ECLI:NL:RBROT:2021:1393

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
10/750367-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor invoer cocaïne, maar veroordeling voor voorbereiding en witwassen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder de invoer van cocaïne, diefstal van containers en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de invoer van cocaïne en de diefstal van containers, maar heeft wel bewezen geacht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van de invoer van drie partijen cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van circa 236.000 euro. De verdachte, die een transportbedrijf had, werd gezien als een belangrijke schakel in de keten van invoer en distributie van cocaïne in Nederland. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 42 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de rol van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn functie als eigenaar van een transportbedrijf had misbruikt en dat zijn betrokkenheid bij de drugshandel en het witwassen van crimineel geld ernstige bedreigingen vormen voor de volksgezondheid en de integriteit van de economie. De verdachte had geen strafblad en de reclassering schatte het risico op herhaling als laag in. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, maar legt desondanks een substantiële straf op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team 1
Parketnummer: 10/750367-18
Datum uitspraak: 4 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] , ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel, HvB.
De raadsman van de verdachte is mr. V. Poelmeijer, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie is mr. D. Grip.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 21 januari 2021.
Kern van dit vonnis
Voor het voorbereiden van het invoeren van drie partijen cocaïne, het proberen te stelen van drie containers en het witwassen van een geldbedrag wordt de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. De verdachte heeft zijn transportbedrijf ingezet voor het uithalen van de containers vanuit de haven van Rotterdam. Hij is daarmee een belangrijke schakel geweest in de keten van invoer in Nederland en verdere distributie van in Europa ingevoerde cocaïne.
Inhoudsopgave van dit vonnis
De verdachte wordt - samengevat - beschuldigd van de invoer van drie partijen drugs in Nederland (zaken: Herrie, Oranje en Rugtas) dan wel het proberen in te voeren of het voorbereiden daarvan. In dezelfde drie zaken wordt de verdachte er ook van beschuldigd dat hij de containers waarin de drugs zaten heeft gestolen of dat in ieder geval heeft geprobeerd. Tot slot wordt de verdachte verweten een geldbedrag van ongeveer 236.000 euro te heben witgewassen. De volledige tekst van de beschuldiging is opgenomen in hoofdstuk 1 van dit vonnis.
De verdachte wordt vrijgesproken van de invoer van cocaïne, het proberen in te voeren van cocaïne en de diefstal van de containers. Wel is bewezen dat de verdachte de invoer van drie partijen cocaïne heeft voorbereid en dat hij heeft geprobeerd om drie containers te stelen. Ook is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag.
De bespreking van de bewijsverweren, de bewijsmotivering en de bewezenverklaring zijn in hoofdstuk 2 van dit vonnis uiteengezet. Een overzicht van de bewijsmiddelen is in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen.
De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet verboden gedragingen waar straf op staat. Welke verboden gedragingen dat zijn, is omschreven in hoofdstuk 4 van dit vonnis. In dat hoofdstuk worden ook de strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte besproken.
Hoofdstuk 5 van dit vonnis vermeldt alle onderdelen van de straf en de motivering daarvan.
Hoofdstuk 6 sluit dit vonnis af met een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening door de rechters en de griffier.

1..De beschuldiging in de tenlastelegging

Zaak Herrie

Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een hoeveelheid van ongeveer 188 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een hoeveelheid van ongeveer 188 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 188 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of,
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
  • de container (met nummer [containernummer 1] ) voorgemeld/aangemeld in het systeem Portbase en/of
  • de container (met nummer [containernummer 1] ) (laten) ophalen bij de terminal en/of
  • (telefonisch)contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of
  • afspraken gemaakt met zijn mededader(s);
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een container (met nummer [containernummer 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een container (met nummer [containernummer 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak Oranje
Feit 3
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een onbekende hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van
een onbekende hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) (ander(e)) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of,
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s);
  • de container (met nummer [containernummer 3] ) voorgemeld/aangemeld in het systeem Portbase en/of
  • de container (met nummer [containernummer 3] ) (laten) ophalen bij de terminal en/of
  • (telefonisch)contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of
  • afspraken gemaakt met zijn mededader(s);
Feit 4
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
heeft weggenomen de container (met nummer [containernummer 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een container (met nummer [containernummer 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak Rugtas
Feit 5
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een hoeveelheid van ongeveer 292 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet),
een hoeveelheid van ongeveer 292 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 292 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of,
  • zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit
hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):
  • de container (met nummer [containernummer 4] ) voorgemeld/aangemeld in het systeem Portbase en/of
  • de container (met nummer [containernummer 4] ) (laten) ophalen bij de terminal en/of
  • (telefonisch)contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of
  • afspraken gemaakt met zijn mededader(s);
Feit 6
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen de container (met nummer [containernummer 4] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader (s) zulks nadat, hij, verdachte, en/of zijn mededader (s), dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een container (met nummer [containernummer 4] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Zaak Witwassen
Feit 7
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 december 2019 te Rotterdam en/of Mijnsheerenland en/of Strijen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een geldbedrag (circa 236.318,91 euro),
  • de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die een voorwerp was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten het geldbedrag, voorhanden had en/of
  • heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dat/die geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededaders wist/wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
1.

2..De beslissingen over het bewijs

De vordering van de officier van justitie
In de zaak Herrie en Oranje vindt de officier van justitie dat het medeplegen van de invoer van de drugs en de diefstal van de container bewezen kunnen worden. In de zaak Rugtas vindt de officier van justitie dat het medeplegen van de invoer van de drugs en de poging diefstal van de container bewezen kunnen worden. De officier van justitie vindt ten slotte dat ook het witwassen, bewezen kan worden.
