In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], in een voorziening voor pleegzorg. De zaak is aanhangig gemaakt door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die op 25 januari 2021 een verzoekschrift heeft ingediend. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader en een vertegenwoordigster van de GI aanwezig waren.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [voornaam minderjarige] is op 17 augustus 2020 onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen over de opvoedsituatie en de psychische problematiek van de moeder. De moeder heeft in 2020 een opname gehad vanwege een psychose, maar is sindsdien verbeterd en kan weer adequaat functioneren. De ouders hebben een relatie, maar wonen niet samen, wat vragen oproept over de opvoedcapaciteiten van de moeder. De GI heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor zes maanden, om de ouders te ondersteunen bij de opvoeding van [voornaam minderjarige].
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, hoewel de situatie van de moeder is verbeterd, er nog steeds zorgen zijn over haar pedagogische vaardigheden en de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 17 augustus 2021, om de ouders de tijd te geven om zich voor te bereiden op een mogelijke terugplaatsing van [voornaam minderjarige] in de thuissituatie. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.