In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens wanprestatie in het kader van een aannemingsovereenkomst. De eisers hebben een overeenkomst gesloten met [gedaagde 2] voor de verbouwing van hun woning, waarvoor een totaalbedrag van € 110.200,- is betaald. De werkzaamheden zijn in 2018 gestart, maar zijn tot op heden niet afgerond. Eisers hebben herhaaldelijk gedaagden aangesproken om de werkzaamheden af te ronden, maar zonder resultaat. In een e-mail van 10 november 2020 hebben eisers gedaagden een termijn van vier weken gegeven om de werkzaamheden uit te voeren, maar gedaagden hebben hierop niet gereageerd. In februari 2021 heeft de gemachtigde van eisers gedaagden in gebreke gesteld wegens wanprestatie.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De werkzaamheden zijn niet of niet deugdelijk uitgevoerd, en gedaagden hebben onvoldoende onderbouwd dat de vertraging aan hen niet kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eisers recht hebben op vervangende schadevergoeding ter hoogte van € 16.353,43, alsook een bedrag van € 675,60 wegens het leveren van een andere keuken dan overeengekomen. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten van € 945,29 toegewezen. Gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, inclusief proceskosten.