Zaak Herrie
Feit 2 bewijsoverweging
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van de onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde (poging tot) diefstal van een container met valse sleutel, omdat niet kan worden bewezen dat hij het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van de container. De verdachte dacht dat de container eigendom van zijn opdrachtgever [naam 1] was.
BeoordelingDe verdachte heeft van [naam 1] de opdracht gekregen om een container van het haventerrein in Rotterdam op te halen. De verdachte wist dat er cocaïne in deze container zat. De verdachte heeft via zijn account bij Portbase geprobeerd de container voor te melden en de chauffeur [naam 2] de opdracht gegeven om de container van het ECT terrein te halen. De verdachte zou vervolgens de container zelf naar Antwerpen rijden.
Op het moment dat de verdachte de container met cocaïne probeerde voor te melden en aan [naam 2] opdracht gaf om deze op te halen had de verdachte het oogmerk om de container wederrechtelijk toe te eigenen. De verklaring van de verdachte dat hij dacht dat de container aan [naam 1] toebehoorde, is zonder verdere concrete onderbouwing en gelet op de door de verdachte beoogde invoer van cocaïne in opdracht van deze [naam 1] ongeloofwaardig.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In de zaak Herrie vindt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte feit 1 meer subsidiair en feit 2 subsidiair heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en Mijnsheerenland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van
180,80kilogram cocaïne voor te bereiden en te bevorderen,
  • een ander heeft getracht te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn, en
  • zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
  • eenvervoermiddel voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat
    diebestemd
    wastot het plegen van
    dehierboven bedoelde feit
    en
hebbende verdachte en een of meer van zijn mededaders:
  • de container met nummer [containernummer 2] laten ophalen bij de terminal en
  • (telefonisch)contact onderhouden met zijn mededaders en
  • afspraken gemaakt met zijn mededaders;
Feit 2
hij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Rotterdam en Mijnsheerenland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een container met nummer [containernummer 2] ,
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring van feit 1 steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen. In hoofdstuk 3 is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer tot vrijspraak is gevoerd. De bewezenverklaring van feit 2 steunt op de in hoofdstuk 3 opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de bewijsoverweging die bij de bewezenverklaring is betrokken, mede naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer.
Zaak Oranje
Feit 3 bewijsoverweging
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 3. Er is geen bewijs dat de betreffende container cocaïne bevatte.
Beoordeling
De verdachte heeft van [naam 1] de opdracht gekregen om een container uit te halen en te parkeren. De verdachte heeft de container op 16 april 2019 voorgemeld. Op 17 april 2019 heeft de verdachte contact met een werknemer van [naam bedrijf 5] met de vraag of die werknemer in Portbase wil kijken naar de status van de voorgemelde container. De verdachte informeert naar [bijnaam container] (het containernummer). Op 15 april 2019 bespreekt de verdachte met een medewerker van [naam bedrijf 5] dat [naam 3] zich niet houdt aan de afgesproken dag en dat hij (verdachte) wel even met [naam 3] gaat praten. Twee dagen na de voormelding en één dag na het uithalen van de container door [naam 3] , zegt de verdachte tegen zijn vriendin [naam 4] erg blij te zijn, omdat hij € 50.000,00 heeft verdiend.
Het handelen van de verdachte op en rond 16 april 2019 past naadloos in de handelingen die hij bij de andere transporten heeft verricht. Vrijwel alle elementen zijn gelijk. Daaruit wordt afgeleid dat de verdachte op 16 april 2019 ook betrokken was bij de opzettelijke voorbereiding van een drugstransport. Daarbij is het enthousiasme over de € 50.000,00 een treffend element.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In de zaak Oranje vindt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair heeft begaan op de volgende manier:
Feit 3
hij in de periode van 1 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Rotterdam en Mijnsheerenland en Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van een onbekende hoeveelheid cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen,
- zich en een ander gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen,
hebbende verdachte en een of meer van zijn, verdachtes, mededaders;
  • de container met nummer [containernummer 3] voorgemeld in het systeem Portbase, en
  • (telefonisch) contact heeft onderhouden met zijn mededaders
  • afspraken gemaakt met zijn mededaders;
Feit 4
hij in de periode van 1 april 2019 tot en met 19 april 2019 te Rotterdam en Mijnsheerenland en Strijen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een container met nummer [containernummer 3] ,
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 3] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 steunt op de in hoofdstuk 3 opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de bewijsoverweging die bij de bewezenverklaring is betrokken, mede naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer.
Zaak Rugtas
Feit 6 bewijsoverweging
Standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de poging diefstal van container [containernummer 4] , nu hij geen oogmerk heeft gehad op de wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte dacht dat de container van zijn opdrachtgever [naam 1] was.
