“(…) Wij zijn inmiddels al heel lang met jullie bezig over de koop van onze woning. Jullie wilden in januari 2018 graag kopen, maar konden op dat moment nog geen financiering regelen. Maar jullie wilden ook de woning graag betrekken. Daarom hebben wij in eerste instantie ingestemd met een koopovereenkomst waarbij jullie op 1 mei 2018 de woning zouden gaan afnemen, voor EUR 290.000, maar wel vanaf 1 februari 2018 de woning al in konden door deze vooruitlopend op de koop tijdelijk te huren. Als het niet zou lukken om uiterlijk 1 april 2018 een financiering te krijgen, konden jullie de koop (uiterlijk op 2 april 2018) ontbinden. Dan zouden jullie van de koopovereenkomst af zijn, en de woning verlaten.
(…)
In april 2018 hebben jullie de koopovereenkomst niet ontbonden, maar wel meer tijd gevraagd om de woning af te kunnen nemen. Daar zijn wij toen in meegegaan. We hebben toen een ‘addendum’ door onze advocaat laten opstellen, (...). De datum waarop jullie de woning zouden afnemen werd verschoven naar 1 juli 2018, maar jullie konden tot en met 2 juni 2018 nog onder de koopovereenkomst uit door je te beroepen op ontbinding ervan. Als jullie niet zouden afnemen, zou de huur eindigen op 1 juli 2018 en zouden jullie de woning verlaten.
Ook toen hebben jullie weer niet afgenomen, maar de koopovereenkomst ook niet ontbonden. Wel hebben jullie ons toen laten weten de woning nog steeds af te willen en ook te zullen gaan nemen. Omdat de huur op 1 juli 2018 zou eindigen, hebben we toen (weer op onze kosten) een huurovereenkomst laten opmaken, zodat jullie - in afwachting van de datum waarop jullie de woning zouden gaan afnemen - tóch nog steeds in de woning konden blijven.
In de periode daarna hebben we steeds met jullie meegedacht: jullie wilden de nog steeds geldende koopovereenkomst weer aanpassen, nu door de koopsom op een lager bedrag vast te stellen, waarbij dan het restant achteraf als geldlening in maandtermijnen zou worden betaald. [voornaam gedaagde] [d.i. [gedaagde] , toev. rb] zou de enige koper zijn (dus niet meer met mw. [naam persoon] ), maar [voornaam partner gedaagde] (de partner van [gedaagde] , [naam partner gedaagde] ) zou ook meetekenen voor de geldlening. (…) We hebben (…) uiteindelijk weer onze advocaat ingeschakeld om concepten op te stellen voor een aangepaste koopovereenkomst (...). Er werd een afspraak gemaakt voor 4 februari 2019 om 10.00 uur bij onze advocaat, zodat we zijn concepten gezamenlijk zouden doorlopen om te kijken of we het daar allemaal mee eens waren en ons er goed bij voelden. (...)
Vlak voor die afspraak hebben jullie echter ineens afgezegd. (...)
(…)
Dat betekent niet dat we de woning niet meer aan jullie willen leveren. Wij realiseren ons dat er nu eenmaal een getekende koopovereenkomst ligt, voor EUR 290.000, die ons en jullie (strikt genomen: ons als verkopers en [voornaam gedaagde] en [voornaam partner gedaagde] ’s moeder als kopers, want zo wilden jullie het destijds) nog altijd bindt, zolang we het niet eens zijn over een alternatieve oplossing. Maar omdat we gezien de hele gang van zaken ernstige twijfels hebben dat jullie die koopovereenkomst alsnog gaan nakomen, vragen we jullie nu wel dringend
om je binnen een termijn van zeven dagen na vandaag duidelijk uit te spreken door ons schriftelijk te bevestigen dat jullie de getekende koopovereenkomst wél gaan nakomen, en zo ja, wat dan jullie voorstel is voor de leveringsdatum waarop we naar de notaris kunnen voor het tekenen van de leveringsakte.(...)”.