ECLI:NL:RBROT:2021:1377

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
C/10/602932 / HA ZA 20-816
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over facturering en prijsstructuur in leaseovereenkomst voor printers

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2021, staat de lease van printers centraal. De eiser, CBC Finance B.V., had een overeenkomst gesloten met de gedaagde, Don Plotter Service B.V. (DPS), voor de verhuur van Canon multifunctionals. Na afloop van de overeenkomst stuurde CBC een eindfactuur op basis van een andere prijsformule dan eerder gehanteerd, wat leidde tot een geschil over de betaling van een bedrag van € 44.566,91. CBC vorderde betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. DPS verweerde zich tegen de vordering en stelde dat er geen recht was op de eindfactuur, omdat de facturering gedurende de looptijd van de overeenkomst niet correct was geweest.

De rechtbank oordeelde dat CBC niet gerechtigd was om de eindfactuur op te stellen op basis van de nieuwe prijsformule, omdat zij niet voldoende duidelijkheid had verschaft over de geldende prijzen bij het sluiten van de overeenkomst. De rechtbank benadrukte dat het aan CBC was om de voorwaarden van de overeenkomst helder te communiceren. De rechtbank concludeerde dat er geen onderscheid gemaakt kon worden tussen A3- en A4-afdrukken, zoals CBC had betoogd. De rechtbank wees de vordering van CBC grotendeels af, maar veroordeelde DPS tot betaling van € 1.000,00 voor de meerafdrukken van de laatste contractsmaanden, te vermeerderen met BTW en wettelijke handelsrente. CBC werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van DPS werden begroot op € 4.270,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/602932 / HA ZA 20-816
Vonnis van 17 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CBC FINANCE B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres,
advocaat mr. B.G. van Twist te ’s-Gravendeel,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DON PLOTTER SERVICE B.V.,
gevestigd te Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.R.D. van Lenningh te Rotterdam.
Partijen zullen hierna CBC en DPS genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties, en
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
CBC verkoopt, verhuurt, installeert en onderhoudt Canon multifunctionals, kopieerapparaten, printers en faxen voor de zakelijke markt.
2.2.
DPS is een grafisch bedrijf en richt zich in het bijzonder op printen, scannen, drukken en afwerken.
2.3. (
De rechtsvoorganger van) CBC en EuroSpider B.V. (wier naam later is gewijzigd in Erik Don Beheer B.V.) hebben een koop- en serviceovereenkomst gesloten met betrekking tot twee Canon office printers. Deze overeenkomst is neergelegd in een door EuroSpider B.V. op 12 december 2012 voor akkoord getekende offerte (hierna: de overeenkomst).
2.4.
De overeenkomst bepaalt onder meer:
“Service abonnement
Omschrijving Extra afdrukprijs*
20.000 vrije zwart-wit afdrukken (per jaar 240.000) € 0,0085
17.000 vrije kleur afdrukken (per jaar 204.000) € 0,049”
De levering van papier vormt geen onderdeel van de overeenkomst. Het serviceabonnement en dus de prijzen zien op onderhoud, drum, toner en reparatieonderdelen.
2.5.
DPS heeft het serviceabonnement met ingang van 2 januari 2018 overgenomen van EuroSpider B.V. / Erik Don Beheer B.V. De akte van contractsovername bepaalt onder meer:
“All-in maandbedrag (inclusief service) € 1836,44
Contractvolume zwart-wit 20.000 kleur 17.000
Meerafdrukprijs zwart-wit € 0,0095 kleur €0.0545
Tellerstand zwart-wit N.V.T. kleur N.V.T.”
2.6.
Het serviceabonnement is afgelopen per 31 maart 2020.
2.7.
CBS heeft aan DPS een factuur van 6 april 2020 gezonden voor een bedrag van € 44.566,91 (hierna: de eindfactuur). DPS heeft de eindfactuur niet betaald.

3..Het geschil

3.1.
