ECLI:NL:RBROT:2021:1485

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
ROT 19/4875
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdige indiening van bezwaarschriften tegen instemmingsbesluit DNB met betrekking tot fusie van levensverzekeraars

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Nederlandsche Bank (DNB) en de eisers, bestaande uit FNV Havens en DFDS Seaways B.V. met meerdere natuurlijke personen. De zaak betreft de goedkeuring van DNB voor de fusie tussen Optas Pensioenen N.V. en Aegon Levensverzekering N.V., waarbij DNB op 26 februari 2019 instemde met de overgang van de verzekeringsportefeuille van Optas naar Aegon. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit instemmingsbesluit, maar DNB heeft deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat de bezwaarschriften te laat waren ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaartermijn op 27 februari 2019 begon en eindigde op 9 april 2019, terwijl de bezwaarschriften pas in mei 2019 zijn ingediend. De rechtbank oordeelt dat de eisers niet tijdig bezwaar hebben gemaakt en dat er geen reden is om de niet-ontvankelijkheid te heroverwegen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/4875

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2021 in de zaak tussen

1. FNV Havens en 21 natuurlijke personeneisers 1 (FNV c.s.),
2. DFDS Seaways B.V. en 11 andere vennootschappeneisers 2 (DFDS c.s.)
gemachtigde: mr. A.W. van Leeuwen,
en

De Nederlandsche Bank, verweerster (DNB),

gemachtigden: mr. A.J. Boorsma en mr. S.O. Visch.

Procesverloop

Bij besluit van 26 februari 2019 (het instemmingsbesluit) heeft DNB ingestemd met de overgang van de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen bij een juridische fusie van Optas Pensioenen N.V. (Optas) als verdwijnende rechtspersoon met Aegon Levensverzekering N.V. (Aegon) als verkrijgende rechtspersoon.
Bij besluit van 12 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft DNB de daartegen door
FNV c.s en DFDS c.s. gemaakte bezwaren niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben FNV c.s en DFDS c.s. beroep ingesteld bij de rechtbank.
DNB heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is op 4 december 2020 ter zitting behandeld. Namens FNV c.s en DFDS c.s. is hun gemachtigde verschenen, vergezeld door [naam 1] van FNV Havens. DNB is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigden, vergezeld door [naam 2], medewerker van DNB.

