ECLI:NL:RBROT:2021:13686
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot betaling van transitie- en billijke vergoeding in arbeidszaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een verzoeker, een kapper, en een verweerder, de eigenaar van een kapsalon. De verzoeker had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met de verweerder, die liep van 1 april 2021 tot 1 november 2021. Op 25 augustus 2021 werd de verzoeker op staande voet ontslagen, wat door de verzoeker als onterecht werd ervaren. Hij verzocht de rechtbank om een billijke vergoeding en een transitievergoeding, evenals de verstrekking van loonstroken en een eindafrekening.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 december 2021 is de situatie besproken. De verzoeker stelde dat hij ten onrechte was ontslagen en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De verweerder betwistte dit en voerde aan dat de verzoeker onzorgvuldig had gehandeld door de kapsalon zonder af te sluiten te verlaten. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was en dat de verzoeker recht had op een billijke vergoeding van € 898,- en een transitievergoeding van € 40,07.
Daarnaast werd het non-concurrentie- en relatiebeding in de arbeidsovereenkomst vernietigd, omdat deze bedingen niet noodzakelijk waren voor de bedrijfsvoering van de verweerder. De verweerder werd veroordeeld in de proceskosten en moest de verzoeker binnen veertien dagen de verschuldigde bedragen betalen, evenals een eindafrekening verstrekken. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.