beperkte ruimte van zijn voertuig van twee zijden belaagd door de drie broers.
De verdachte heeft hiermee aangever veel pijn en letsel en langdurend ongemak bezorgd. Daarnaast heeft de verdachte door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Uit de medische stukken in het dossier en de toelichting van het slachtoffer op de zitting volgt dat het - onder meer - zeer ongewis is of hij ooit nog zijn werkzaamheden als stratenmaker zal kunnen vervolgen. Nu de feiten op de openbare weg hebben plaatsgevonden, in aanwezigheid van meerdere personen, versterkt dit ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 november 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De delictgerelateerde risicofactoren waren het psychosociaal functioneren en de invloed van alcohol. Hoewel er inadequaat en buitenproportioneel is gehandeld door de verdachte, lijkt er geen ingebedde problematiek aan ten grondslag te liggen. Het delict lijkt op zichzelf te staan. De verdachte is zich ervan bewust dat zijn handelen niet juist is geweest en kan hierop reflecteren. Beschermende factoren kunnen worden gevonden in de houding van de verdachte, vaardigheid om zelfstandig hulp te initiëren en het vangnet dat bestaat uit familiebanden. Voorts heeft de verdachte een dagbesteding, hij heeft een eigen uitzendbureau. Gezien het ontbreken van een delictgeschiedenis, pro-criminele houding, eerdere politiemeldingen en ingebedde problematiek op psychosociaal vlak, zijn er geen directe aanknopingspunten voor het inzetten van een interventie. Aangezien het stalkingsgedrag van aangever hoogstwaarschijnlijk de oorzaak is geweest van de uit de hand gelopen confrontatie, gaat de voorkeur uit naar een tweezijdig contactverbod om recidive te verminderen. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Een gevangenisstraf zal de toekomst van zijn eigen bedrijf niet ten goede komen en hij riskeert dit te verliezen. Er zijn geen belemmeringen voor het uitvoeren van een werkstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten gelet op de ter terechtzitting aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Gezien de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu die straffen lager zijn dan de door de officier van justitie geëiste straf, zal door de rechtbank ook een lagere straf worden opgelegd. De rechtbank weegt nog in het voordeel van de verdachte mee dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en ter terechtzitting zijn excuses heeft aangeboden aan het slachtoffer.
Anders dan door de officier van justitie is geëist, zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht niet opleggen. In plaats daarvan zal de rechtbank een deel van de voorgenomen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangever. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 15.350,37 aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts is de officier van justitie van mening dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen, nu de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd met de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] .
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij nietontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gesplitst dient te worden naar burgerlijk recht, nu zowel civielrechtelijke aansprakelijkheid en schadevergoedingsrecht van toepassing is. De eigen rol van de benadeelde partij is in het strafrecht niet vast te stellen.
Meer subsidiair is de verdediging van mening dat de benadeelde partij ten aanzien van de gederfde inkomsten en ten aanzien van de immateriële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Ten aanzien van de overige materiële schadevergoeding heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de posten “factuur fysio verslag”, “facturen fysio”, “eigen risico” en “ziekenhuisdaggeldvergoeding”, is door de verdachte niet weersproken. De vordering zal ten aanzien van deze posten worden toegewezen.
Met betrekking tot de gederfde inkomsten beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om te kunnen beoordelen dat het gevorderde geldbedrag daadwerkelijk gederfde inkomsten betreft. Met betrekking tot de immateriële schade geldt dat bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor immateriële schade, de rechtbank rekening dient te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer, maar ook een eventuele mate van eigen schuld. Het is op basis van de stukken en het verhandelde tijdens het onderzoek ter terechtzitting een onevenredige belasting van het strafgeding om tot een adequate schatting te komen. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
De vordering van de benadeelde partij is daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 1.174,-.
Nu de verdachte het onder 2 bewezen verklaarde feit samen met mededaders heeft gepleegd ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, zijn zij ieder aansprakelijk. Nu het aandeel van de verdachte ten aanzien van de ontstane schade groter is geweest dan het aandeel van zijn mededaders, hij heeft immers het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht, zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot betaling van 50% van de schadevergoeding die zal worden toegekend en de mededaders ieder tot 25%.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 28 augustus 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 587,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , gedurende de proeftijd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 587,- (zegge: vijfhonderdzevenentachtig euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 augustus tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 587,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdzevenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 587,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
11 (elf) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en H.M. Dunsbergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
  • met een hakbijl, meermalen, althans eenmaal, in de richting van het hoofd en/of hals van die [naam slachtoffer] heeft geslagen,
  • met een hakbijl, meermalen, althans eenmaal in/op/tegen de rechterarm van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of
  • die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten drie diepe snijwonden/hakwonden in de rechterarm, heeft toegebracht, door die [naam slachtoffer]
  • meermalen, althans eenmaal met een hakbijl in de richting van het hoofd en/of de hals van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal met een hakbijl in/op/tegen de rechterarm van die [naam slachtoffer] te slaan en/of
  • die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan;
meer subsidiair.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • met een hakbijl, meermalen, althans eenmaal, in de richting van het hoofd en/of hals van die [naam slachtoffer] heeft geslagen,
  • met een hakbijl, meermalen, althans eenmaal in/op/tegen de rechterarm van die [naam slachtoffer] heeft geslagen en/of
  • die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Ooltgensplaat, gemeente Goeree-Overflakkee openlijk, te weten de Steigerdijk, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [naam slachtoffer] , door
  • een ruit van de auto van die [naam slachtoffer] in te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal met een hakbijl in de richting van het hoofd en/of de hals van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • meermalen, althans eenmaal met een hakbijl in/op/tegen de rechterarm van die [naam slachtoffer] te slaan,
  • die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen/slaan en/of
  • die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen: “Als jij het waagt om hiermee naar de politie te gaan dan krijg jij een kogel door je kop en je familie ook”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten drie diepe snijwonden/hakwonden voor die [naam slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.