Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[verweerder 1]
[verweerder 2],
[naam minderjarige],
1..De procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 8 september 2020, met producties;
- het verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken, met producties;
- het verweerschrift tegen de zelfstandige tegenverzoeken, met producties;
- de mondelinge behandelingen op 5 februari en 12 maart 2021 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnota door EMC;
- de brief van de deskundige van 4 mei 2021;
- de brief van mr. Könning van 31 mei 2021;
- de brief van mr. Cortet van 7 juni 2021.
2..De feiten
de rechtbank leest: met] andere inotropica (zoals dopamine, noradrenaline of adrenaline) om structureel de bloeddruk te verhogen.
de rechtbank leest: 16 juni] 2009 waarbij
de rechtbank leest: 19 juni] 2009 is verricht.
directde hersenbeschadiging heeft veroorzaakt. Indirect heeft de hoge dosis er wel toe bijgedragen omdat de dosis lokaal anesthetica heeft bijgedragen aan de lagere bloeddruk tijdens de laatste operatie.
2. De feiten
4..De beoordeling
Hoogte dosis toegediende ropivacaïne
3..De standpunten van partijen
op dit moment voldoende aannemelijk is dat minimaal de helft van de hersenschade aan de erkende fout van EMC kan worden toegerekend.Uit die formulering volgt dat dit slechts een voorlopig oordeel betreft dat geen verdergaande betekenis toekomt dan aan een vonnis in kort geding. Wat in de deelgeschilbeschikking is overwogen, heeft evenmin gezag van gewijsde tussen partijen. Pas op het moment dat een bodemprocedure zou worden gestart, kan verlof worden gevraagd om tegen die beschikking in hoger beroep te gaan. Partijen (en de rechtbank) zijn dan ook op geen enkele wijze gebonden aan de conclusies in deelgeschil. Bovendien is EMC sterk gaan twijfelen aan de kwaliteit van het rapport van [persoon A] en [persoon B] waarop EMC zijn erkenningen heeft gebaseerd, omdat uit de uitspraak van het tuchtcollege volgt dat de conclusies in het rapport niet juist kunnen zijn. Het tuchtcollege komt niet alleen tot het (van [persoon A] en [persoon B] afwijkende) oordeel dat de dosering ropivacaine zorgvuldig is geweest en dat niet gezegd kan worden dat de bloeddruk te laag is geweest, maar geeft ook aan dat nog steeds niet precies bekend is waardoor hersenbeschadigingen zoals die van [voornaam minderjarige] rondom operaties kunnen optreden. Het tuchtcollege acht de causaliteit tussen de bloeddruk en de hersenschade dus onzeker. Het staat dan ook niet vast dat de neurologische schade van [voornaam minderjarige] het gevolg is van het handelen van (de anesthesioloog van) EMC.
- (eerste zelfstandig tegenverzoek) een deskundigenonderzoek te bevelen waarbij mw. dr. [persoon E] of een door de rechtbank te benoemen deskundige, als deskundige wordt benoemd, uitsluitend ten aanzien van de overige 50% van de aansprakelijkheid en over de vraag of adequaat is gereageerd op de epilepsie;
- (tweede zelfstandig tegenverzoek) een deskundige te benoemen die zich uitlaat over de te hanteren uitgangspunten bij het berekenen van de schadepost betreffende de kosten van verzorging van [voornaam minderjarige] (gebaseerd op het scenario dat [voornaam minderjarige] de pensioengerechtigde leeftijd behaalt),
- bij beide verzoeken: met veroordeling van EMC in de kosten van de deskundige en de kosten van het geding.
4..De beoordeling
Het verzoek van EMC
5..De beslissing
- Welke zorg is nodig?
- Hoeveel gemiddeld per dag of per week?
- Wat is de inhoud van de zorg: persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en dagbesteding e.a.?
- Welke paramedische behandelingen zijn er nodig, frequentie, duur etc.?
- Welke hulpmiddelen worden gebruikt om de zorg uit te voeren? Zijn er nog alternatieven die de zorg qua belasting verminderen of efficiënter kunnen laten verlopen?
- Waar kan er een beroep worden gedaan vanuit de publieke middelen, is dat toereikend? Zo nee, wat is er dan extra nodig vanuit de eventuele schadevergoeding?
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
- na ontvangst van het rapport van de deskundige ten aanzien van fase 1, kunnen partijen desgewenst
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- dat uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- dat de deskundige de ouders in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van hun inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien de ouders als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan de ouders (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en de ouders daarbij een termijn van twee weken moet bieden om aan te geven of de ouders gebruik wil maken van hun blokkeringsrecht (waarbij de ouders zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- dat, indien de ouders binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van hun blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
- dat, indien de ouders geen gebruik maakt van hun inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden,