ECLI:NL:RBROT:2021:1394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
C/10/600471 / HA ZA 20-687
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en arbitraal beding in civiele procedure tussen SCF Bouw en Advies B.V. en Giesbers-Rotterdam Bouw B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen SCF Bouw en Advies B.V. en Giesbers-Rotterdam Bouw B.V. SCF Bouw en Advies, eiseres in de hoofdzaak, heeft een vordering ingesteld tegen Giesbers-Rotterdam Bouw, gedaagde in de hoofdzaak, naar aanleiding van een ontbinding van een overeenkomst van aanneming van werk. Giesbers-Rotterdam Bouw heeft de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren op basis van een arbitraal beding in de overeenkomst. De rechtbank heeft de procedure in het incident behandeld en de vorderingen van SCF Bouw en Advies beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat Giesbers-Rotterdam Bouw tijdig een exceptie van onbevoegdheid heeft opgeworpen en dat het arbitraal beding van toepassing is. De rechtbank heeft geoordeeld dat partijen de keuze hebben om hun geschillen door een arbiter te laten beslechten en dat dit niet in strijd is met het recht. De rechtbank heeft de vordering van Giesbers-Rotterdam Bouw toegewezen en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vorderingen van SCF Bouw en Advies. Tevens is SCF Bouw en Advies veroordeeld in de proceskosten, die gezamenlijk zijn begroot op € 8.130,00, en deze kosten zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/600471 / HA ZA 20-687
Vonnis in incident van 17 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCF BOUW EN ADVIES B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.A. Bekretaoui te Naarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GIESBERS-ROTTERDAM BOUW B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.A.H.W. Meijer te Rotterdam.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna SCF Bouw en Advies genoemd worden en gedaagde in de hoofdzaak Giesbers-Rotterdam Bouw

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 28 oktober 2020 alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens conclusie van antwoord, met producties;
  • de incidentele conclusie van antwoord;
  • de akte van Giesbers-Rotterdam Bouw, met één productie;
  • de antwoordakte in incident van SCF Bouw en Advies.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De vordering in de hoofdzaak

2.1.
SCF Bouw en Advies vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat de ontbinding door Giesbers-Rotterdam Bouw van de overeenkomst van aanneming van werk nietig is en dat Giesbers-Rotterdam bouw als gevolg van de nietigheid van de ontbinding schadeplichtig is;
de overeenkomst tussen partijen, als gevolg van de nietige buitengerechtelijke ontbinding door Giesbers-Rotterdam Bouw, primair ontbindt dan wel subsidiair voor recht verklaart dat de overeenkomst door Giesbers-Rotterdam Bouw is opgezegd ex artikel 7:764 BW, dan wel meer subsidiair voor recht verklaart dat de overeenkomst door Giesbers-Rotterdam Bouw op andere wijze is beëindigd en dat in alle gevallen Giesbers-Rotterdam Bouw als gevolg van de beëindiging van de overeenkomst jegens SCF Bouw en Advies schadeplichtig is;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt tot betaling aan SCF Bouw en Advies van een schadevergoeding ten aanzien van de gederfde inkomsten ex artikel 6:277 BW juncto artikel 6:74 BW nader op te maken bij staat;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt tot betaling aan SCF Bouw en Advies van een bedrag van € 5.850,-- ter zake van de in het lichaam van de dagvaarding genoemde facturen voor meerwerk, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten conform WIK ad € 667,50 en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, te berekenen vanaf de vervaldatum van de afzonderlijke facturen, dan wel te berekenen vanaf een zodanig tijdstip als uw rechtbank zal vermenen te behoren, tot aan de dag van algehele voldoening;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt tot betaling aan SCF Bouw en Advies van een bedrag begroot op € 144.252,-- ter vergoeding van de gereserveerde en niet ingezette manuren, dan wel een door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag dat voor vergoeding in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom vanaf de datum ontbinding door Giesbers-Rotterdam Bouw, zijnde 18 december 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt tot betaling aan SCF Bouw en Advies van een bedrag van € 12.000,-- ter vergoeding van de materialen (stempels) van SCF Bouw en Advies, dan wel een door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag dat voor vergoeding in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom vanaf de datum ontbinding door Giesbers-Rotterdam Bouw, zijnde 18 december 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt tot betaling aan SCF Bouw en Advies van de door haar gemaakte redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, conform het Besluit buitengerechtelijke kosten begroot op een bedrag van 1% van het schadebedrag tot maximaal € 6.775,--, althans een door Uw rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf een zodanig als Uw rechtbank vermeent te behoren tot de dag van de algehele voldoening;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt in de kosten van het geding;
Giesbers-Rotterdam Bouw veroordeelt tot betaling aan SCF Bouw en Advies van de nakosten ter hoogte van een bedrag van € 131,00, te vermeerderen met € 68,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf een zodanig tijdstip als Uw rechtbank vermeent te behoren, tot de dag van algehele voldoening.
2.2.
Aan deze vorderingen legt SCF Bouw en Advies – kort samengevat – het volgende ten grondslag.
2.2.1.
SCF Bouw en Advies is een bedrijf dat actief is in het monteren en bouwen van vloer- en wandsystemen voor bouwprojecten. Giesbers-Rotterdam Bouw is een bouw- en aannemersbedrijf. Giesbers-Rotterdam Bouw als aannemer en SCF Bouw en Advies als onderaannemer zijn op 21 november 2018 een overeenkomst van onderaanneming (hierna: de Overeenkomst) aangegaan voor de verbouwing van de Pauluskerk in Den Haag. Hierbij zijn partijen een aanneemsom van € 184.850,60 overeengekomen. Bij brief van 18 november 2019 heeft Giesbers-Rotterdam Bouw de Overeenkomst ontbonden. SCF Bouw en Advies heeft hierdoor schade geleden. De rechtbank is bevoegd, omdat Giesbers gevestigd is in Rotterdam.