CBC vordert, kort gezegd, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, DPS veroordeelt:
tot betaling van € 44.566,91, zijnde het bedrag van de onbetaald gebleven eindfactuur, vermeerderd met de wettelijke handelsrente;
tot betaling van € 1.220,67 aan buitengerechtelijke incassokosten;
in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
DPS voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van CBC bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten, waaronder de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Centraal in deze procedure staat de stelling van CBC dat zij gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst per abuis verkeerd gefactureerd heeft en dat zij gerechtigd was (en is) dit met de eindfactuur recht te zetten. DPS bestrijdt dat er verkeerd gefactureerd is en stelt dat ook om verschillende andere redenen dat CBC niet gerechtigd was om na afloop van de overeenkomst (alsnog) te facturen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat onder de serviceovereenkomst steeds een maandbedrag heeft gegolden voor een vast aantal afdrukken per maand en dat daarnaast een meerprijs verschuldigd was wanneer er meer afdrukken werden gemaakt. Die meerprijs werd per periode van 12 maanden achteraf door CBC gefactureerd. Deze prijsstructuur blijkt ook uit de overeenkomst en de akte van contractsovername. Facturatie van de meerafdrukken gebeurde aan de hand van tellerstanden die de printers automatisch doorgaven aan CBC. De tellerstanden waren ook leesbaar en werden in de praktijk ook uitgelezen voor DPS.
4.3.
Partijen twisten over de vraag of afdrukken op de formaten A3 en A4 onder de serviceovereenkomst gelijkelijk meetellen. CBC stelt dat een A3 afdruk als twee A4 afdrukken geldt. Zij licht dit met het volgende rekenvoorbeeld toe: als er 10.000 vrije afdrukken in een maand zijn en DPS maakt 8.000 A4 afdrukken en 1.000 A3 afdrukken, dan is het vrije aantal van 10.000 bereikt (8.000 + 2×1.000). Wordt er meer afgedrukt, dan worden de meerafdrukken ook op deze manier berekend. CBC stelt dat DPS had moeten begrijpen dat deze prijsstructuur gold. DPS betwist dit; volgens haar is juist afgesproken dat een A3 afdruk en een A4 afdruk gelijkelijk meetelden.
4.4.
De rechtbank oordeelt over de ‘weegfactor’ het volgende.
4.4.1.
Tussen partijen gold voor de printers steeds een schriftelijke overeenkomst. Het is vaste rechtspraak dat het bij de uitleg van een dergelijke overeenkomst niet alleen om de letterlijke tekst gaat. Het gaat erom hoe partijen over en weer de overeenkomst onder de gegeven omstandigheden mochten begrijpen en wat zij op dit punt redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij is de letterlijke tekst wel een zwaarwegend uitgangspunt, zeker tussen twee professionele partijen, zoals in dit geval. Het is aan CBC om voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen (en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen) waaruit blijkt dat haar lezing van de overeenkomst de juiste is. Zij beroept zich immers op de rechtsgevolgen van haar stellingen (zie artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
4.4.2.
De overeenkomst en de akte van contractsovername maken steeds melding van een aantal vrije zwarte afdrukken, een aantal vrije kleurenafdrukken, één meerprijs voor zwarte afdrukken en één meerprijs voor kleurenafdrukken. Ook in de overige tekst van de overeenkomst en de akte wordt het door CBC bepleite onderscheid naar afdrukformaat (A3/A4) niet gemaakt. Naar de tekst van de overeenkomst heeft CBC dus ongelijk. Dat betwist zij ook niet.
4.4.3.
