ECLI:NL:RBROT:2021:1359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
8102498 / CV EXPL 19-44407
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering en verjaring in een civiele procedure met betrekking tot administratieve dienstverlening en facturen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft de vennootschap onder firma Den Dulk Accountants en Adviseurs V.O.F. een geldvordering ingesteld tegen verschillende verweersters, waaronder een besloten vennootschap en twee voormalige vennoten. De vordering betreft een bedrag van € 7.165,90, vermeerderd met rente, dat volgens Den Dulk nog openstond voor verrichte administratieve en fiscale werkzaamheden. De verweersters hebben verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis, waarin zij hoofdelijk waren veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag. De verweersters beroepen zich op verjaring van de vordering, stellende dat de laatste facturen dateren van vóór de verjaringstermijn van vijf jaar. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijn is gestuit door erkenning van de vordering door de verweersters, en dat de vordering dus niet is verjaard. De kantonrechter heeft de vordering van Den Dulk toegewezen, met uitzondering van de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten, die zijn afgewezen. Tevens zijn de verweersters in de proceskosten veroordeeld. In reconventie hebben de verweersters een vordering ingesteld tot verklaring van onverschuldigde betaling en schadevergoeding wegens onrechtmatige beslaglegging, maar deze vorderingen zijn afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gelegde beslagen niet onrechtmatig zijn, omdat deze zijn gebaseerd op een uitvoerbaar vonnis. De uitspraak is gedaan op 5 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8102498 / CV EXPL 19-44407
uitspraak: 5 februari 2021
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vennootschap onder firma
Den Dulk Accountants en Adviseurs V.O.F.,
gevestigd te Zoetermeer,
eiseres in conventie,
gedaagde in verzet,
verweerster in reconventie, tevens verweerster in het incidente ex artikel 223 Rv,
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders te Apeldoorn,
tegen

1..de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats verweerster 1] ,
2. [verweerster 2],
in zijn hoedanigheid van voormalig vennoot van de opgeheven vennootschap onder firma
[naam bedrijf],
wonende te [woonplaats verweerster 2] ,
3. [verweerster 3],
in haar hoedanigheid van voormalig vennoot van de opgeheven vennootschap onder firma
[naam bedrijf],
wonende te [woonplaats verweerster 3] ,
verweersters in conventie,
eisers in verzet,
eisers in reconventie, tevens eiser in het incident ex artikel 223 Rv,
gemachtigde: mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Den Dulk’ respectievelijk ‘ [verweerster] ’. Gedaagden worden afzonderlijk ‘ [verweerster 1] ’, ‘ [verweerster 2] ’ en ‘ [verweerster 3] ’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 30 juli 2019, met producties 1 tot en met 6;
  • het verstekvonnis van 29 augustus 2019 van de kantonrechter van deze rechtbank;
  • het verzetexploot van 4 oktober 2019, tevens houdende een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv, tevens houdende een eis in reconventie, met producties 1 tot en met 21;
  • de conclusie van antwoord in oppositie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van antwoord in het incident, met producties 1 tot en met 26;
  • de conclusie van repliek in oppositie, met producties 1 en 2;
  • de conclusie van dupliek in reconventie;
  • de brief van 24 januari 2020 van de mr. De Brouwer, met productie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
In november 2010 heeft Den Dulk aan [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ) een voorstel voor dienstverlening doen toekomen ten behoeve van [naam bedrijf] en [verweerster 1] (hierna: de offerte). [verweerster 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [verweerster 1] . [verweerster 2] en [verweerster 3] zijn voormalig vennoten van [naam bedrijf] (zie ook 2.17).
2.2.
De offerte luidt, voor zover van belang, als volgt:
“(…)
Betreft
Kostenbegroting voor administratieve dienstverlening, samenstellen jaarrekening, fiscale aangiften en overige (advies) werkzaamheden
(…)
In vervolg op ons gesprek van 14 oktober jl. treft u onderstaand een kostenbegroting aan inzake de door ons ten behoeve van uw ondernemingen te verrichten werkzaamheden.

3..KOSTENRAMING

De kosten van onze dienstverlening worden aan u berekend tegen de bestede tijd vermenigvuldigd met het uurtarief van degene die voor u gewerkt heeft. Dit uurtarief varieert per persoon en is mede afhankelijk van opleiding en ervaring.
(…)
3.1 / 3.2
Financiële administratie en samenstellen jaarrekening
Voor de B.V. begroten wij de kosten voor het beoordelen van de financiële administratie, het uitwerken van de kolommenbalans en het samenstellen van de jaarrekening, het opstellen van het publicatierapport en de (concept) notulen van de aandeelhoudersvergadering op ca. € 1.250 per jaar.
  • Assistent-accountant 10 uur à € 60 € 600,00
  • AA-Accountant 5 uur à € 100 “ 500,00
  • Overige / Secretariaat
Totaal begrote kosten per jaar € 1.250,00
========
De kosten voor het samenstellen van de jaarrekening omvatten mede het opstellen van het accountantsdossier, een fiscale beoordeling van de jaarrekening alsmede secretariële ondersteuning.
Voor de eenmanszaak begroten wij de kosten voor het beoordelen van de financiële administratie, het uitwerken van de kolommenbalans en het samenstellen van de jaarrekening op ca. € 1.365 per jaar.