Het verweer wordt verworpen. Op grond van de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen volgen kan dezelfde conclusie worden getrokken als hiervoor bij de bewijsoverweging van feit 2 is gedaan.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In de zaak Rugtas vindt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte feit 5 meer subsidiair en feit 6 subsidiair heeft begaan op de volgende manier:
Feit 5
hij in de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en Mijnsheerenland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van 292 kilogram cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een ander heeft getracht te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn, en
  • zich en een ander gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen, en
  • vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit;
hebbende verdachte en een of meer van zijn, verdachtes, mededaders:
  • de container met nummer [containernummer 4] voorgemeld in het systeem Portbase en
  • de container met nummer [containernummer 4] laten ophalen bij de terminal en
  • (telefonisch)contact onderhouden met zijn mededaders en
  • afspraken gemaakt met zijn mededaders;
Feit 6
hij in de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019 te Rotterdam en Mijnsheerenland, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een container met nummer [containernummer 4] ,
diegeheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [naam bedrijf 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, gebruik heeft gemaakt van een pincode, tot het gebruik waarvan, hij, verdachte, en zijn mededaders niet gerechtigd waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring van feit 5 subsidiair steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen. Hieronder is een opgave gedaan van die bewijsmiddelen. Met deze opgave wordt volstaan omdat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer tot is gevoerd. De bewezenverklaring van feit 6 steunt op de in hoofdstuk 3 opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de bewijsoverweging die bij de bewezenverklaring is betrokken, mede naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer.
Zaak Witwassen
Feit 7 bewijsoverweging
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het storten van grote contante geldbedragen rechtvaardigt weliswaar een vermoeden van witwassen, maar de verdachte heeft concreet en verifieerbaar verklaard dat het geld niet afkomstig is uit een misdrijf.
Beoordeling
Op de rekening van de verdachte zijn in de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 december 2019 door middel van contante stortingen telkens geldbedragen bijgeschreven op bankrekeningen waarover de verdachte op dat moment beschikte. Er is onderzoek gedaan naar de financiële gegevens van de verdachte en de aan hem gelieerde bedrijven. Gelet op de hoogte van de contant gestorte geldbedragen, het feit dat deze geldbedragen niet uit zijn legale inkomen kunnen worden verklaard en ook omdat de verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank bezig heeft gehouden met voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne waarvan het algemeen bekend is dat dit gepaard gaat met grote hoeveelheden contant geld, is het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn.
Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor een legale herkomst van het geldbedrag.
De verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig is van een lening van € 100.000,00 tot € 150.000,00 van de eerder genoemde [naam 1] , inkomsten uit kledingtransporten en inkomsten behaald vanuit festiviteiten rondom zijn café. Deze verklaring is niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en er zijn geen stukken met betrekking tot die lening en die inkomsten overgelegd, op basis waarvan het openbaar ministerie nader onderzoek zou kunnen doen. Nu een concrete en verifieerbare verklaring voor de legale herkomst van het geld ontbreekt en de stukken in het dossier geen enkele aanwijzing opleveren voor een mogelijk legale herkomst van het geld, is de rechtbank van oordeel dat de geldbedragen die op de bankrekeningen van de verdachte zijn gestort onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit wist.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
In de zaak Witwassen vindt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte feit 7 heeft begaan op de volgende manier:
7.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 3 december 2019 in Nederland een groot geldbedrag
  • de herkomst heeft verborgen en verhuld, althans heeft verborgen en verhuld wie de rechthebbende was en
  • voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring van feit 7 steunt op de in hoofdstuk 3 opgenomen redengevende inhoud van de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen vormen ook de basis voor de bewijsoverweging die bij de bewezenverklaring is betrokken, mede naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde bewijsverweer.

3..De bewijsmiddelen

Zaak Herrie
Opgave van bewijsmiddelen feit 1 meer subsidiair:
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 21 januari 2021
Onderzoek van de zeehaven politie, HARC-team [1]
3.
Onderzoek van de douane Rotterdam [2]
4.
Onderzoek van de douane Rotterdam [3]
5.
Onderzoek van de douane Rotterdam [4]
6.
Deskundigenverslag van het Douane laboratorium [5]
7.
Onderzoek van de douane Rotterdam [6]
8.
Onderzoek van de districtsrecherche [7]
9.
Onderzoek van de districtsrecherche [8]

Bewijsmiddelen feit 2 subsidiair

10.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 21 januari 2021
Ik kreeg van [naam 1] de opdracht om container [containernummer 2] op te halen. Ik dacht dat er cocaïne in de container zat. Ik heb [naam 2] gevraagd om de container [containernummer 2] op te halen en deze container in Rotterdam neer te zetten. Ik zou dan de container vervolgens wegbrengen naar Antwerpen. Ik heb van [naam 1] de pincode gekregen. [naam 2] heeft geprobeerd die container op te halen, dat is niet gelukt. Ik neem de verantwoordelijkheid.
11.
Onderzoek van de douane Rotterdam [9]
[naam 2] meldde zich op 21 augustus 2018 op de ECT-Delta Maasvlakte om container [containernummer 2] op te halen. Hij had hiertoe het verzoek gekregen van [naam verdachte] .
12.
Onderzoek van de districtsrecherche [10]
De container met prefix [containernummer 2] was geladen in Buenaventura (Colombia). De container moest gelost worden in Rotterdam en was bestemd voor een bedrijf genaamd [naam bedrijf 2] gevestigd te Antwerpen.
Zaak Oranje
Bewijsmiddelen feit 3 subsidiair en feit 4 subsidiair
1.
Onderzoek van de politie, aangifte namens [naam bedrijf 3] [11]
Ik doe aangifte namens [naam bedrijf 3] van diefstal van een container. Deze container is voorzien van nummer [containernummer 3] . Ik heb uit informatie van derden dat de container is opgehaald op donderdag 18 april 2019 omstreeks 17.00 uur in de haven van Rotterdam, bij ECT Rotterdam. Ik weet de details niet maar ik weet wel dat de container niet door [naam vervoerder] is opgehaald. Ik wil nog toevoegen dat de gerechtigde vervoerder [naam vervoerder] bij de terminal kwam in Rotterdam en dat de container al weg bleek te zijn. Een container kan daar alleen met
een geldige pincode worden afgehaald.
