In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 februari 2021 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat [voornaam minderjarige] in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de situatie van [voornaam minderjarige], die sinds juli 2018 in een pleeggezin verblijft en daar goed gedijt. De moeder heeft ingestemd met het verzoek van de Raad, maar heeft ook een verzoek gedaan om de huidige omgangsregeling te handhaven. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat het niet nodig is om een omgangsregeling vast te stellen, omdat de huidige afspraken tussen de moeder en de pleegouders goed verlopen. De kinderrechter heeft de beëindiging van het gezag van de moeder toegewezen en de GI benoemd tot voogd over [voornaam minderjarige].