ECLI:NL:RBROT:2021:13608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
10/094659-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling met veroordeling voor voorhanden hebben vuurwapen en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 oktober 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was dat het handelen van de verdachte gericht was op het doden of zwaar verwonden van het slachtoffer, waardoor de verdachte voor deze feiten is vrijgesproken. De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bedreiging. De verdachte had op 5 april 2021 in Rotterdam een vuurwapen, een omgebouwd alarmpistool, voorhanden en heeft het slachtoffer bedreigd door het wapen tevoorschijn te halen en achter hem aan te rennen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de rapportages van de reclassering. De rechtbank heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/094659-21
Datum uitspraak: 7 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en onder 2 primair (poging tot doodslag) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 1)
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De ten laste gelegde poging tot doodslag kan wettig en overtuigend worden bewezen. Gelet op de getuigenverklaringen heeft de verdachte het vuurwapen doorgeladen, het wapen meermalen gericht op het slachtoffer en tot twee keer toe de trekker proberen over te halen. Daarmee heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Het handelen van de verdachte was, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, ook gericht op dat gevolg.
4.2.2.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde, poging tot moord, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair telastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat de verdachte op 5 april 2021 te Rotterdam een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer heeft bedreigd door het vuurwapen tevoorschijn te halen en achter het slachtoffer aan te rennen. De verdachte ontkent het vuurwapen op het slachtoffer te hebben gericht, het vuurwapen te hebben doorgeladen of te hebben gepoogd met het vuurwapen te schieten.
Uit geen van de zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen blijkt dat er daadwerkelijk door verdachte is geschoten. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte heeft geprobeerd om de trekker van het vuurwapen over te halen, of (overigens) heeft getracht te schieten. Ook is niet met zekerheid vast te stellen dat de verdachte het vuurwapen heeft doorgeladen. Daarbij komt dat het slachtoffer geen aangifte heeft willen doen en de drie medeverdachten hebben verklaard geen vuurwapen te hebben gezien. Hierdoor is onvoldoende komen vast te staan dat het handelen van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm was gericht op het doden of zwaar verwonden van het slachtoffer of dat er een aanmerkelijke kans was op dodelijk of zwaar lichamelijk letsel.
Nu de verdachte ter zitting heeft bekend het slachtoffer te hebben bedreigd zal deze bedreiging zonder nadere motivering worden bewezen verklaard.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Niet is bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 5 april 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid
1. categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in
de vorm van een (alarm)pistool, van het merk Bbm, type 315 Auto, kaliber 6.35,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 5 april 2021
te Rotterdam, [naam slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
- een vuurwapen (uit zijn zak) te voorschijn te halen en
- dat vuurwapen op die [naam slachtoffer] te richten en
- in de richting van die [naam slachtoffer] te rennen en
- ( nogmaals) het vuurwapen op die [naam slachtoffer] te richten en
- achter die [naam slachtoffer] aan te rennen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1..
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

2..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op de openbare weg voorhanden hebben van een tot een vuurwapen omgebouwd alarmpistool. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd door dit vuurwapen tevoorschijn te halen, met het vuurwapen op het slachtoffer te richten en achter hem aan te rennen.
Vuurwapens worden steeds meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en kunnen tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid in de openbare ruimte met zich mee. Hoe meer wapens er onder de mensen circuleren, hoe groter de kans dat deze worden gebruikt, zoals ook in het onderhavige geval is gebleken. Daarnaast worden door feiten als het onderhavige gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroot. Dit geldt des te meer nu de bedreiging heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag in het bijzijn van meerdere getuigen. Tegen het bezit en gebruik van wapens moet dan ook fors worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 september 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft van 2013 tot 2015 onder toezicht gestaan van de William Schrikker Groep (WSG) en heeft omstreeks deze periode diverse trainingen gehad die gericht waren op agressieregulatie. Uit het dossier van de reclassering blijkt dat er bij de verdachte in zijn jonge jaren een IQ van 62 is vastgesteld en dat hij praktijkonderwijs heeft gevolgd.
