ECLI:NL:RBROT:2021:13604
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer na het negeren van verkeerslichten
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had een educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMA) opgelegd gekregen door de verweerder, na een melding van de korpschef van politie dat er twijfels bestonden over de rijvaardigheid van de eiser. Dit besluit volgde op een incident waarbij de eiser op 21 december 2019 tweemaal een rood verkeerslicht zou hebben genegeerd. De eiser ontkende deze beschuldigingen en voerde aan dat hij slechts bij een oranje verkeerslicht was doorgereden, ondersteund door getuigenverklaringen van zijn bijrijders.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen van de bijrijders als onvoldoende betrouwbaar beoordeeld, omdat deze verklaringen te laat waren afgelegd en de getuigen bekenden van de eiser waren. De rechtbank oordeelde dat de bevindingen van de politie voldoende waren om de EMA op te leggen, en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van deze bevindingen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en stelde dat voor de klacht over de bejegening door de verbalisanten een aparte klachtenprocedure gevolgd moest worden. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.