In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Merin Property B.V. en een gedaagde partij, aangeduid als [gedaagde01]. Merin vorderde betaling van een huurachterstand, boete, en ontbinding van de huurovereenkomst. De procedure volgde op een huurovereenkomst die op 1 april 2019 was gesloten, waarbij [gedaagde01] een bedrijfsruimte huurde van Merin. Door een huurachterstand heeft Merin [gedaagde01] gesommeerd tot betaling van het openstaande bedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurachterstand was van € 4.352,55 tot en met september 2021, en dat [gedaagde01] een boete van € 300,- verschuldigd was. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werd afgewezen, omdat de huurachterstand niet substantieel genoeg was en Merin ook steken had laten vallen in het incassotraject. De proceskosten werden gecompenseerd, en [gedaagde01] werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en boete, met een voorbehoud voor nakosten en wettelijke rente.