ECLI:NL:RBROT:2021:1456

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/10/612260 / FA RK 21-714
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de toewijzing van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 28 januari 2021, bevatte diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag was betrokkene, die lijdt aan schizofrenie en alcoholafhankelijkheid, niet bereid om met de rechtbank te praten. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet in staat is om vrijwillige zorg te accepteren en dat er ernstig nadeel kan ontstaan door zijn psychische stoornis.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat betrokkene onvoldoende ziektebesef heeft en therapieontrouw is. De rechtbank heeft de vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van vijf maanden en twaalf dagen, tot en met 13 juli 2021.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter L.A.C. van Nifterick en schriftelijk uitgewerkt op 4 februari 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/612260 / FA RK 21-714
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 1 februari 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende bij Antes, locatie Albrandswaardsedijk te Poortugaal,
advocaat mr. T.T.M.L. Boersema te Apeldoorn.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 28 januari 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 15 december 2020;
  • een niet ingevulde zorgkaart;
  • het zorgplan van 29 oktober 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz;
  • de relevante strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 1 februari 2021. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam arts-assistente] , arts-assistente, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.4.
De behandelaar gaf aan het begin van de mondelinge behandeling aan dat betrokkene niet met de rechtbank wil praten. De behandelaar is tijdens de mondelinge behandeling naar de kamer van betrokkene gegaan. Betrokkene heeft toen aan de rechtbank kenbaar gemaakt dat hij niet met de rechtbank wil praten. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie en alcoholafhankelijkheid in vroege remissie. De behandelaar heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene momenteel geen alcohol drinkt. Door de coronamaatregelen kon betrokkene eerst geen alcohol kopen. Toen betrokkene wel weer alcohol kon kopen, heeft betrokkene dat tot op heden niet gedaan.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is langdurig in behandeling in de geestelijke gezondheidszorg en sinds 2016 verblijft betrokkene in een psychiatrische kliniek. Betrokkene is therapieontrouw en het effect van medicatie is beperkt. Betrokkene heeft grootsheidswanen. Hij is van mening dat hij de schepper van alles is en de rechter van de wereld is. Betrokkene kan verbaal en fysiek agressief worden. Betrokkene staat op een wachtlijst voor een begeleid wonen traject voor langdurige verblijf. Het is van groot belang dat betrokkene als hij overgeplaatst wordt de afspraken en controles met zijn ambulante behandelaren nakomt.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat betrokkene zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen in het geval diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene is het zat om medicatie te krijgen. Betrokkene weigert vanuit zijn wanen behandeling voor zijn huidaandoening. Het ontbreekt betrokkene volledig aan ziektebesef of ziekte-inzicht.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
  • het opnemen in een accommodatie.
Betrokkene spaart zijn urine op in potjes op zijn kamer en mengt dit vervolgens met as. Hij smeert dit op zijn huid ter genezing van zijn huidaandoening. De behandelaar wil graag zijn woon- of verblijfsruimte controleren op deze spullen. De rechtbank zal deze vorm ambtshalve toewijzen.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek van de officier is op 23 december 2020 ingediend. De rechtbank heeft feitelijk vastgesteld dat de rechtbank volgens artikel 6:2 Wvggz twee weken en vijf dagen te laat is met beslissen op het verzoek. De advocaat van betrokkene pleit voor een verkorting van de duur van de zorgmachtiging. De rechtbank volgt de advocaat in haar pleidooi en verkort de zorgmachtiging met de overschrijding van de termijn. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van vijf maanden en twaalf dagen (dus tot en met 13 juli 2021) met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 juli 2021.
Deze beschikking is op 1 februari 2021 mondeling gegeven door mr. L.A.C. van Nifterick, rechter, in tegenwoordigheid van M.M.P.H. van den Boomen, griffier, en op 4 februari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.