Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/162956-21
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 5 augustus 2021.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. L. Daum,
officier van justitie mr. C.M.B. Gijselman,
griffier mr. S.T.C.J.M. de Jongh.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
feitelijk verblijvende op datzelfde adres.
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. O.P. Kuit, advocaat te Den Haag.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De politierechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het
voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met
het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachteverklaart:
Ik beroep mij op mijn zwijgrecht. U laat mij een foto zien op het scherm en vraagt mij of ik mijzelf op de foto herken. Nee.
De politierechtergaat over tot bespreking van de persoonlijke omstandigheden.
De verdachteverklaart:
U houdt mijn justitiële documentatie voor. Ik heb een eigen schildersbedrijf. Ik heb kinderen uit vorige relaties en ook in mijn huidige relatie. Totaal heb ik zes kinderen. Met twee kinderen heb ik geen contact.
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij vordert dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitiemerkt ter toelichting op:
Vast staat dat er een inbraak is geweest. Op de camerabeelden is te zien dat drie personen in de richting van het pand lopen en even later met zijn drieën het bedrijfspand verlaten. De drie verdachten konden niet direct worden aangehouden. De verdachte wordt herkend door agenten op basis van de camerabeelden. Twee agenten van district Amsterdam herkennen de verdachte en twee agenten van district Rotterdam, die met de verdachte in verhoor hebben gezeten, herkennen de verdachte. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van de agenten. Op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van de verdachte is er wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat de verdachte de inbraak samen met anderen heeft gepleegd.
De officier van justitie legt de vordering over.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.
De raadsmanvoert verder aan:
Cliënt herkent zichzelf niet op de camerabeelden. Daarnaast is aan een medewerkster van de schoonmaakploeg niet de politiefoto van cliënt ter herkenning voorgehouden en eveneens niet de camerabeelden.
Er is slechts één bewijsmiddel, en dat is de herkenning van twee verbalisanten uit Amsterdam van cliënt op de camerabeelden.
Wat betreft het proces-verbaal op pagina 63 van het dossier, wat door twee verbalisanten uit Rotterdam is opgemaakt, ook hier ontbreekt enige onderbouwing. Het is zo beknopt dat het niet tot herkenning kan leiden. Er zit geen foto bij. Het is een conclusie zonder motivering.
Een strafblad is geen bewijsmiddel. Sinds meneer een goed lopen bedrijf heeft is er geen vermogens prikkel voor het plegen van een lucratieve inbraak.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
Er zijn camerabeelden van de inbraak. De beelden zijn bekeken door de politie in Rotterdam. Uit het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer] blijkt dat de beelden redelijk duidelijk zijn en er een goed signalement wordt gegeven. De agenten die de verdachte hebben gehoord herkennen hem op de bewegende beelden. De agenten uit Amsterdam herkennen de verdachte ook op basis van verschillende gezichtskenmerken. Totaal herkennen vier agenten de verdachte. Het is voldoende overtuigend.
De raadsmanwordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren. Hij deelt mede:
Dat vier agenten de verdachte herkennen maakt niet anders dat foto 3, waar we het mee moeten doen, onvoldoende grond bied voor herkenning. De lopende camerabeelden zijn niet getoond, de Rotterdamse agenten uit het proces-verbaal op pagina 63 herkennen de verdachte op basis van foto 3. Ze hadden moeten motiveren waarom. De beelden hadden getoond kunnen worden.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:
Ik sluit mij aan bij mijn advocaat.
De politierechterbeslist als volgt.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
Aantekening van het mondeling vonnis