In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 5 januari 2021, werd een verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige afgewezen. De zaak betreft [voornaam minderjarige], geboren in 2008, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder werd bijgestaan door advocaat mr. L.M. Deiman en de vader door mr. P.H.A. de Boer. De kinderrechter heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 5 januari 2021, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.
De GI had verzocht om de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] vanwege toenemende zorgen over de opvoedsituatie en het alcoholgebruik van de vader. De ouders stelden echter dat er geen gronden waren voor een uithuisplaatsing, en dat de situatie thuis verbeterd was. De vader had zijn alcoholgebruik aangepakt en de ouders werkten samen met de jeugdbescherming. De kinderrechter overwoog dat, hoewel er zorgen waren, de ouders bereid leken om mee te werken aan huisbezoeken en gesprekken met de jeugdbeschermer. De kinderrechter concludeerde dat er onvoldoende gronden waren voor een machtiging tot uithuisplaatsing, aangezien andere middelen niet waren uitgeput.
De kinderrechter benadrukte het belang van samenwerking tussen de GI en de ouders om vertrouwen op te bouwen en een positieve relatie te ontwikkelen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.