2.
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting op 21 januari 2021
Ik heb de container [containernummer 3] voorgemeld. Vervolgens heb ik de planner gebeld om te vragen of de container op groen stond. De planner deelde aan mij mee dat de container op rood stond. Het klopt dat ik betrokken ben geweest aan de voorkant.
3.
Onderzoek van de politie, inhoudende de verklaring van de verdachte [12]
Bij de container, die van [naam 3] , toen werd ik ook uitgenodigd door [naam 1] . Er moest weer een container gereden worden.
4.
Onderzoek van de politie, inhoudende de verklaring van [naam 3] [13]
Ik kreeg € 1000,00 voor de klus om de container uit te halen. Ik kreeg dit contant in briefjes van € 100,00.
5.
Tapgesprekken [14]
Tapgesprek 15 april 2019 tussen [naam verdachte] en [naam 5] ( [nummer 1]):
[naam verdachte] zegt tegen [naam 5] dat [naam 6] eraan komt om met [naam 5] zijn auto's die sleutels naar [naam 3] te brengen. [naam 5] vraagt of [naam verdachte] het berichtje van [naam 3] van afgelopen zaterdag gezien heeft. Nee, zegt [naam verdachte] . [naam 5] stuurt het door. Het lijkt erop dat [naam 3] dinsdag tot en met donderdag op het spoor werkt dus hij kan alleen maandag of vrijdag voor [naam bedrijf 5] . Fijn om te weten, zegt [naam verdachte] . Hij gaat vanavond wel even met [naam 3] praten, want dit is niet conform de afspraak. [naam 5] hoort het wel.
Tapgesprek 17 april 2019 tussen [naam verdachte] en [naam 5] ( [nummer 2] ):
[naam 5] : [naam verdachte]
: He
[naam 5] : Hai
[naam verdachte] : Hij gaat effe kijken. Hij gaat effe kijken en dan uh waarschijnlijk pallets laden in de buurt van Kolding ofzo.
[naam 5] : Oké klasse.
[naam verdachte] : 20 ntv met pallets maar hij je moet effe bellen wat er klaar staat
[naam 5] : Oke grandioos, ik laat hem effe staan daarzo.
[naam verdachte] : Kijk jij is effe twee tellen op uh Portbase. De gewone?
Ik Portbase, ja?
[naam verdachte] : Effe inloggen
[naam 5] : Ja, zit ik nou.
[naam verdachte] : Oh staat een [bijnaam container] stond nog geen document in. Weet je dat? Kan je dat zien?
[naam 5] : Uhm heb je die gister uh heb je al achter uh computer gezeten?
[naam verdachte] : Ja, ja.
[naam 5] : Oh okay. Uhh twee dagen, toepassen. [bijnaam container] ?
[naam verdachte] : Ja kan wel ja
[naam 5] : Op de Delta?
[naam verdachte] : Ja
[naam 5] : Uh hij is niet aanwezig uh allemaal rode kruissies.
[naam verdachte] : Allemaal rode kruisjes. Oke, ga ik dat tegen hem zeggen. Ja, moest ik effe voormelden voor een kennis van me.
[naam 5] : Oh Oke.
Tapgesprek op 18 april 2019 tussen [naam verdachte] en [naam 4] ( [nummer 3] ):
Tijd: 00:01:11
[naam verdachte] : Ik was nu aan het werk en hoeveel denk je dat ik heb verdiend?
[naam 4] : Hoeveel?
[naam verdachte] : Gedurende de tijd dat ik zei, bel me niet tot nu, hoeveel geld heb ik verdiend?
[naam 4] : Vijftig?
[naam verdachte] : Ja, je hebt gelijk, je rekent erg goed.
6.
Onderzoek van de Politie [15]
Ik zag dat op 18 april 2019 om 20:01 uur naar het nummer van de verdachte [naam 3] werd gebeld. In de uitwerking zag ik dat dit telefoontje afkomstig was van een persoon met de naam [naam 7] , die vroeg of [naam 3] net op het industrieterrein in Strijen reed. [naam 3] ontkende dit en zei dat hij bij zijn zus was. Ik zag dat op 18 april 2019 om 20:03 uur dataverkeer plaatsvond vanaf het telefoonnummer van verdachte [naam 3] . Ik zag dat tussen 18 april 2019 20:05 uur, nadat het Sms-bericht was verzonden, en 20 april 2019 21:28 uur geen dataverkeer meer plaatsvond vanaf het telefoonnummer van de verdachte. Ik zag dat in de periode van 20 april 2019 21:28 uur tot 21 april 2019 10:15 uur uitsluitend dataverkeer plaatsvond via het telefoonnummer van de verdachte. Ik zag dat pas op 21 april 2019 om 10:15 uur weer een telefoongesprek gevoerd werd door de verdachte met dit telefoonnummer. Gezien bovenstaande lijkt het erop dat de telefoon van de verdachte uitgeschakeld was tussen 18 april 2019 20:05 uur en 20 april 2019 21:28 uur.
Zaak Rugtas
Opgave van bewijsmiddelen feit 5 meer subsidiair
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 21 januari 2021
Onderzoek van de Douane Rotterdam haven [16]
3.
Onderzoek van de Douane Rotterdam haven [17]
4.
Onderzoek van Douanelaboratorium Rotterdam [18]
5.
Onderzoek van de politie [19]
6.
Onderzoek van de politie [20]
7.