  • Assistent-accountant 14 uur à € 60 € 840,00
  • AA-Accountant 4 uur à € 100 “ 400,00
  • Overige / Secretariaat
Totaal begrote kosten per jaar € 1.365,00
========
De kosten voor het samenstellen van de jaarrekening omvatten mede het opstellen van het accountantsdossier, een fiscale beoordeling van de jaarrekening alsmede secretariële ondersteuning.
3.3
Fiscale werkzaamheden
3.3.1
De kosten voor het opstellen van de aangifte vennootschapsbelasting voor de B.V. begroten wij op ca. € 285 per jaar.
  • Aangiftemedewerk(st)er 3 uur à € 65 € 195,00
  • Belastingadviseur 0,5 uur à € 110 “ 55,00
  • Overige / Secretariaat
Totaal begrote kosten per jaar € 285,00
========
3.3.2
De kosten voor het opstellen van de aangifte(n) inkomstenbelasting begroten wij op ca. € 340 per jaar.
  • Aangiftemedewerk(st)er 3 uur à € 65 € 195,00
  • Belastingadviseur 1 uur à € 110 “ 110,00
  • Overige / Secretariaat
Totaal begrote kosten per jaar € 340,00
========
Wij zijn er hierbij vanuit gegaan dat er sprake zal zijn van een gecombineerde aangifte (fiscaal partnerschap) en er geen bijzondere/complexe fiscale componenten van toepassing zijn. In de fiscale aangiften is opgenomen de winstaangifte van de eenmanszaak.
3.4
Overige werkzaamheden
De kosten voor overige (advies) werkzaamheden zijn sterk afhankelijk van de omvang, complexiteit en arbeidsintensiteit van de werkzaamheden / adviezen en zijn daardoor van tevoren moeilijk in te schatten. Ter indicatie treft u onderstaand de tarieven aan zoals wij die hanteren voor de verschillende disciplines.
Tarieven:
Assistent-accountant / Aangiftemedewerk(st)er € 45-70
Salarisadministrateur € 65
Accountant € 100
Belastingadviseur € 110
(…)”
2.3.
Per e-mail van 22 november 2010 heeft [verweerster 3] Den Dulk bericht dat de offerte akkoord is.
2.4.
Bij brief van 13 maart 2012 heeft Den Dulk [verweerster 1] en t.a.v. [verweerster 3] een opdrachtbevestiging voor het samenstellen van de jaarrekening 2010 gestuurd. Deze opdrachtbevestiging luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
Opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening`
Wij zullen op basis van de door u te verstrekken gegevens die jaarrekening van [verweerster 1] en [naam bedrijf] vanaf 2010 samenstellen, in overeenstemming met de Nederlandse Standaard 4410, “Opdrachten tot het samenstellen van financiële overzichten”.
Voor alle duidelijkheid vermelden wij dat wij geen werkzaamheden uitvoeren die bij controle- of beoordelingsopdrachten van jaarrekeningen van toepassing zijn. Derhalve wordt door ons geen zekerheid omtrent de jaarrekening verstrekt.
(…)
Opdracht tot overige dienstverlening
Naast het samenstellen van de jaarrekening zullen wij tevens de volgende periodieke werkzaamheden voor u verzorgen:
  • het verzorgen van de belastingaangifte(n)
  • algemene administratieve dienstverlening/-ondersteuning en (fiscale) advisering
Tot deze werkzaamheden worden tevens gerekend incidentele werkzaamheden die hieruit voortvloeien en adviesdiensten van beperkte omvang, volgens uw mondeling of schriftelijk verzoek.
(…)
Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van onze medewerkers belast met deze opdracht en de te maken kosten. De individuele uurtarieven zijn in overeenstemming met de mate van verantwoordelijkheid en de vereiste ervaring en bekwaamheid van elk der teamleden. Wij zullen declareren naargelang de werkzaamheden vorderen. Tenzij anders overeengekomen en schriftelijk vastgelegd, zijn de afzonderlijke ondernemingen, zoals vermeld in de aanhef, ieder voor het geheel aansprakelijk ten aanzien van de voldoening van ons honorarium.
(…)
Er is, namens [verweerster 1] en [naam bedrijf] , voor akkoord getekend door [verweerster 3] .
(…)”
2.5.
De op de opdrachtbevestiging van toepassing zijnde algemene voorwaarden luiden, voor zover thans van belang, als volgt:

ALGEMENE VOORWAARDEN
(…)
Artikel 9. Betaling
1. Betaling door Opdrachtgever van de aan Opdrachtnemer verschuldigde bedragen dient, zonder dat Opdrachtgever recht heeft op enige aftrek, korting of verrekening, te geschieden binnen 30 dagen na de factuurdatum, tenzij anders overeengekomen. De dag van betaling is de dag van bijschrijving van het verschuldigde op de rekening van Opdrachtnemer.
2. Indien Opdrachtgever niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn, dan wel een andere tussen partijen overeengekomen termijn, heeft betaald, is Opdrachtgever van rechtswege in verzuim en is Opdrachtnemer gerechtigd om vanaf dat moment de wettelijke (handels)rente in rekening te brengen.