3..Het geschil in het incident

3.1.
Giesbers-Rotterdam Bouw vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van SCF Bouw en Advies, met veroordeling van SCF Bouw en Advies in de proceskosten.
3.2.
SCF Bouw en Advies voert verweer, dat ertoe strekt dat Giesbers-Rotterdam Bouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat de vordering tot onbevoegdverklaring moet worden afgewezen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

Tijdigheid van de exceptie

4.1.
Na de dagvaarding in de hoofdzaak is een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring genomen door Giesbers-Rotterdam Ontwikkeling B.V. Aangezien Giesbers-Rotterdam Ontwikkeling B.V. geen partij is in de hoofdzaak, heeft de rechtbank in het hierboven onder 1.1 genoemde incidenteel vonnis van 28 oktober 2020 Giesbers-Rotterdam Ontwikkeling B.V. niet-ontvankelijk verklaard in haar incidentele vordering en Giesbers-Rotterdam Ontwikkeling B.V. veroordeeld in de proceskosten van het incident. Tevens heeft de rechtbank in dat vonnis de zaak naar de rol van 25 november 2020 verwezen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
4.2.
Op de rol van 25 november 2020 is door Giesbers-Rotterdam Bouw, derhalve door de partij die wél gedaagde is in de hoofdzaak, voor antwoord in de hoofdzaak geconcludeerd. In deze conclusie is door Giesbers-Rotterdam Bouw een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat Giesbers-Rotterdam Bouw overeenkomstig artikel 128 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tijdig een onbevoegheidsverweer heeft gevoerd. De rechtbank oordeelde immers al dat het eerder door Giesbers-Rotterdam Ontwikkeling B.V. gestarte bevoegdheidsincident niet een exceptief verweer is (in de zin van artikel 128 lid 3 Rv) van Giesbers-Rotterdam Bouw.
Artikel 2.03 van de Overeenkomst
4.3.
Volgens Giesbers-Rotterdam Bouw is deze rechtbank onbevoegd op grond van het arbitraal beding in artikel 2.03 van de Overeenkomst, dat luidt:
“Alle geschillen – welke ook – die naar aanleiding van de overeenkomst of van overeenkomsten, die daarvan een uitvloeisel mochten zijn, tussen Aannemer en Leverancier mochten ontstaan, daaronder begrepen die geschillen, die slechts door een van de partijen als zodanig wordt aangemerkt, worden beslecht door de Raad van Arbitrage voor de Bouw, dan wel als Aannemer daar de voorkeur aan geeft door de Rechtbank te Rotterdam of op de wijze zoals in de overeenkomst tussen Aannemer en diens opdrachtgever is voorzien ten aanzien van eventuele geschillen tussen Aannemer en diens opdrachtgever.”
4.4.
SCF Bouw en Advies wijst erop dat Giesbers-Rotterdam Bouw heeft verzocht mee te werken aan een eenstemmig verzoek tot uitstel voor het nemen van de conclusie van antwoord. Daarmee heeft Giesbers-Rotterdam Bouw volgens SCF Bouw en Advies aangegeven de voorkeur geeft aan beslechting van het geschil door de rechtbank Rotterdam.
4.5.
De rechtbank verwerpt dit betoog van SCF Bouw en Advies.
4.5.1.
Uit artikel 2.03 van de Overeenkomst blijkt niet op welke manier Giesbers-Rotterdam Bouw haar voorkeur voor behandeling door de rechtbank kenbaar zou moeten maken. Dat betekent dat uiting van deze voorkeur mede besloten kan liggen in handelingen (zoals het dagvaarden van SCF Bouw en Advies of het onvoorwaardelijk instellen van een vordering in reconventie) of niet-expliciete verklaringen van Giesbers-Rotterdam Bouw.
4.5.2.
Vaststaat dat Giesbers-Rotterdam Bouw niet expliciet heeft verklaard de voorkeur te geven aan beslechting van het geschil door de rechtbank, noch heeft zij SCF Bouw en Advies gedagvaard of heeft zij een vordering in reconventie ingediend.
4.5.3.