Onderzoek van de politie [21]
8.
Onderzoek van de politie [22]
9.
Onderzoek Kamer van Koophandel [23]

Bewijsmiddelen feit 6 subsidiair

10.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 21 januari
Het klopt dat ik betrokken ben geweest bij de voorbereiding van het vervoeren van de container met nummer [containernummer 4] in de periode van 3 april 2019 tot en met 23 mei 2019. Ik deed dat in opdracht van [naam 1] . Van [naam 1] kreeg ik een pincode van de container. Ik heb die container voorgemeld en aan [naam 8] de opdracht gegeven om die container op te halen.
11.
Onderzoek van de politie, inhoudende de verklaring van de verdachte [24]
Ik heb via de telefoon contact gehad met [naam 9] en [naam 10] over de container die [naam 8] heeft geprobeerd uit te halen. De container moest uitgehaald en geparkeerd worden en zij zouden dan de rest regelen. Ik zou dan een week later het chassis terugkrijgen, zonder container en dan zou de rekening vereffend zijn.
12.
Onderzoek van de politie [25]
Op 23 mei 2019 omstreeks 07:45 werd vanaf het account van een container voorgemeld met containernummer [containernummer 4] . Deze werd voorgemeld om de container op de ECT Delta terminal op te kunnen halen. Deze werd afgewezen. Omstreeks 09.00 uur werd nogmaals vanaf het account van een container voorgemeld met containernummer [containernummer 4] . Deze werd wederom afgewezen.
13.
Onderzoek van de politie [26]
Op 23 mei 2019 om 08:31 uur stond geregistreerd dat chauffeur [naam 8] de container
[containernummer 4] op wilde halen. [naam 8] reed in een vrachtwagen gekentekend [kentekennummer] en reed voor het bedrijf [naam bedrijf 5]
14.
Onderzoek van de politie [27]
De container met nummer [containernummer 4] is op 3 april 2019 verscheept vanaf Suape (de rechtbank begrijpt: Suape, Pernambuco, Brazilië en was bestemd voor [naam bedrijf 4] .
15.
Tapgesprekken [28]
Tapgesprek 23 mei 2019 te 05:29 uur tussen [naam verdachte] en [naam 8] ( [nummer 4] ):
[naam verdachte] : ...ntv bellen voorweg te rijden, want ik heb nog geen gegevens.
[naam 8] : Oh
[naam verdachte] : Sta je dadelijk voor lul te wachten.
[naam 8] : Ja laat maar weten. Ja, jij zeg 5 uur dus ik denk nou rij ik 5 uur weg
[naam verdachte] : Ja maar ik denk jij geef mij wel even een seintje
[naam 8] : Ja ik heb je geappt.
[naam verdachte] : Ja appen?
[naam 8] : He?
[naam verdachte] : Ik heb niks gehoord, ik moet wachten op reactie, maar oke maakt niet uit. Uhhh nog niet er naartoe rijden dan nog maar effe daar ergens.
Tapgesprek 23 mei 2019 te 08:43 uur tussen [naam verdachte] en [naam 8] ( [nummer 5] ):
[naam verdachte] : heee, hallo?
[naam 8] : Ja.
[naam verdachte] : He, morgen
[naam 8] : Ik moet documenten hebben voor om die bak er uit te halen zegt ie.
[naam verdachte] : Oh, nou, nou, dan ga ik de klant bellen.
[naam 8] : ja.
[naam verdachte] : Dat document staat niet op je routeplan dan?
[naam 8] : op mijn?
[naam verdachte] : Op je routeplan staat geen document, dan?
[naam 8] : Nee, hij zegt euhh... ik geef dit aan hem, hij zegt ja, wat heb je bij je, want je moet documenten hebben voor die container, om uit te halen, dus.
[naam verdachte] : Ga maar even naar dat loketje dat je eraf kan rijden, rij er maar af. Dit gaat niet goed. Dan ben je in ieder geval weg.
Tapgesprek 23 mei 2019 te 09:08 uur tussen [naam verdachte] en [naam 8] ( [nummer 6] ):
[naam 8] : Ja
[naam verdachte] : He. Even een gewoon bakkie doen?
[naam 8] : Ja
[naam verdachte] : want dan valt het niet zo op dat we daarheen leeg heen en leeg vandaan rijden.
[naam 8] : hm hm
[naam verdachte] : Even Barendrecht lossen of zo vanaf de Delta
[naam 8] : ja, ja
[naam verdachte] : Ja? Wil je dat?
[naam 8] : Ja, ja is goed
[naam verdachte] : Ik zal een omrijertje vragen, zal omrijertje vragen.
[naam 8] : Ik vind het best als het maar niet APM of de RWG is he
[naam verdachte] : nee, nee, nee, Delta, Delta, ik ga hem (3e) even bellen...ntv EG.
De zaak Witwassen
Bewijsmiddelen feit 7
1.
Onderzoek van de Infobox Crimineel en Onverklaarbaar Vermogen (ICOV) [29]
[naam verdachte] is enig aandeelhouder van [naam bedrijf 6] sinds 21 december 2012, met de volgende Entiteitsrelaties in BVR:
- [naam verdachte] ;
- [naam bedrijf 5] ;
- [naam bedrijf 6] ;
- [naam bedrijf 7] ;
- [naam bedrijf 8] ;
- [naam bedrijf 9] .
Verdachte [naam verdachte] heeft de volgende Nederlandse bankrekeningen [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 2] (Nationale Nederlanden) op naam met een totaalsaldo in de volgende jaren:
2014 €2.196;
2015 €1107,-;
2016 €133,-;
2017 €1337,-.