(…)
4. In geval van een gezamenlijk gegeven Opdracht zijn Opdrachtgevers, voor zover de Werkzaamheden ten behoeve van de gezamenlijke Opdrachtgevers zijn verplicht, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het factuurbedrag en de verschuldigde rente(n) en kosten.
(…)”
2.6.
In de periode van 26 april 2013 tot en met 15 juli 2015 heeft Den Dulk acht facturen aan [naam bedrijf] gestuurd voor verrichtte werkzaamheden, met een totaalbedrag van € 15.388,80 (hierna: de facturen). De specificatie van de facturen is als volgt:
Factuur-
nummer
Factuur-
datum
Factuur periode
Omschrijving
Factuur-bedrag
(incl. BTW 21%)
2013057
26-04-2013
01-10-2013 t/m 31-03-2013
Administratieve dienstverlening, samenstellen jaarrekening 2011 (concept / definitief), omzetbelasting, inkomstenbelasting 2011, inkomstenbelasting 2013, fiscale (advies) werkzaamheden
€ 6.889,74
2013173
16-10-2013
01-09-2013 t/m 30-09-2013
Administratieve dienstverlening / advieswerkzaamheden / financiering, fiscale werkzaamheden
€ 517,82
2013240
18-11-2013
01-10-2013 t/m 31-10-2013
Administratieve dienstverlening, samenstellen jaarrekening 2012 (aanvang) advieswerkzaamheden / financiering
€ 2.416,98
2013285
18-12-2013
01-11-2013 t/m 30-11-2013
Administratieve dienstverlening, samenstelling jaarrekening 2012 (concept / definitief concept)
€ 1.862,19
2014229
22-07-2014
01-12-2013 t/m 30-06-2014
Samenstellen jaarrekening 2012 (definitief), omzetbelasting, inkomstenbelasting, overige werkzaamheden
€ 2.317,15
2014306
08-10-2014
01-07-2014 t/m 30-09-2014
Omzetbelasting
€ 393,25
2015012
16-02-2015
01-10-2014 t/m 31-01-2015
Administratieve dienstverlening, omzetbelasting, fiscale werkzaamheden
€ 668,53
2015273
15-07-2015
t/m 30-06-2015
Administratieve dienstverlening, fiscale werkzaamheden
€ 323,68
2.7.
Per e-mail van 1 mei 2013 heeft [naam] , in haar hoedanigheid van Allround administratief medewerker bij [naam bedrijf] (hierna: [naam] ), Den Dulk ten aanzien van twee ontvangen facturen verzocht om een specificatie van de verrichtte werkzaamheden.
2.8.
In reactie op de in 2.7 genoemde e-mail heeft Den Dulk op 1 mei 2013 per e-mail een specificatie gegeven van de werkzaamheden en bericht dat [verweerster 3] telefonisch contact op kan nemen voor een nadere toelichting.
2.9.
Op 24 mei 2014 heeft [verweerster 3] per e-mail aan Den Dulk onder meer bericht dat zij die dag weer € 500,- had overgemaakt voor de openstaande facturen en dat zij een automatische overschrijving had ingesteld van € 300,- per maand. Voorts verzocht zij een e-mail voor 1 juni 2014 door te zetten naar de Belastingdienst.
2.10.
Op 20 augustus 2014 heeft [verweerster 3] Den Dulk, voor zover thans van belang, verzocht om bij de Belastingdienst bezwaar aan te tekenen en om uitstel van betaling te verzoeken.
2.11.
Den Dulk heeft [verweerster 3] per e-mail van 10 december 2014 bedankt voor een betaling van € 1.500,- en verzocht om betaling van een bedrag van € 693,49 zodat de facturen van [verweerster 1] tot en met 2013 voldaan werden en er alleen nog een factuur uit 2014 openstond.
2.12.
Op 26 januari 2015 heeft [verweerster 3] Den Dulk per e-mail onder meer verzocht te berichten welk totaalbedrag zij Den Dulk nog schuldig was, zodat zij een afbetalingsplan kon opstellen waarmee binnen een zo kort mogelijke periode alles afbetaald kon worden.
2.13.
Per e-mail van 24 november 2015 heeft Den Dulk, voor zover thans van belang, aan [verweerster 3] verzocht om de resterende termijnbetalingen van dat jaar. Voorts is bericht dat op dat moment een bedrag van ruim € 15.000,- openstond, exclusief rente en kosten, en dat een rente van 5% per jaar zou worden aangehouden.
2.14.
Op 1 december 2015 heeft [verweerster 3] per e-mail aan Den Dulk bericht dat zij niet beter wist dat de regeling gewoon werd betaald en op 12 december 2015 heeft zij onder meer aan Den Dulk gemaild dat zij € 1.5000,- heeft overgemaakt en dat een automatische betaling van € 500,- per maand is ingesteld.
2.15.
Den Dulk heeft per e-mail van 14 december 2015, voor zover van belang, aan [verweerster 3] bericht dat eerst alle deelbetalingen van de openstaande facturen bij [verweerster 1] zijn afgeboekt, zodat alleen nog facturen bij [naam bedrijf] openstonden. Bij de e-mail is een overzicht van facturen en betaalde facturen van [naam bedrijf] en [verweerster 1] gevoegd en een overzicht van de betalingsregeling van [naam bedrijf] . De bijgevoegde overzichten zijn als volgt:
Datum
Factuurnr.