CBC stelt dat DPS toch had moeten begrijpen dat het onderscheid gold. Zij voert daartoe aan dat in de (Nederlandse) markt een onderscheid geldt tussen office en grafische printers. Bij officeprinters, zoals de onderhavige printers, wordt in de gehele markt in het algemeen gewerkt met een onderscheid tussen A3 en A4 afdrukken, waarbij A3 afdrukken (ten minste) twee keer zo veel kosten als A4 afdrukken. Daarop worden wel eens uitzonderingen gemaakt, maar dat is zeldzaam. Bij grafische printers komt het vaker voor dat A3 en A4 afdrukken gelijkgesteld worden. DPS is een grafisch bedrijf met meer dan 30 jaar ervaring en het kan niet anders dan dat zij dit weet. CBC heeft in dit verband tijdens de mondelinge behandeling een (door DPS bij gebrek aan wetenschap betwiste) email uit 2012 van CBC aan DPS geciteerd. Die email is verzonden voordat de overeenkomst – waarbij twee Kyocera printers werden vervangen door de twee (Canon) printers – werd gesloten. In de email vroeg CBC: ‘
geldt nog steeds één A3 is twee keer A4 bij Kyocera’, wat door DPS volgens CBC werd bevestigd. CBC wijst er verder op dat in de overeenkomst met Kyocera dezelfde prijzen en prijsstructuur stond als in de overeenkomst die partijen in 2012 hebben gesloten. Ook bij de overeenkomst met Kyocera werd dus op papier geen onderscheid gemaakt tussen A3 en A4 printen, maar werd dat in de praktijk wel gemaakt. Ook hierom moest DPS begrijpen dat dezelfde prijsstructuur zou gelden. DPS maakt bovendien, zo stelt CBC, in haar eigen prijsstelling ook onderscheid tussen A3 en A4 afdrukken. CBC erkent dat de door haar geciteerde mailwisseling uit 2012 alleen ging over het contract met Kyocera en dat zij niet voorafgaand of na het sluiten van de overeenkomst aan DPS expliciet heeft gezegd dat A3 en A4 niet gelijk werden behandeld.
4.4.4.
DPS voert aan dat zij gekozen heeft voor Canon omdat zij bij Kyocera een hoger tarief had voor A3 afdrukken dan voor A4 afdrukken, maar dat zij met CBC had afgesproken dat dit onderscheid niet gold onder de overeenkomst voor de nieuwe printers. Ook zonder die afspraak, zo stelt DPS, hoefde zij niet te begrijpen dat CBC het onderscheid zou maken. De – door CBC opgestelde – overeenkomst maakt het onderscheid niet en het is aan CBC om ervoor te zorgen dat haar overeenkomsten duidelijk en ondubbelzinnig maken waarvoor betaald moet worden. CBC heeft ook jarenlang gefactureerd zonder kenbaar te maken dat er een prijsonderscheid gold, terwijl CBC wist dat haar printers ook A3 formaat konden afdrukken. CBC heeft haar nooit gezegd dat zij een onderscheid ging maken tussen A3 en A4, ook niet bij contractwijzigingen in 2016 en 2018. DPS betwist dat het zo gebruikelijk is in de markt dat zij dit had moeten begrijpen, sterker nog: het is juist gebruikelijk geen onderscheid te maken. Bij eerdere door DPS van CBC gekochte printers werd dit onderscheid ook niet gemaakt en DPS weet niet of dit, zoals CBC op de mondelinge behandeling heeft gezegd, mogelijk komt doordat dit grafische printers waren.
4.4.5.
De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van CBC. De uitleg en onderbouwing die CBC aan haar lezing geeft, schiet op verschillende manieren tekort. Naar eigen zeggen van CBC heeft zij voor sluiting van de overeenkomst niet gezegd dat er een onderscheid tussen A3- en A4-afdrukken zou worden gemaakt. Zij heeft – nog steeds naar eigen zeggen – niet meer gedaan dan vragen of bij Kyocera één A3-afdruk nog steeds gold als twee A4-afdrukken. Dat is niet voldoende. Het is primair aan CBC om voor het sluiten van de overeenkomst aan haar wederpartij duidelijk te maken wat haar prijsstelling zal zijn. Dat Kyocera werkte met een onderscheid tussen A3- en A4-afdrukken zonder dat in het contract te expliciteren, brengt niet met zich dat DPS dus moest begrijpen dat het af te sluiten contract met CBC ook op die manier zou werken. CBC is tijdens de gehele looptijd van de overeenkomst nooit op dit onderscheid teruggekomen is en heeft steeds gefactureerd op basis van een gelijkstelling tussen A3- en A4-afdrukken. Bovendien wreekt zich in de onderbouwing van het standpunt van CBC dat CBC wel één email citeert, maar geen duidelijk verloop schetst van de gesprekken voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. CBC sluit ook niet uit dat DPS in de jaren 2004-2010 bij Canon Nederland grafische machines heeft gehuurd zonder dat het onderscheid A3 en A4 gemaakt werd, zoals DPS op zitting heeft aangevoerd.