2018 €38,-
Verdachte [naam verdachte] heeft blijkens opgave van de Belastingdienst loon ontvangen uit dienstbetrekkingen. Uit de loongegevens, afkomstig uit het systeem Fiscale Loongegevens, blijkt dat hij in de jaren 2014 tot en met 2018 het volgende nettoloon heeft ontvangen:
2018 €29.419;
2017 €38.086;
2016 €40.359;
2015 €37.960;
2014 €34.503.
Verdachte [naam verdachte] heeft geen toeslagen ontvangen.
Bij de FIU stonden twee verdachte transacties geregistreerd op naam van [naam verdachte]
Transactienummer [transactienummer 1].
Geldautomaatstorting op 13 juli 2018, totaalbedrag: € 37.710.
Transactienummer [transactienummer 2].
Money transfer van Nederland naar Roemenië op 12 oktober 2017 totaalbedrag: € 500.
2.
Onderzoek van de politie [30]
[naam verdachte] heeft in de periode van 1 januari 2016 belang gehad in de volgende ondernemingen:
  • van [naam bedrijf 6] als bestuurder en enig aandeelhouder sinds 21 december 2012 tot en met 30 november 2019;
  • van [naam bedrijf 8] als bestuurder en enig aandeelhouder middels [naam bedrijf 6] sinds 23 november 2016 tot en met 21 november 2019;
  • van [naam bedrijf 9] als bestuurder en enig aandeelhouder middels [naam bedrijf 6] sinds 13 september 2017 tot en met 25 september 2019;
  • van [naam bedrijf 5] als bestuurder en enig aandeelhouder middels [naam bedrijf 8] sinds 30 januari 2017 tot en met 13 augustus 2019;
  • van [naam bedrijf 7] als bestuurder en enig aandeelhouder middels [naam bedrijf 8] sinds 24 april 2014 tot en met 4 januari 2019.
3.
Onderzoek van de politie, inhoudende tapgesprekken [31]
Samenvatting tapgesprek tussen [naam verdachte] en [naam 11] op 9 oktober 2018 19:14 uur ( [nummer 7] ).
[naam verdachte] vraagt of hij daar geen stichting voor moet oprichten. [naam 11] vindt het goed idee. Moeten alleen aan [naam 2] vragen hoe je een omzet van 15.000 kan laten verdwijnen. [naam verdachte] zegt dat kom wel goed. [naam 11] vraagt of hij ( [naam 12] ) niet een stukje kan financieren uit Turkije. [naam verdachte] vraagt voor hier? [naam 11] zegt Ja! [naam verdachte] heeft dat nog niet met hem over gehad. [naam 11] , het is maar een wilde gedachte als je begrijpt wat ik bedoel. [naam verdachte] snapt mm.
Samenvatting tapgesprek tussen [naam verdachte] en [naam 11] op 13 december 2018 te 15:13 uur ( [nummer 8] )
[naam verdachte] vraagt waar [naam 11] dat tasje heeft staan. [naam 11] zegt naast hem en neemt het vanavond mee. [naam verdachte] vraagt of [naam 11] in de Kuiper nog wat contant moet afstorten of kan je daar nog wat in afstorten? En dan op factuur naar [naam bedrijf 6] of kan dat niet? [naam 11] zegt dat naar d Kuiper niet zo veel kan, omdat ze daar een Knab bank hebben.
[naam verdachte] : Oh nee dan kan het niet dat wist ik niet.
[naam verdachte] : Ik kan moeilijk nou weer de Rabobank binnenlopen met een tassie (lacht).
[naam 11] : "Ja ik ken effe naar Zwitserland rijden"
[naam verdachte] : "Anders effe wat via m'n vader maakt ook niet zoveel uit, doen we met genoeg. Ik heb wel drie chassis-tjes gekocht trouwens, 2 zeker en 3e moet ik zo nog over terug bellen. Gewoon schuivertjes wel wat ouder maar maakt niet uit"
[naam verdachte] wil half januari met [naam 13] gaan zitten om die zilveren M.A.N helemaal te betalen dan boek ik dat zelf weg, en die ene Scania ook, dan scheelt dat ook weer. Alleen jij moet het even boekhoudkundig..."
[naam 11] : "Voor zover het in de boeken staat moeten we daar natuurlijk weer wat tegenover zetten
[naam verdachte] : "Ken hem toch verkopen aan [naam 14] "
[naam 11] : "Tuurlijk, tuurlijk"
[naam verdachte] : "Daarom zeg ik dan moet er vanuit Zwitserland wat naar [naam 14] toe komen, moeten we even naar kijken"
Samenvatting tapgesprek tussen [naam verdachte] en [naam 11] op 29 april 2019 10:52 uur ( [nummer 9] )
[naam 11] : Ja dan is dat natuurlijk wel een idee voor [naam bedrijf 6] . Maar das natuurlijk de bovenste allemaal loon belasting. Als we die natuurlijk op die manier ook uit de boeken laten verdwijnen, danuh verdient het niet de schoonheidsprijs, maar is het wel de oplossing.
4.
Onderzoek van de politie [32]
Er is een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] op naam van [naam bedrijf 8] / [naam verdachte] .
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 september 2019, 2 contante stortingen op de bankrekening zijn verricht met een totaalbedrag van € 4.150,00 en 2 contante opnamen bij een geldautomaat met een totaalbedrag van € 750,00 zijn verricht.
Het verschil tussen de contante stortingen en contante opnamen van € 3.400,00 (€ 4.150,00 - € 750,00) is vooralsnog onverklaarbaar.
5.
Onderzoek van de politie [33]
Er is een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] op naam van [naam verdachte] .
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 september 2019, 19 contante stortingen op de bankrekening zijn verricht met een totaalbedrag van € 84.010,00 en 51 contante opnamen bij een geldautomaat met een totaalbedrag van € 10.698,24 zijn verricht.
Het verschil tussen de contante stortingen en contante opnamen van € 73.311,76 ( € 84.010,00 - € 10.698,24) is vooralsnog onverklaarbaar.
6.
Onderzoek van de politie [34]
Er is een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 4] op naam van [naam bedrijf 8]
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 september 2019, 4 contante stortingen op de bankrekening zijn verricht met een totaalbedrag van € 34.294,00. In de onderzochte periode zijn geen contante opnamen verricht.
7.
Onderzoek van de politie [35]
Er is een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] op naam van [naam bedrijf 7]
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juli 2019, 7 contante stortingen op de bankrekening zijn verricht met een totaalbedrag van € 36.180,00. Tevens werd in de onderzochte periode 19 maal contant geld opgenomen met een totaalbedrag van € 13.820,00.
8.
Onderzoek van de politie [36]
Er is een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6] op naam van [naam bedrijf 7] / [naam verdachte] .
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 september 2019, 5 contante stortingen op de bankrekening zijn verricht met een totaalbedrag van € 37.710,00 en 67 contante opnamen bij een geldautomaat met een totaalbedrag van € 18.864,85 zijn verricht. Het verschil tussen de contante stortingen en contante opnamen van € 18.845,15 ( € 37.710,00 - € 18.864,85) is vooralsnog onverklaarbaar.
9.
Onderzoek van de politie [37]
Binnen het onderzoek ‘Lawine’ heb ik, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 7] op naam van [naam bedrijf 5]
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 1 januari 2016 tot en met 12 augustus 2019 er in totaal een bedrag van 113.430,00 contant werd gestort op de bankrekening en er werd een bedrag van € 43.590,00 contant opgenomen van de bankrekening.
10.
Onderzoek van de politie [38]
Er is een onderzoek ingesteld naar contante opnamen en stortingen op het bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 8] op naam van [naam bedrijf 9]
Na onderzoek in de verstrekt mutatieoverzichten is gebleken dat in de periode van 13 juli 2017 tot en met 2 september 2019 in totaal een bedrag van 30.628,00 contant werd gestort op de bankrekening en er werd een bedrag van € 13.960,00 contant opgenomen.
Hoofdstuk 4: de verboden gedragingen en de strafbaarheid
Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren op:
Feit 1 meer subsidiair
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 2 subsidiair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
Feit 3 subsidiair
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen
Feit 4 subsidiair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
Feit 5 meer subsidiair
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen, en vervoermiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Feit 6 subsidiair
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
Feit 7
Witwassen, door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

7..De onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank zal in dit hoofdstuk beslissen dat aan de verdachte een lange gevangenisstraf wordt opgelegd en zal uitleggen waarom. Daartoe zullen eerst de feiten en omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen. Dan volgen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte die van belang zijn. Daarna zal de eis van de officier van justitie en het standpunt van de verdediging over de straf worden besproken. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de concrete afwegingen van de rechtbank die tot de genoemde straf die aan de verdachte wordt opgelegd heeft geleid.
Feiten en omstandigheden
De verdachte heeft zijn functie als eigenaar van een transportbedrijf misbruikt door te helpen bij het binnenhalen van meerdere partijen cocaïne in Nederland in te voeren en verder te vervoeren. Met zijn voorbereidingen is hij een belangrijke schakel in de keten geweest om cocaïne in Nederland in te voeren en verder te vervoeren. Daarbij heeft hij ook geprobeerd om drie containers te stelen.
Vanuit Zuid-Amerika worden grote hoeveelheden cocaïne Nederland ingevoerd. Het op de markt brengen van harddrugs vormt een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Met de handel in cocaïne wordt veel geld verdiend en deze handel gaat gepaard met vele vormen van criminaliteit. Ter bestrijding van harddrugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale harddrugshandel wordt de invoer van cocaïne streng bestraft.
De rechtbank rekent de verdachte zijn betrokkenheid bij de bewezen drugsgerelateerde feiten ernstig aan. In matigende zin houdt de rechtbank bij de beoordeling ook rekening met het feit dat de rol van de verdachte bij deze feiten een vooral faciliterend karakter had, waarbij hij de containers voormeldde en chauffeurs regelde die de containers van het haventerrein afhaalden
Verder heeft de verdachte gedurende een periode van bijna vier jaar een groot geldbedrag witgewassen. De verdachte heeft zich ook hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft met zijn handelen de opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van de overheid onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Het witwassen van crimineel geld tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan en vormt daarmee een ernstige bedreiging voor de legale economie. De verdachte heeft daar geen oog voor gehad en heeft zich enkel laten leiden door eigen financiële gewin.
Persoonlijke omstandigheden
Strafblad
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 augustus 2020. De reclassering schat het gevaar op herhaling in als laag en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 8 jaar geëist. Hij gaat daarbij uit van andere feiten als die zijn bewezenverklaard. Hij acht de rol van de verdachte in het geheel groter rol dan dat de rechtbank bewezen vindt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de straf aanmerkelijk lager zou moeten zijn dan door de officier van justitie is geëist. Allereerst omdat de rol van de verdachte beperkt rol is. Daarnaast zijn als strafverlagende omstandigheden aangevoerd dat de verdachte inzicht heeft getoond in zijn handelen en dat hij openheid van zaken heeft gegeven. Ook moet de achtergrond, namelijk de dreigende situatie waardoor de verdachte tot zijn handelen is gekomen, worden meegewogen bij de te bepalen straf. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte zijn kind al lang niet heeft gezien en dat hij zijn woning dreigt te verliezen.