Status
Klantnaam
Betaald
Bedrag ex.
Bedrag inc.
16-2-2015
2015013
Betaald
12501- [verweerster 1]
12-12-2015
288,75
349,39
22-7-2014
2014230
Betaald
12501- [verweerster 1]
12-12-2015
1.480,00
1.790,80
10-9-2013
2013138
Betaald
12501- [verweerster 1]
18-12-2014
190,00
229,90
26-4-2013
2013058
Betaald
12501- [verweerster 1]
18-12-2014
1.500,00
1.815,00
26-10-2012
2012223
Betaald
12501- [verweerster 1]
18-12-2014
778,75
926,71
25-5-2012
2012114
Betaald
12501- [verweerster 1]
18-12-2014
682,25
811,88
17-4-2012
2012057
Betaald
12501- [verweerster 1]
11-9-2012
1.255,00
1.493,45
6.174,75
7.417,13
en
Datum
Factuurnr.
Status
Klantnaam
Betaald
Bedrag ex.
Bedrag inc.
15-7-2015
2015273
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
267,50
323,68
16-2-2015
2015012
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
552,50
668,53
8-10-2014
2014306
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
325,00
393,25
22-7-2014
2014229
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
1.915,00
2.317,15
18-12-2013
2013285
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
1.539,00
1.862,19
18-11-2013
2013240
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
1.997,50
2.416,98
16-10-2013
2013173
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
427,50
517,28
10-9-2013
2013137
Betaald
12500- [naam bedrijf]
28-11-2013
491,50
594,71
26-4-2013
2013057
Verlopen
12500- [naam bedrijf]
5.694,00
6.889,74
26-10-2012
2012222
Betaald
12500- [naam bedrijf]
29-8-2013
1.045,00
1.243,56
25-5-2012
2012113
Betaald
12500- [naam bedrijf]
29-8-2013
1.045,00
1.243,55
17-4-2012
2012056
Betaald
12500- [naam bedrijf]
11-9-2012
1.640,00
1.951,60
16.939,50
20.422,22
2.16.
Op 4 september 2018 heeft [verweerster 3] per e-mail onder meer aan Den Dulk bericht dat zij weer zou moeten starten met € 250,-, mede gezien het feit dat zij zou gaan stoppen met [naam bedrijf] .
2.17.
Uit het uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 26 juli 2019 blijkt dat op 3 juli 2019 is geregistreerd dat [naam bedrijf] is opgeheven met ingang van 30 juni 2019.
2.18.
Bij onder zaaknummer 7964786 / CV EXPL 19-34557 gewezen verstekvonnis van 29 augustus 2019 werden [verweerster] overeenkomstig de eis van Den Dulk hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Den Dulk van € 7.165,90, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 5% per jaar over € 3.525,99 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met eveneens hoofdelijke veroordeling van [verweerster] in de kosten van het geding.
2.19.
Bij exploten van 13 september 2019 heeft Den Dulk executoriaal beslag laten leggen onder de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V. (hierna: de ABN AMRO Bank) en onder de Ontvanger van de Belastingdienst (hierna: de Belastingdienst). De genoemde beslagexploten zijn bij exploten van 24 september 2019 overbetekend aan [verweerster]
2.20.
Bij exploten van 24 september 2019 heeft Den Dulk executoriaal beslag laten leggen op de woning van [verweerster 2] en van [verweerster 3] .

3..Het geschil in het incident

3.1.
[eiser] heeft gevorderd bij vonnis
I. zo spoedig mogelijk een datum te bepalen voor de behandeling van de provisionele vordering;
II. Den Dulk te veroordelen om het beslag dat zij heeft doen leggen onder de Belastingdienst, de ABN Amro Bank en op de woning op te heffen;
III. Den Dulk te veroordelen aan het onder I gevorderde te voldoen binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat Den Dulk hieraan niet zal voldoen;
IV. dan wel een voorziening te treffen die de kantonrechter in goede justitie zal menen te behoren;
V. met veroordeling van Den Dulk in de kosten van het incident.
3.2.
Aan de provisionele vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Den Dulk heeft na het wijzen van het verstekvonnis executiemaatregelen getroffen. Er is beslag gelegd op de woning van [eiser 2] en [eiser 3] en de hypotheekverstrekker heeft medegedeeld dat zij de woning zal veilen. Daarnaast is beslag gelegd onder de ABN AMRO Bank en onder de Belastingdienst. Nu de beslagen zijn gegrond op een ten onrechte gewezen verstekvonnis, zijn de beslagen onrechtmatig. Daarnaast zijn de beslagen onnodig geweest omdat een verzetprocedure was aangekondigd en [eiser] altijd aan zijn (af)betaalverplichtingen heeft voldaan. Nu [eiser] door de beslagen schade lijdt, is het van belang dat de beslagen zo spoedig mogelijk worden opgeheven.
3.3.