4.4.6.
Het voorgaande zou anders zijn geweest als de markt een redelijk harde ‘A3 = (ten minste) 2× A4’ norm kent. In die situatie had het op de weg gelegen van DPS om te vragen wat CBC bedoelde. CBC heeft echter onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou volgen dat het zo standaard in de markt is om het onderscheid te maken dat DPS dit ook zonder een waarschuwing had moeten begrijpen. Integendeel, CBC stelt dat dit onderscheid ‘in het principe’ geldt (dagvaarding onder 13). Zij legt niet uit in welke omstandigheden uitzonderingen gelden op de door haar gestelde standaard. Evenmin onderbouwt zij dat er voor grafische machines wel / vaker uitzonderingen gelden dan voor officeprinters en dat en waarom DPS had moeten begrijpen dat uitzonderingen voor grafische machines niet golden voor officeprinters. Verder is de stelling dat er een marktstandaard is, moeilijk te rijmen met het feit dat CBC het kennelijk nodig vond te vragen wat Kyocera deed. Ook stelt CBC wel dat zij – Canon – dit onderscheid maakt, maar op zitting is gebleken dat CBC jarenlang een groot aantal klanten heeft gefactureerd zonder het onderscheid te maken. CBC deed dus niet wat zijzelf zegt dat de markt doet, terwijl zij tegelijkertijd erkent dat zij een aanzienlijke speler op de Nederlandse markt is. Dit alles overziend, is voor de rechtbank niet helder wat nu zou maken dat er inderdaad een voldoende harde marktstandaard zou bestaan.
4.4.7.
Wat CBC wil, is terugkomen op een zes jaar lang consistent volgens de letter van de overeenkomst uitgevoerde facturatie. Dit vereist een stevigere onderbouwing dan CBC heeft gegeven. De rechtbank gaat er daarom van uit dat is overeengekomen zoals schriftelijk is vastgelegd: er is geen prijsonderscheid tussen afdrukken op A3 en A4. Aan bewijsvoering wordt niet toegekomen.
4.5.
Het beroep van CBC op de bepaling in haar algemene voorwaarden dat de gebruikelijke vergoeding van CBC geldt als er geen prijs is afgesproken, slaagt niet. Er is immers wel een prijs afgesproken.
4.6.
De overige stellingen van partijen behoeven geen bespreking met één uitzondering. De eindfactuur is niet alleen een correctie voor het A3/A4-onderscheid, maar bevat – naar niet in geschil is – ook de afrekening van de meerafdrukken van de laatste contractsmaanden. DPS erkent die meerafdrukken nog te moeten voldoen. DPS heeft op zitting gesteld dat het gaat om een bedrag van € 1.000,00 tot € 1.200,00. Nu dit niet gemotiveerd is weersproken door CBC, zal de rechtbank DPS veroordelen tot betaling van € 1.000,00, te vermeerderen met de BTW en de handelsrente (vanaf 30 dagen na de factuurdatum).
4.7.
CBC zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DPS worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
€ 2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.270,00
4.7.
De door DPS gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.8.
De door DPS gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen over de proceskostenveroordeling en de nakosten op de wijze zoals hierna bepaald.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt DPS om tegen bewijs van behoorlijke kwijting aan CBC € 1.000,00 (zegge: duizend euro), te vermeerderen met BTW en (over de hoofdsom en de BTW) de wettelijke handelsrente sinds 6 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt CBC in de proceskosten, aan de zijde van DPS tot op heden begroot op € 4.270, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van acht dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt CBC in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat CBC niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van acht dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2021.
[1876/1407]