Diagnostiek is noodzakelijk om meer duidelijkheid te verkrijgen over de onderliggende problematiek, het verband met de tenlastegelegde feiten en de behandel- en/of begeleidingsmogelijkheden. Als positieve en mogelijk beschermende factoren ziet de reclassering de relatie van de verdachte met zijn moeder en, ondanks dat er enigszins sprake is van instabiliteit, is de relatie met zijn vriendin mogelijk ook positief in dat opzicht. Verder merkt de reclassering als positief op dat de verdachte gemotiveerd is voor reclasseringstoezicht.
Het risico op recidive en letselschade kan niet worden ingeschat. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
 Een meldplicht bij de reclassering;
 Diagnostiek bij Middin en de daaruit voortvloeiende ambulante begeleiding en/of behandeling;
 Een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer;
 Een locatieverbod voor de Middelharnisstraat te Rotterdam;
 Inzicht geven in financiën en schulden en het verloop van het schuldhulpverleningstraject;
 Meewerken aan begeleiding gericht op dagbesteding.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd door de reclassering en gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten zich de houden aan een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer en een locatieverbod voor de Middelharnisstraat te Rotterdam. Zowel door de reclassering als door de officier van justitie is geen bijzondere reden gegeven waarom deze voorwaarden zouden moeten worden opgelegd. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegend acht de rechtbank de gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres] , [postcode] te [plaats] of, indien hij zich ten tijde van zijn invrijheidsstelling elders heeft ingeschreven, op het adres van de dichtstbijzijnde kantoor van Reclassering Nederland. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal deelnemen aan diagnostisch onderzoek bij Middin of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en de daaruit voortvloeiende ambulante begeleiding en/of behandeling bij een door de reclassering te bepalen forensische zorgverlener. De begeleiding, het diagnostisch onderzoek en de (eventuele) behandeling start op een door de toezichthouder te bepalen tijdstip, bij voorkeur zo spoedig mogelijk en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden en het verloop van het schuldhulpverleningstraject;
4. de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting om mee te werken aan begeleiding gericht op dagbesteding en/of het volgen van een opleiding, vrijwillig/passend werk of andere soort dagactiviteiten zolang de reclassering dit nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 5 april 2021 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid
1. categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in
de vorm van een (alarm)pistool, van het merk Bbm, type 315 Auto, kaliber 6.35,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 5 april 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer] , althans een persoon opzettelijk en al dan niet
met voorbedachten rade van het leven te beroven,
- een vuurwapen (uit zijn zak) te voorschijn heeft gehaald en/of
- dat vuurwapen op die persoon/die [naam slachtoffer] heeft gericht en/of
- in de richting van die persoon/die [naam slachtoffer] is gerend en/of
- ( vervolgens) de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald en/of
- het wapen heeft doorgeladen en/of
- ( nogmaals) het vuurwapen op die persoon/die [naam slachtoffer] heeft gericht en/of
- achter die persoon/die [naam slachtoffer] is aangerend en/of
- de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 5 april 2021
te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer] , althans een persoon
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een vuurwapen (uit zijn zak) te voorschijn heeft gehaald en/of
- dat vuurwapen op die persoon/die [naam slachtoffer] heeft gericht en/of
- in de richting van die persoon/die [naam slachtoffer] is gerend en/of
- ( vervolgens) de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald en/of
- het wapen heeft doorgeladen en/of
- ( nogmaals) het vuurwapen op die persoon/die [naam slachtoffer] heeft gericht en/of
- achter die persoon/die [naam slachtoffer] is aangerend en/of
- de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 april 2021
te Rotterdam, [naam slachtoffer] , althans een persoon heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door:
- een vuurwapen (uit zijn zak) te voorschijn te halen en/of
- dat vuurwapen op die persoon/die [naam slachtoffer] te richten en/of
- in de richting van die persoon/die [naam slachtoffer] te rennen en/of
- ( vervolgens) de trekker van het vuurwapen over te halen en/of
- het wapen heeft door te laden en/of
- ( nogmaals) het vuurwapen op die persoon/die [naam slachtoffer] te richten en/of
- achter die persoon/die [naam slachtoffer] aan te rennen en/of
- de trekker van het vuurwapen over te halen.