Den Dulk heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn provisionele vordering, dan wel tot afwijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten. Den Dulk heeft aangevoerd dat [eiser] geen enkele grond heeft aangevoerd op basis waarvan de beslagen voor de duur van de procedure moeten worden opgeheven. De veiling van de woning is niet aangezegd en het gelegde bankbeslag is eenmalig geweest, zodat de gelden die na het beslag op de bankrekening zijn gestort, ter beschikking staan van [eiser] Door de beslagen thans op te heffen, verliest Den Dulk haar zekerheid tot voldoening van haar vordering.

4..Het geschil in de hoofdzaak

in conventie
4.1.
Den Dulk heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 7.165,90, vermeerderd met de overeengekomen rente van 5% per jaar over € 3.528,99 vanaf de dag der dagvaarding tot en met de dag van de algehele voldoening, met hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
4.2.
Aan haar vordering heeft Den Dulk – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat de verplichting tot restantbetaling van de facturen volgt uit de tussen Den Dulk en [verweerster] bestaande opdracht tot het verrichten van werkzaamheden van financiële aard (hierna: de opdracht). Den Dulk vordert op grond van die opdracht nakoming van de betalingsverplichting van gedaagden. Den Dulk heeft in het licht van de opdrachtbevestiging diverse werkzaamheden verricht en diensten verleend waarvoor een totaalbedrag van € 15.388,80 aan [verweerster] is gefactureerd. [verweerster] heeft middels deelbetalingen een bedrag van € 11.859,81 voldaan. Ondanks diverse sommaties daartoe heeft [verweerster] het restantbedrag van € 3.528,99 niet voldaan, zodat hij in verzuim verkeert. Den Dulk maakt aanspraak op genoemd restantbedrag. Daarnaast is [verweerster] over de hoofdsom de overeengekomen rente van 5% per jaar verschuldigd, berekend tot en met 30 juli 2019 een bedrag van € 3.159,01, en buitengerechtelijke kosten van € 477,90.
4.3.
[verweerster] heeft gevorderd hem te verklaren tot goed opposant die terecht in verzet is gekomen tegen voormeld verstekvonnis, dat verstekvonnis te vernietigen, althans te bepalen dat [verweerster] wordt ontheven van de in het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling en Den Dulk niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Den Dulk in de proceskosten van de verstekprocedure en de verzetprocedure.
4.4.
[verweerster] heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. De vordering ziet op facturen die dateren van 2013 en 2014. Nu het laatste factuur-specifieke contact tussen partijen in 2013 heeft plaatsgevonden, Den Dulk [verweerster] nadien nooit gespecificeerd (aan)gemaand heeft op de onderscheidenlijke facturen en/of bedragen en/of werkzaamheden en de verjaring niet (tijdig) is gestuit, is de vordering ouder dan vijf jaar en overeenkomstig artikel 3:307 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verjaard. Voorts heeft [verweerster] de vordering betwist en aangevoerd dat de facturen onjuist zijn, omdat 1) de verrichte werkzaamheden tegen een te hoog tarief zijn gedeclareerd en onduidelijk is welk uurtarief is gehanteerd, en 2) de verrichte werkzaamheden ten onrechte op de factuur zijn opgevoerd nu de genoemde werkzaamheden niet zijn verricht, dan wel dubbel zijn opgevoerd. Voorts heeft [verweerster] aangevoerd dat de vordering reeds is voldaan nu hij een totaalbedrag van € 24.360,36 aan Den Dulk heeft betaald en hij slechts een totaalbedrag van € 8.000,- exclusief btw verschuldigd zou zijn over de periode van 2010 tot en met 2014. Daarnaast is betwist dat [verweerster] rente verschuldigd is. Partijen hebben zich volgens [verweerster] anders gedragen dan bij algemene voorwaarden is overeengekomen. Als Den Dulk op enig moment toch rente had willen gaan berekenen, dan had zij dit afzonderlijk overeen moeten komen met [verweerster] en dat is niet gebeurd.
in reconventie
4.5.
[eiser] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. voor recht te verklaren dat [eiser 2] een bedrag van € 16.360,36 zonder rechtsgrond heeft betaald;
II. Den Dulk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan [eiser] een bedrag van € 16.360,36, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over die bedrag sinds 2015, dan wel de dag van verzetdagvaarding, tot en met de dag der algehele voldoening, te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis, met de mededeling dat Den Dulk na ommekomst van deze termijn [lees: zin niet afgemaakt];
III. voor recht te verklaren dat de door Den Dulk gelegde beslagen onrechtmatig zijn;
IV. voor recht te verklaren dat Den Dulk gehouden is de als gevolg van de beslagen ontstane schade te vergoeden;
V. Den Dulk te veroordelen tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de beslaglegging, nader op te maken bij staat;
VI. met veroordeling van Den Dulk in de proceskosten van de verstekprocedure en de verzetprocedure.
4.6.
Aan zijn vordering heeft [eiser] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat hij over de periode van 2010 tot en met 2014 maximaal een bedrag van € 8.000,- aan Den Dulk verschuldigd is. Nu hij reeds een bedrag van € 24.360,36 aan Den Dulk heeft voldaan, is een bedrag van € 16.360,36 onverschuldigd betaald. Volgens [eiser] zijn, zoals reeds genoemd in 3.2, de beslagen gegrond op een ten onrechte gewezen verstekvonnis en daarom onrechtmatig. Den Dulk dient de kosten van die onrechtmatige executiemaatregelen te vergoeden. Omdat de schade thans nog niet te concretiseren is, dient de schadevergoeding in een schadestaatprocedure vastgesteld te worden.
4.7.
Den Dulk heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vordering, dan wel de vordering af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten. Den Dulk heeft betwist dat partijen overeengekomen zijn dat de kosten van de werkzaamheden jaarlijks niet meer dan € 2.000,- zouden bedragen. Naast de overeengekomen offerte zijn er geen andere tariefafspraken gemaakt. Voorts heeft Den Dulk aangevoerd dat [eiser] niet heeft onderbouwd hoe het beweerdelijke bedrag van € 24.360,36 tot stand is gekomen. Daarnaast zijn de gelegde beslagen volgens Den Dulk niet onrechtmatig door de enkele aankondiging van een verzetprocedure. Nu [eiser] bij verstek veroordeeld is tot betaling van een geldvordering aan Den Dulk, is geen sprake van een geval dat de vordering waarvoor beslagen zijn gelegd ongegrond is en dat de beslagen onrechtmatig zijn. Nu (nog) niet is geoordeeld dat de beslagen onrechtmatig zijn, kan thans geen schadevergoeding worden vastgesteld. Een eventuele schadevergoeding op te maken bij staat kan enkel voorwaardelijk worden ingesteld, nu die vergoeding afhankelijk is van de uitkomst van de verzetprocedure.

5..De beoordeling in de hoofdzaak

in conventie
5.1.
Nu het tegendeel gesteld noch gebleken is, gaat de kantonrechter ervan uit dat [verweerster] tijdig in verzet is gekomen.
5.2.
Vast staat dat Den Dulk enerzijds en [verweerster 1] en [naam bedrijf] anderzijds een opdracht tot het verrichten van werkzaamheden van financiële aard zijn overeengekomen. Uit hoofde van die opdracht heeft Den Dulk in de periode van 2010 tot en met (in ieder geval) medio 2015 werkzaamheden verricht en voor die werkzaamheden (onder meer) acht facturen gestuurd.
5.3.
In geschil is of [verweerster] gehouden is tot betaling van het restantbedrag van € 3.528,99 van de acht facturen.
verjaring
5.4.
[verweerster] beroept zich op verjaring van de vordering van Den Dulk. Op grond van artikel 3:307 BW verjaart een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst tot een doen door verloop van vijf jaren na aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden. Artikel 3:316 lid 1 BW bepaalt dat de verjaring van een rechtsvordering wordt gestuit door het instellen van een eis, alsmede door iedere andere daad van rechtsvervolging van de zijde van de gerechtigde, die in de vereiste vorm geschied. Ingevolge artikel 3:317 lid 1 BW wordt de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Voor zover thans relevant bepaalt artikel 3:318 BW tenslotte dat erkenning van het recht tot welks bescherming een rechtsvordering dient de verjaring van de rechtsvordering tegen hem die het recht erkent, stuit.
5.5.
Vooropgesteld wordt dat de vordering ziet op facturen die dateren van 26 april 2013 tot en met 15 juli 2015. [verweerster 2] c.s heeft niet betwist dat zij de betreffende facturen heeft ontvangen en heeft behouden. Hoewel op de facturen een betalingstermijn van veertien dagen vermeldt staat, gaat de kantonrechter uit van de tussen partijen bij algemene voorwaarden overeengekomen betalingstermijn van dertig dagen. Dit betekent dat de factuurbedragen na ommekomst van de betalingstermijn opeisbaar zijn geworden en de verjaringstermijn van de eerste factuur per 26 mei 2013 en van de achtste en laatste factuur per 15 augustus 2015 is aangevangen. Hoewel na ontvangst van de facturen geen factuur-specifiek contact tussen partijen heeft plaatsgevonden, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter uit de door partijen overgelegde correspondentie dat partijen gecorrespondeerd hebben over betaling van die facturen: op 1 mei 2013 heeft [naam] namens [verweerster 3] verzocht om een betalingsregeling ter zake twee facturen; op 24 mei 2014 heeft [verweerster 3] Den Dulk bericht dat een automatische betaling van € 300,- per maand was ingesteld; op (in ieder geval) 24 november 2015 en 14 december 2015 heeft Den Dulk [verweerster 3] verzocht de automatische betaling ter zake de betalingsregeling opnieuw in te stellen en op 12 december 2015 heeft [verweerster 3] Den Dulk bericht dat (opnieuw) een automatische betaling was ingesteld, nu een bedrag van € 500,- per maand. Daar komt bij Den Dulk [verweerster 3] op 24 november 2015 te kennen heeft gegeven dat nog een bedrag van ruim € 15.000,- openstond en op 14 december 2015 een overzicht van de reeds betaalde en de nog te betalen facturen heeft gestuurd. Gesteld noch gebleken is dat dat [verweerster 3] die openstaande bedragen heeft betwist. Sterker nog, op 4 september 2018 heeft [verweerster 3] Den Dulk bericht dat zij weer zal moeten starten met een bedrag van € 250,-. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat [verweerster 3] de vordering (al dan niet impliciet) heeft erkend, zodat de verjaring van de vordering is gestuit in de zin van artikel 3:318 BW. Het verweer van [verweerster] faalt in zoverre.