Overwegingen

1.1.
Optas, een levensverzekeraar, was sinds 2007 een dochteronderneming van Aegon, eveneens een levensverzekeraar met een vergunning op grond van artikel 2:27, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Bij Optas waren tienduizenden polishouders, waaronder de 21 natuurlijke personen die deel uitmaken van eisers 1, met een levensverzekering aangesloten.
1.2.
Op 4 september 2018 heeft Optas aan DNB verzocht in te stemmen met de voorgenomen overgang van de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen (de gehele verzekeringsportefeuille) bij een juridische fusie van Optas, als verdwijnende rechtspersoon, met Aegon, als verkrijgende rechtspersoon.
1.3.
Op 19 oktober 2018 heeft DNB vastgesteld dat de gegevens die zijn overgelegd bij dit verzoek voldoende zijn voor de voorbereiding van haar beschikking.
1.4.
In opdracht van DNB heeft Optas op 3, 4 en 5 november 2018 in drie landelijke dagbladen bekendgemaakt dat zij voornemens is om met ingang van 1 januari 2019 de rechten en verplichtingen uit alle overeenkomsten van levensverzekering in de portefeuille van Optas te laten overgaan naar Aegon. Van dit voornemen heeft Optas op 5 november 2018 ook in de Staatscourant (2018, nr. 62174) mededeling gedaan. Bij de mededeling in de Staatscourant is vermeld dat polishouders zich binnen 30 dagen na dagtekening van deze Staatscourant bij DNB schriftelijk kunnen verzetten tegen de overgang en dat, indien een vierde of meer van de polishouders zich binnen deze termijn tegen de overgang heeft verzet, de overgang niet zal volgen.
1.5.
Bij brief van 13 november 2018 heeft FNV Havens aan DNB meegedeeld dat en toegelicht waarom zij en de polishouders op basis van de op dat moment bekende informatie bedenkingen hebben bij een overgang van de rechten en verplichtingen uit de levensverzekeringen naar Aegon. Bij brief van 27 november 2018 heeft DNB hierop gereageerd en te kennen gegeven dat zij de opmerkingen en zorgpunten van FNV Havens zal meenemen in de definitieve beoordeling van de voorgenomen fusie. FNV Havens heeft in reactie hierop DNB bij brief van 29 november 2018 meegedeeld dat zij de naar voren gebrachte bedenkingen niet juist interpreteert en DNB dringend verzocht haar uit te nodigen voor een mondelinge toelichting, zodat DNB precies weet wat zij mee moet nemen in haar afwegingen. In reactie hierop heeft DNB FNV Havens bij e-mail van 3 december 2018 geantwoord dat DNB haar, hoewel zij namens de polishouders geen verzet kan aantekenen, uitnodigt voor een gesprek bij DNB op 10 of 11 december 2018 om haar zorgpunten nader toe te lichten. Bij e-mail van 4 december 2018 heeft FNV Havens DNB laten weten dat zij op 11 december 2018 op het kantoor van DNB aanwezig zal zijn. Bij e-mail van
10 december 2018 heeft DNB FNV Havens meegedeeld dat zij heeft begrepen dat FNV Havens haar eigen analyses heeft uitgevoerd (of opdracht heeft gegeven tot) met betrekking tot de verwachte impact op het rendement als gevolg van het verschil in dividendterugvordering tussen Optas en Aegon en gevraagd of FNV Havens deze analyse wil delen met DNB. In reactie hierop heeft FNV Havens DNB bij e-mail van 10 december 2018 te kennen gegeven dat de gevraagde informatie naar het gesprek zal worden meegenomen en dat zij ervan uitgaat dat DNB deze informatie uitsluitend gebruikt voor interne afweging en niet zonder toestemming met Aegon deelt. Daarop heeft DNB bij e-mail van 10 december 2018 geantwoord dat zij de analyses wil gebruiken voor interne afweging en zij de informatie natuurlijk niet zonder toestemming zal delen met Aegon. Het gesprek tussen DNB en FNV Havens heeft vervolgens op 11 december 2018 plaatsgevonden. Bij e-mail van 12 december 2018 heeft FNV Havens DNB bedankt voor, wat zij noemt, de hoorzitting en haar opmerkingen nogmaals kort weergeven. Bij e-mail van 13 december 2018 heeft DNB FNV Havens in reactie hierop meegedeeld dat zij een helder beeld heeft gekregen van de zorgpunten en dat DNB, als zij nog aanvullende vragen heeft, dit laat weten.
1.6.
Omdat zich volgens DNB binnen de gestelde termijn niet een vierde of meer van de polishouders tegen de voorgenomen overgang heeft verzet en tegen de overgang bij DNB geen bedenkingen bestaan, heeft DNB bij het instemmingsbesluit van 26 februari 2019 ingestemd met de overgang van de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen bij een juridische fusie van Optas, als verdwijnende rechtspersoon, met Aegon, als verkrijgende rechtspersoon.
1.7.
Bij e-mail van 27 maart 2019 heeft FNV Havens DNB meegedeeld dat zij al vanaf 8 maart 2029 in de wandelgangen bij Aegon hoort dat DNB goedkeuring heeft verleend, maar dat zij hierover niets kan terugvinden. Daarbij heeft zij gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot de voorgenomen fusie tussen Optas en Aegon en of er al een publicatie in de Staatscourant is geweest van de beslissing van DNB. Bij e-mail van
28 maart 2019 heeft DNB hierop gereageerd met de mededeling dat zij vanwege haar geheimhoudingsplicht op de uitkomst van haar beoordeling niet kan ingaan. Daarbij heeft DNB opgemerkt dat haar besluit wordt toegestuurd aan de overdragende verzekeraar en dat, indien sprake is van een instemmend besluit, deze verzekeraar dit moet communiceren via de Staatscourant. In reactie hierop heeft FNV Havens DNB bij brief van 29 maart 2019 verzocht binnen 10 dagen aan te geven hoe DNB met haar bezwaren/opmerkingen en zorgpunten is omgegaan ende belangen van de verzekerden veilig zijn gesteld voor nu en in de toekomst.
1.8.
In de Staatscourant van 2 april 2019 (2019, nr. 14032) heeft Aegon, onder verwijzing naar de publicatie in de Staatscourant van 5 november 2018, aan de polishouders bekendgemaakt dat met instemming van DNB, verleend bij besluit van 26 februari 2019, de rechten en verplichtingen uit alle levensverzekeringen zijn overgegaan naar Aegon met ingang van 1 april 2019, de dag volgende op die waarop de notariële akte van de fusie is verleden.
1.9.
