ECLI:NL:RBROT:2021:13703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2021
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10/162956-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in inbraakzaak door onvoldoende betrouwbare herkenningen

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van inbraak op 28 augustus 2020 te Spijkenisse, heeft de politierechter op 5 augustus 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De politierechter oordeelde dat de kwaliteit van de camerabeelden, in combinatie met het feit dat de verbalisanten de verdachte niet goed kenden, de herkenningen onvoldoende betrouwbaar maakten. Ondanks dat er meerdere onafhankelijke herkenningen waren, was de combinatie van deze factoren doorslaggevend voor de vrijspraak.

De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren geëist, subsidiair 75 dagen hechtenis, maar de politierechter concludeerde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling. De verdachte had zich beroepen op zijn zwijgrecht en verklaarde niet op de camerabeelden te herkennen. De verdediging voerde aan dat de herkenningen niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de inbraak.

In hoger beroep, dat plaatsvond op 14 februari 2023, bevestigde het Hof Amsterdam het vonnis van de politierechter. Het hof oordeelde dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet leidde tot andere beschouwingen dan die van de eerste rechter. De vrijspraak werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef buiten vervolging gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/162956-21
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 5 augustus 2021.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. L. Daum,
officier van justitie mr. C.M.B. Gijselman,
griffier mr. S.T.C.J.M. de Jongh.
De zaak tegen de hierna te noemen verdachte wordt uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[naam verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
feitelijk verblijvende op datzelfde adres.
De politierechter heeft door deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechtervermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. O.P. Kuit, advocaat te Den Haag.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De politierechterdeelt mondeling mede de korte inhoud van de stukken van het
voorbereidend onderzoek en alle overige stukken van onderzoek, voor zover van belang met
het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.
De verdachteverklaart:
Ik beroep mij op mijn zwijgrecht. U laat mij een foto zien op het scherm en vraagt mij of ik mijzelf op de foto herken. Nee.
De politierechtergaat over tot bespreking van de persoonlijke omstandigheden.
De verdachteverklaart:
U houdt mijn justitiële documentatie voor. Ik heb een eigen schildersbedrijf. Ik heb kinderen uit vorige relaties en ook in mijn huidige relatie. Totaal heb ik zes kinderen. Met twee kinderen heb ik geen contact.
De officier van justitiehoudt het requisitoir. Zij vordert dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitiemerkt ter toelichting op:
Vast staat dat er een inbraak is geweest. Op de camerabeelden is te zien dat drie personen in de richting van het pand lopen en even later met zijn drieën het bedrijfspand verlaten. De drie verdachten konden niet direct worden aangehouden. De verdachte wordt herkend door agenten op basis van de camerabeelden. Twee agenten van district Amsterdam herkennen de verdachte en twee agenten van district Rotterdam, die met de verdachte in verhoor hebben gezeten, herkennen de verdachte. Er is geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van de agenten. Op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van de verdachte is er wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat de verdachte de inbraak samen met anderen heeft gepleegd.
De officier van justitie legt de vordering over.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.
De raadsmanvoert verder aan:
Cliënt herkent zichzelf niet op de camerabeelden. Daarnaast is aan een medewerkster van de schoonmaakploeg niet de politiefoto van cliënt ter herkenning voorgehouden en eveneens niet de camerabeelden.
Er is slechts één bewijsmiddel, en dat is de herkenning van twee verbalisanten uit Amsterdam van cliënt op de camerabeelden.
Wat betreft het proces-verbaal op pagina 63 van het dossier, wat door twee verbalisanten uit Rotterdam is opgemaakt, ook hier ontbreekt enige onderbouwing. Het is zo beknopt dat het niet tot herkenning kan leiden. Er zit geen foto bij. Het is een conclusie zonder motivering.
Een strafblad is geen bewijsmiddel. Sinds meneer een goed lopen bedrijf heeft is er geen vermogens prikkel voor het plegen van een lucratieve inbraak.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld te repliceren. Zij deelt mede:
Er zijn camerabeelden van de inbraak. De beelden zijn bekeken door de politie in Rotterdam. Uit het proces-verbaal met nummer [proces-verbaalnummer] blijkt dat de beelden redelijk duidelijk zijn en er een goed signalement wordt gegeven. De agenten die de verdachte hebben gehoord herkennen hem op de bewegende beelden. De agenten uit Amsterdam herkennen de verdachte ook op basis van verschillende gezichtskenmerken. Totaal herkennen vier agenten de verdachte. Het is voldoende overtuigend.
De raadsmanwordt in de gelegenheid gesteld te dupliceren. Hij deelt mede:
Dat vier agenten de verdachte herkennen maakt niet anders dat foto 3, waar we het mee moeten doen, onvoldoende grond bied voor herkenning. De lopende camerabeelden zijn niet getoond, de Rotterdamse agenten uit het proces-verbaal op pagina 63 herkennen de verdachte op basis van foto 3. Ze hadden moeten motiveren waarom. De beelden hadden getoond kunnen worden.
De verdachtewordt het recht gelaten het laatst te spreken. Hij verklaart:
Ik sluit mij aan bij mijn advocaat.
De politierechterbeslist als volgt.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt terstond mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegde dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een draadloze muis en/of een kistje met Duitse en/of Franse munten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;

2.Vrijspraak

De politierechter stelt voorop dat bij de beoordeling van herkenningen behoedzaamheid betracht dient te worden. Dit geldt te meer, indien herkenningen de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde feit kunnen aantonen. Het komt bij de beoordeling van het bewijs erop aan dat kan worden getoetst of de aan de hand van (al dan niet bewegende) beelden door de verbalisanten gedane herkenningen voldoende betrouwbaar zijn om daadwerkelijk tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Het Hof Amsterdam heeft in het arrest, ELCI:NL:GHAMS:2017:4535, hierover het volgende overwogen, met welke uitgangspunten de politierechter zich verenigt. In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de foto’s in het dossier voldoende duidelijk en helder zijn om een herkenning op te kunnen baseren. Daarmee nauw in verband staat een tweede beoordelingselement, namelijk hoe goed de herkenner de verdachte kent. Hoe beter men de verdachte (visueel) kent, hoe minder visuele informatie nodig is voor een betrouwbare herkenning. Tevens zijn de aard, frequentie en het tijdsverloop sinds de ontmoeting(en) van belang. Een derde beoordelingselement is het aantal in aanmerking komende herkenningen, die onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Hoe meer dat er zijn, hoe hoger de bewijskracht.
De politierechter heeft het volgende overwogen. Twee verbalisanten, verbonden aan het district Rotterdam hebben de verdachte herkend aan de hand van foto 3 uit de fotobijlage, behorend bij proces-verbaal [proces-verbaalnummer] . Vooropgesteld zij dat er onafhankelijke herkenningen zijn gedaan door verschillende verbalisanten. Echter, verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] kennen de verdachte enkel van het verhoor, zo geven zij aan. In zoverre ‘kennen’ zij de verdachte even goed als de politierechter doet na de inhoudelijke behandeling van de zaak. De politierechter komt echter tot de conclusie dat de stills van de camerabeelden – waaronder foto 3 - van onvoldoende kwaliteit zijn om een betrouwbare herkenning van de verdachte daarop te kunnen baseren, ook ná de verdachte te hebben gezien en gesproken. Ook de verbalisanten [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] kennen de verdachte niet anders dan dat zij eerder foto’s van hem hebben gezien.
Kort gezegd: de combinatie van de kwaliteit van de beelden afgezet tegen het feit dat de verbalisanten de verdachte niet (goed) kennen, maakt de herkenningen in dit geval onvoldoende betrouwbaar. Dat er een aantal onafhankelijke herkenningen zijn gedaan, doet aan het voorgaande niet af.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.
Rolnummer: Parketnummer: Datum uitspraak: TEGENSPRAAK
22-002470-21
10-162956-21
14 februari 2023
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 5 augustus 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
BRP-adres: [adres 2] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een draadloze muis en/of een kistje met Duitse en/of Franse munten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van
150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroee
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve te worden bevestigd.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. H.C. Plugge,
mr. G. Knobbout en C.M.M. mr. Oostdam, in bijzijn van de griffier mr. E.G. Ouwens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2023.
Mr. C.M.M. Oostdam en de griffier mr E.G. Ouwens zijn buiten staat dit arrest te ondertekene .