5.6.
Het standpunt van [verweerster] dat door Den Dulk voortdurend werkzaamheden zijn verricht waarvoor nieuwe facturen gestuurd zijn en het voor [verweerster] niet duidelijk is geweest welke factuur zij daadwerkelijk aan het (af)betalen was, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de e-mailcorrespondentie van 24 mei 2014 en van 14 augustus 2014 (zie 2.9 en 2.10) blijkt immers dat mede op verzoek van [verweerster 3] nieuwe werkzaamheden zijn uitgevoerd. Dat kan Den Dulk thans niet in zijn nadeel worden tegengeworpen.
5.7.
Ook faalt het verweer van [verweerster] dat het vreemd is dat enkel nog facturen van [naam bedrijf] openstaan en Den Dulk kennelijk zelf gekozen heeft ten aanzien van welke onderneming hij betalingen heeft afgeboekt. Onder het kopje ‘Honorarium’ van de opdrachtbevestiging staat vermeld dat, tenzij ander overeengekomen en schriftelijk vastgelegd, de afzonderlijke ondernemingen ieder voor het geheel aansprakelijk zijn voor de voldoening van het honorarium. Gesteld noch gebleken is dat tussen partijen ter zake andere afspraken zijn gemaakt die schriftelijk zijn vastgelegd.
5.8.
De kantonrechter komt toe aan de beoordeling van de overige verweren van [verweerster]
de verrichte werkzaamheden zijn tegen een te hoog tarief gedeclareerd
5.9.
[verweerster] heeft de vordering betwist en daartoe allereest aangevoerd dat de facturen onjuist zijn aangezien de verrichte werkzaamheden tegen een te hoog tarief zijn gefactureerd. Volgens [verweerster] blijkt uit de opdrachtbevestiging niet dat er werkzaamheden zouden worden verricht met de meerwaarde van een accountant en zijn enkel werkzaamheden verricht door een boekhouder. Overwogen wordt dat in de offerte de te verrichten werkzaamheden en uurtarieven zijn uitgesplitst al naar gelang de persoon, opleiding en ervaring, waaronder van een accountant. [verweerster] heeft de offerte geaccordeerd en is daardoor akkoord gegaan met het uitvoeren van werkzaamheden door onder meer een accountant en met het daaraan gekoppelde uurtarief. Omdat hij zich hier pas ten tijde van de procedure tegen verzet en aanvoert dat de werkzaamheden alleen door een boekhouder zijn uitgevoerd, zonder dat nader te onderbouwen, kan hij hier naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid geen beroep meer op doen, zodat ter zake de rechten zijn verwerkt.
Ook de betwisting van [verweerster] dat de facturen onjuist zijn omdat onduidelijk is welk uurtarief is gehanteerd, treft geen doel. Ten aanzien hiervan geldt dat [verweerster] op grond van artikel 6:89 BW ter zake van een gebrekkige prestatie – het onduidelijk gehanteerde uurtarief – binnen bekwame tijd bij Den Dulk diende te protesteren, op straffe van verval van alle bevoegdheden. Hoewel uit de door partijen overgelegde correspondentie volgt dat Wagisco c.s. heeft verzocht om een nadere specificatie van de werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld per e-mail van 1 mei 2013 (zie 2.7), is niet gebleken dat tevens gevraagd is om een nadere toelichting omtrent het uurtarief. Voor zover [verweerster] op grond van het voornoemde al rechten en bevoegdheden zou hebben, heeft hij deze daardoor verloren. In dit oordeel is meegewogen dat Den Dulk onbetwist heeft gesteld dat zij [verweerster] te kennen heeft gegeven dat hij haar ook nog telefonisch mocht benaderen voor een nadere toelichting, maar dat [verweerster] van dat aanbod geen gebruik heeft gemaakt.
de verrichte werkzaamheden zijn ten onrechte opgevoerd op de factuur
5.10.
Ten tweede heeft [verweerster] aangevoerd dat de verrichte werkzaamheden ten onrechte op de facturen zijn opgevoerd, omdat de werkzaamheden die staan vermeld niet zijn verricht, dan wel dubbel zijn opgevoerd. Hij verwijst daarbij naar e-mails van 1 mei 2013, 20 juni 2013 en 8 en 9 juli 2013. Ten aanzien van deze betwisting geldt eveneens dat [verweerster] niet binnen bekwame tijd tegen de vermeende onterechte dan wel dubbel opgevoerde werkzaamheden heeft geprotesteerd in de zin van artikel 6:89 BW. Dit brengt met zich dat, voor zover [verweerster] op grond van het voornoemde al rechten en bevoegdheden zou hebben, hij die daardoor eveneens verloren heeft. Daar komt bij dat Den Dulk gemotiveerd heeft onderbouwd dat zij wel degelijk de per e-mail van 1 mei 2013 verzochte specificatie van werkzaamheden – en niet van kosten – heeft verschaft, dat de door de Belastingdienst opgelegde boete van € 300,- mede te wijten is geweest aan het feit dat [verweerster] niet, dan wel niet tijdig heeft gereageerd op post van de belastingdienst die per abuis naar [verweerster] is gestuurd in plaats van naar Den Dulk, en dat de e-mails van 8 en 9 juli 2013 niet zien op een al of niet door Den Dulk namens [verweerster] gedane btw aangifte, maar op vragen omtrent een in rekening te brengen btw tarief voor schuldhulpverlening en budgetbeheer. Ook om die reden is naar het oordeel van de kantonrechter niet, dan wel onvoldoende vast komen te staan dat de op de facturen vermeldde werkzaamheden ten onrechte zijn opgevoerd omdat ze niet zouden zijn verricht, dan wel dubbel zouden zijn opgevoerd.
de vordering is reeds voldaan
5.11.