Passende straf
Vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten is een gevangenisstraf van substantiële duur op zijn plaats. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf niet alleen gekeken naar de ernst van de strafbare feiten, maar ook meegewogen dat de verdachte een relatief beperkte, ondersteunende rol heeft gespeeld in de gehele keten van de invoer van cocaïne. De verklaring van de verdachte dat hij de handelingen onder een zekere druk heeft verricht, is - hoewel deze verklaring niet volledig onaannemelijk is - niet nader verifieerbaar gebleken en zal bij de bepaling van de strafmaat buiten beschouwing blijven. Hoewel de verdachte zich heeft ingelaten met criminelen, lijkt hij van zijn fouten echter wel te hebben geleerd. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de raadsman ter terechtzitting zijn aangevoerd.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gelet op straffen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken en het gegeven dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusie
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd van 42 maanden. Deze straf is aanzienlijk lager dan de door de officier van justitie geëiste straf, omdat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en de rechtbank de rol van de verdachte bij de bewezen feiten anders beoordeelt.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 45, 47, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

6. Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de feit 1 primair, feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair, feit 4 primair, feit 5 primair, feit 5 subsidiair, feit 6 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 meer subsidiair, feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5 meer subsidiair, feit 6 subsidiair en feit 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen voorzitter,
en mrs. J.M.L. van Mulbregt en M. Timmerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 4 februari 2021.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 1] , pagina’s 34 en 35, in zaaksdossier Herrie.
2.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 2] , pagina’s 38 en 39, in zaaksdossier Herrie.
3.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 3] , pagina’s 40 tot en met 46, in zaaksdossier Herrie.
4.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 4] , pagina’s 60 tot en met 66, in zaaksdossier Herrie.
5.Een deskundigenverslag van het Douane laboratorium van 6 september 2018, laboratoriumnummer [laboratoriumnummer] , opgemaakt door [naam 15] , pagina’s 57 tot en met 59, in zaaksdossier Herrie.
6.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 5] , pagina’s 92 tot en met 98, in zaaksdossier Herrie.
7.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 6] , pagina’s 100 en 101, in zaaksdossier Herrie.
8.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 7] , pagina’s 115 tot en met 117, in zaaksdossier Herrie.
9.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 5] , pagina’s 92 tot en met 98, in zaaksdossier Herrie.
10.Proces-verbaal van bevinding, met nummer [procesverbaalnummer 6] , pagina’s 101 en 102, in zaaksdossier Herrie.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met nummer [procesverbaalnummer 8] , pagina’s 4 tot en met 29, in zaaksdossier Oranje.
12.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 9] , pagina’s 223 t/m pag. 237 in zaaksdossier Oranje.
13.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 10] , pagina’s 37 tot en met 45, in zaaksdossier Oranje.
14.Tapgesprekken, pagina’s 100 tot en met 106, in zaaksdossier Oranje.
15.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 11] , pagina’s 111 tot en met 114, in zaaksdossier Oranje.
16.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 12] , pagina’s 12 tot en met 14, in zaaksdossier Rugtas.
17.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 13] , pagina’s 15 tot en met 36, in zaaksdossier Rugtas.
18.Een deskundigenverslag, pagina’s 69 tot en met 71, in zaaksdossier Rugtas.
19.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 14] , pagina’s 79 tot en met 85, in zaaksdossier Rugtas.
20.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 15] , pagina 86, in zaaksdossier Rugtas.
21.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 16] , pagina’s 87 tot en met 90, in zaaksdossier Rugtas.
22.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 17] , pagina’s 91 tot en met 93 in zaaksdossier Rugtas.
23.Een ander geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel, pagina’s 94 tot en met 100, in zaaksdossier Rugtas.
24.Proces-verbaal van bevindingen, met nummer [procesverbaalnummer 9] , pagina’s 265 tot en met 272, in zaaksdossier Rugtas.
25.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 14] , pagina’s 79 tot en met 85, in zaaksdossier Rugtas.
26.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 15] , pagina 86, in zaaksdossier Rugtas.
27.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 16] , pagina’s 87 tot en met 90, in zaaksdossier Rugtas.
28.Een ander geschrift, te weten tapgesprekken, pagina’s 103 tot en met 106, in zaaksdossier Rugtas.
29.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 18] , pagina’s 44 tot en met 46, in zaaksdossier Witwassen.
30.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 19] , pagina’s 47 tot en met 60, in zaakdossier Witwassen.
31.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 20] , pagina’s 61 tot en met 74, in zaaksdossier Witwassen.
32.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 21] , pagina 90, in zaaksdossier Witwassen.
33.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 22] , pagina 98, in zaaksdossier Witwassen.
34.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 23] , pagina 103, in zaaksdossier Witwassen.
35.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 24] , pagina 110, in zaaksdossier Witwassen.
36.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 25] , pagina 121, in zaaksdossier Witwassen.
37.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 26] , pagina 191, in zaaksdossier Witwassen.
38.Proces-verbaal van bevindingen, nummer [procesverbaalnummer 25] , pagina 121, in zaaksdossier Witwassen.