SCF Bouw en Advies is deze procedure begonnen en dwingt daarmee Giesbers-Rotterdam Bouw tot processueel handelen. In elke proceshandeling die Giesbers-Rotterdam Bouw heeft verricht, is een beroep gedaan op onbevoegdheid van de rechtbank. Onder deze omstandigheden kan de voorkeur van Giesbers-Rotterdam Bouw voor behandeling door de rechtbank niet worden afgeleid uit het vragen van uitstel voor het verrichten van een proceshandeling. Zij kan evenmin worden afgeleid uit het vragen van medewerking van de wederpartij aan het uitstelverzoek.
4.5.4.
Hoewel na de conclusie van antwoord in het incident de aktewisseling alleen nog betrekking heeft gehad op de terhandstelling van algemene voorwaarden, heeft Giesbers-Rotterdam Bouw haar beroep op artikel 2.03 van de Overeenkomst niet prijsgegeven. Integendeel: Giesbers-Rotterdam Bouw heeft aan het slot van haar akte van 6 januari 2021 expliciet verklaard te volharden in haar stellingen in het incident.
Arbitrage mogelijk bij een geschil over ontbinding?
4.6.
SCF Bouw en Advies heeft aangevoerd dat de rechtsgevolgen van ontbinding niet ter vrije bepaling van partijen staan en dat daarom arbitrage niet mogelijk is.
4.7.
De rechtbank verwerpt dit betoog, omdat het geen steun vindt in het recht. Partijen mogen in het algemeen zelf vrijelijk hun onderlinge rechtsverhouding regelen, daaronder begrepen de gevolgen van het beëindigen daarvan. In deze zaak is geen reden voor een ander oordeel.
Arbitragebeding in strijd van artikel 6 EVRM?
4.8.
SCF Bouw en Advies heeft aangevoerd dat de waarborgsom die aan de arbiter moet worden voldaan het griffierecht vele malen overstijgt en dat van haar niet verwacht kan worden die te betalen. Zij verzoekt de rechtbank de “huidige bijzondere omstandigheden en dan met name de impact van de COVID-maatregelen” mee te nemen in haar beslissing.
4.9.
De rechtbank verwerpt dit betoog. Partijen mogen kiezen voor beslechting van hun geschillen door een arbiter. Dat is in het algemeen niet in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en in deze zaak is geen aanleiding voor een ander oordeel. Voor zover SCF Bouw en Advies heeft willen betogen dat zij niet in staat is de waarborgsom voor de arbitrage te betalen, wordt dit betoog gepasseerd, omdat het niet onderbouwd is met enige informatie over de financiële situatie bij SCF Bouw en Advies.
(Rechterlijke) ontbinding op grond van artikel 7:756 BW?
4.10.
SCF Bouw en Advies heeft aangevoerd dat Giesbers-Rotterdam Bouw zich ter verdediging tegen haar vordering in de kern beroept op een ontbinding als bedoeld in artikel 7:756 BW, dat deze ontbinding alleen door de rechter kan worden uitgesproken en dat daaraan de rechtbank haar bevoegdheid kan ontlenen.
4.11.
De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat het geen steun vindt in het recht.
Slotsom
4.12.
Het beroep op het arbitragebeding in artikel 2.03 van de Overeenkomst slaagt. De incidentele vordering wordt toegewezen en de rechtbank zal zich onbevoegd verklaren.
Proceskostenveroordeling en uitvoerbaarheid bij voorraad
4.13.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt SCF Bouw en Advies veroordeeld in de kosten van het geding in het incident en in de hoofdzaak. Deze worden gezamenlijk begroot op € 4.131,00 aan griffierecht en € 3.999,00 aan salaris advocaat (1 punt in tarief VIII), derhalve in totaal € 8.130,00. De proceskostenveroordeling wordt, overeenkomstig het in de hoofdzaak gedane verzoek, uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat het verzoek gegrond is op de wet en er geen aanleiding is het af te wijzen.

5..De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst toe de vordering van Giesbers-Rotterdam Bouw;
in de hoofdzaak
5.2.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen van SCF Bouw en Advies;
in het incident en de hoofdzaak
5.3.
veroordeelt SCF Bouw en Advies in de proceskosten in het incident en de hoofdzaak, die gezamenlijk begroot worden op € 8.130,00;
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J. van den Bos en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021.
901/1407