ECLI:NL:RBROT:2021:1502
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herinnering aan betalingsverplichting als geen besluit onder de Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Drechtstedenbestuur. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een brief van het Drechtstedenbestuur, waarin hij werd herinnerd aan zijn betalingsverplichting van een teruggevorderd bedrag van € 20.533,83 op grond van de Participatiewet. De brief van 5 augustus 2020 werd door het Drechtstedenbestuur gepresenteerd als een herinnering aan de betalingsverplichting, maar de eiser betwistte dat deze brief geen rechtsgevolgen had en dat het besluit van 5 juni 2020 niet op rechtsgevolg was gericht.
De rechtbank overwoog dat de brief van 5 augustus 2020 geen nieuw besluit was, maar slechts een herinnering aan een al bestaande betalingsverplichting. De rechtbank stelde vast dat de betalingsverplichting was ontstaan op basis van het besluit van 5 juni 2020, waarin de hoogte van de terug te betalen som en de termijn voor betaling waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat de brief van 5 augustus 2020 geen nieuwe verplichtingen opleverde en daarom niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.
De rechtbank verklaarde het bezwaar van de eiser tegen de brief van 5 augustus 2020 terecht niet-ontvankelijk en oordeelde dat het beroep van de eiser kennelijk ongegrond was. De rechtbank wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.