In reactie op de brief van FNV Havens van 29 maart 2019 heeft DNB FNV Havens bij brief van 12 april 2019, onder verwijzing naar de relevante bepalingen in de Wft, in algemene bewoordingen geïnformeerd over de procedure die is doorlopen en meegedeeld dat zich niet een vierde of meer van de polishouders tegen de voorgenomen overgang heeft verzet, waarna DNB, zoals uit de mededeling van Aegon in de Staatscourant kan worden afgeleid, instemming heeft verleend aan de overgang van de rechten en verplichtingen van Optas aan Aegon. Daarbij heeft DNB opgemerkt dat uit het feit dat zij instemming heeft verleend, kan worden geconcludeerd dat DNB van mening is dat de bezwaren die FNV Havens heeft geuit in het kader van de overgang afdoende zijn geadresseerd.
1.10.
Bij brief van 7 mei 2019 heeft FNV c.s. een bezwaarschrift ingediend gericht tegen het instemmingsbesluit. Op 9 mei 2019 heeft DFDS c.s. via de digitale bezwarenbox van DNB een bezwaarschrift ingediend gericht tegen dit besluit.
1.11.
Nadat de voorzieningenrechter van deze rechtbank DNB bij uitspraak van 5 juli 2019 (ECLI:NL:RBROT:2019:5587) had opgedragen het instemmingsbesluit aan een van de polishouders te verstrekken, hebben FNV c.s. en DFDS c.s. in juli 2019 kennis genomen van dit besluit en de inhoud daarvan.
2. Bij het bestreden besluit heeft DNB de bezwaren van FNV c.s en DFDS c.s. tegen het instemmingsbesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bezwaarschriften eerst na afloop van de bezwaartermijn zijn ingediend en redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat dit verzuim verschoonbaar moet worden geacht. Daarbij heeft DNB met een beroep op de vaste rechtspraak erop gewezen dat niet binnen een termijn van twee weken na haar brief van 12 april 2019 bezwaar is gemaakt door FNV c.s en DFDS c.s..
3. FNV c.s en DFDS c.s. betogen dat, nu DNB ten onrechte niet heeft voldaan aan artikel 3:43 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), moet worden uitgegaan van een termijn van zes weken vanaf 12 april 2019 waarbinnen zij bezwaar tegen het instemmingsbesluit konden maken. Voor zover de rechtbank hen daarin niet volgt, betogen FNV c.s en DFDS c.s. dat zij voor het maken van bezwaar redelijkerwijs meer tijd nodig hadden dan een termijn van twee weken vanaf 12 april 2019, zodat ook in dat geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Op grond van artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3.2.
Het instemmingsbesluit is bekend gemaakt door toezending daarvan aan Optas en Aegon op 26 februari 2019. De bezwaartermijn is aangevangen op 27 februari 2019 en geëindigd op 9 april 2019. De bezwaarschiften van FNV c.s en DFDS c.s. zijn dus niet tijdig ingediend.
3.3.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Op grond van artikel 3:43, eerste lid, van de Awb wordt van het besluit tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt bij de mededeling van een besluit tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden.
3.4.
Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 12 februari 2019, ECLI:NL:CBB:2019:62 en van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:556) dient een belanghebbende die niet door middel van kennisgeving of publicatie op de hoogte is gesteld van een op juiste wijze bekendgemaakt besluit, in beginsel binnen twee weken nadat hij van het bestaan van dat besluit op de hoogte is geraakt daartegen op te komen. De wettelijke termijn vangt niet opnieuw aan.
3.5.
Niet is in geschil dat FNV c.s en DFDS c.s. met de brief van DNB van 12 april 2019 van het bestaan van het instemmingsbesluit op de hoogte zijn geraakt en dat zij niet binnen twee weken daarna bezwaar hebben gemaakt tegen dit besluit. Voor zover FNV c.s. en DFDS c.s. moeten worden gevolgd in hun standpunt dat DNB ten onrechte niet heeft voldaan aan artikel 3:43 van de Awb, biedt dit geen reden om van deze twee weken termijn af te wijken. Een eventuele schending van de mededelingsplicht als bedoeld in dit artikel laat onverlet dat binnen twee weken bezwaar kan worden gemaakt. Ditzelfde geldt voor de stelling van FNV c.s. en DFDS c.s. dat pas na kennisneming van het instemmingsbesluit en de inhoud daarvan een verantwoorde afweging kan worden gemaakt over het al dan niet maken van bezwaar tegen dit besluit. Nog daargelaten dat FNV c.s. en DFDS c.s. reeds in mei 2019 tegen dit besluit bezwaar hebben gemaakt terwijl zij pas in juli 2019 van dit besluit en de inhoud daarvan kennis hebben genomen, volgt uit de in 3.4 genoemde vaste rechtspraak dat het er niet om gaat dat FNV c.s. en DFDS c.s. op de hoogte zijn gebracht van de precieze inhoud en de bewoordingen van het instemmingsbesluit, maar dat zij op de hoogte zijn geraakt van het bestaan van dit besluit. De wijze waarop FNV c.s. en DFDS c.s. op de hoogte zijn geraakt van het bestaan van het instemmingsbesluit, noch of dit pas na de nodige correspondentie met DNB is gebeurd, doen daarbij ter zake. Op het moment dat FNV c.s. en DFDS c.s. van het bestaan van het instemmingsbesluit op de hoogte zijn geraakt, kunnen zij immers een summier bezwaarschrift indienen, desgewenst met het verzoek de gronden van het bezwaar te mogen aanvullen nadat zij inhoudelijk (meer) informatie hebben verkregen. Mocht op grond van die informatie worden geconcludeerd dat de bezwaren die FNV Havens heeft geuit in het kader van de portefeuilleovergang afdoende zijn geadresseerd, dan kunnen FNV c.s. en DFDS c.s. hun bezwaren desgewenst intrekken. Met deze gang van zaken zijn nauwelijks kosten gemoeid, zodat de door FNV Havens genoemde plicht zorgvuldig en efficiënt met haar financiële middelen om te gaan reeds om die reden niet tot een ander oordeel kan leiden.
3.6.
Gezien het voorgaande faalt het betoog. DNB heeft de bezwaren van FNV c.s. en DFDS c.s. tegen het instemmingsbesluit terecht niet-ontvankelijk verklaard vanwege
niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.J.F.J. van Beek, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 26 februari 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.