In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2021 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen T-Mobile Netherlands B.V. en een gedaagde, die wordt aangeduid als [gedaagde01]. T-Mobile vordert betaling van abonnementsgelden en andere kosten, omdat de gedaagde volgens T-Mobile een overeenkomst heeft gesloten voor een telefoon- en internetabonnement, maar in gebreke is gebleven bij het betalen van de facturen. De gedaagde betwist de overeenkomst en stelt dat haar identiteit is misbruikt. De kantonrechter heeft de procedure in gang gezet na een mondelinge behandeling op 29 april 2021, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De rechter heeft vastgesteld dat T-Mobile de bewijslast draagt om aan te tonen dat de overeenkomst daadwerkelijk met de gedaagde is gesloten. De rechter heeft T-Mobile toegelaten tot bewijslevering en verdere beslissingen zijn aangehouden. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over identiteitsfraude en de geldigheid van overeenkomsten in het civiele recht.