In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2021 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de vaststelling van het vaderschap van een minderjarige. De man, verzoeker in deze procedure, heeft verzocht om een DNA-onderzoek om te bepalen of hij de biologische vader is van de minderjarige, geboren op 10 februari 2020 uit een relatie met de vrouw, belanghebbende in deze zaak. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat zij niet zeker weet wie de biologische vader is, aangezien zij tijdens haar relatie met de man ook een relatie had met een andere man. De rechtbank heeft, na overleg met de betrokken partijen, besloten dat er een DNA-onderzoek moet worden uitgevoerd om de biologische afstamming vast te stellen. De rechtbank heeft de bijzondere curator, mr. M. Veken, betrokken bij de procedure en heeft de partijen de gelegenheid gegeven om op de uitkomst van het onderzoek te reageren. De kosten van het DNA-onderzoek zijn vastgesteld op € 685,-, waarvan de man de helft moet betalen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het deskundigenbericht. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. G.J. Daams. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.