[verweerster] heeft voorts aangevoerd dat hij een totaalbedrag van € 24.360,36 aan Den Dulk heeft voldaan, zodat hij reeds meer heeft betaald dan gevorderd wordt. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een overzicht van betalingsbewijzen overgelegd, te weten productie 6 bij verzetdagvaarding. De betalingen uit het overzicht bedragen bij elkaar opgeteld € 24.360,36. Gebleken is dat van dit bedrag € 50,- ziet op een vergoeding voor het opsturen van de administratie aan [verweerster] door Den Dulk en € 6.716,87 ziet op facturen die niet aan de vordering ten grondslag liggen, te weten de facturen 2012057, 2012056, 2012222, 2012113, 2013138 en 2013137. Bij het totaalbedrag van € 17.593,49 dat overblijft, ontbreekt het jaartal en daarom is onduidelijk in welk jaar de betalingen zijn verricht. Gelet hierop kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden vastgesteld of die betalingen betrekking hebben op afbetaling van de facturen die aan de vordering ten grondslag liggen. Dat er omschrijvingen bijstaan als ‘
deelbetaling [naam bedrijf]’, ‘
facturen [naam bedrijf]’ en ‘
deel openstaande facturen [naam bedrijf]’, doet daar niet aan af. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat [verweerster] reeds meer heeft betaald dan door Den Dulk wordt gevorderd. In dit oordeel is meegewogen dat, ook al zou het bedrag van € 17.593,49 zien op betaling van de facturen, dit bedrag daartoe onvoldoende zou zijn. Uit de in 2.15 opgenomen overzichten volgt immers dat na voldoening van de facturen 2012057, 2012056, 2012222, 2012113, 2013138 en 2013137 nog een bedrag van € 21.312,48 openstond. Betaling van een bedrag van € 17.593,49 is dan nog onvoldoende voor voldoening van genoemd openstaand bedrag.
5.12.
Al het voorgaande samengenomen is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat [verweerster] hoofdelijk nog een restantbedrag van € 3.528,99 aan Den Dulk dient te voldoen. De vordering ter zake dit bedrag wordt daarom toegewezen.
rentepercentage van 5%
5.13.
Voorts is in geschil of [verweerster] gehouden is tot betaling van 5% rente over de hoofdsom, te weten een bedrag van € 3.159,01 berekend tot en met 30 juli 2019.
5.14.
Vooropgesteld wordt dat uit artikel 9 lid 2 van de algemene voorwaarden volgt dat partijen de wettelijke (handels)rente zijn overeengekomen. Dit betekent dat in beginsel de wettelijke (handels)rente in rekening wordt gebracht indien een betalingstermijn wordt overschreden. Uit de door partijen overgelegde stukken kan naar het oordeel van de kantonrechter niet afgeleid worden dat partijen na ondertekening van de algemene voorwaarden aanvullend een rentepercentage van 5% zijn overeengekomen. In de e-mail van 24 november 2015 staat wel vermeld ‘
Rente zullen we een % aanhouden van 5% per jaar’, maar hieruit volgt niet dat dit een vaststelling is nadat partijen hierover overleg heben gevoerd en dat [verweerster] met een dergelijk rentepercentage heeft ingestemd.
5.15.
De kantonrechter beslist op grond van artikel 23 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) over wat partijen hebben gevorderd. Hij is daarbij gebonden aan het petitum, met dien verstande dat hij niet méér mag toewijzen dan gevorderd. Hoewel Den Dulk in haar conclusie van antwoord in oppositie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens conclusie van antwoord in het incident, als aanvulling op de grondslag van de rentevordering heeft gesteld dat zij, indien wordt geoordeeld dat 5% rente niet is overeengekomen, aanspraak maakt op de wettelijke handelsrente, heeft zij geen eisvermeerdering gedaan. Dit betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling of [verweerster] al dan niet wettelijke (handels)rente verschuldigd is. Gelet op het vorenstaande wordt de vordering ter zake € 3.159,01 en de over de hoofdsom gevorderde rente van 5% vanaf 30 juli 2019 tot en met de dag van de algehele voldoening afgewezen.
buitengerechtelijke kosten
5.16.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten wordt als volgt overwogen. In artikel 6:96 lid 2 sub c BW is bepaald dat als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Den Dulk doet ter zake een beroep op artikel 6:96 lid 4 BW, maar miskent dat voormeld artikel niet van toepassing is nu de tussen partijen gesloten offerte en opdrachtbevestiging van voor 16 maart 2013 dateren. Dit betekent dat Rapport Voorwerk-II van toepassing is. Nu Den Dulk de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 477,90 niet onderbouwd heeft, wordt het gevorderde afgewezen.
proceskosten
5.17.
[verweerster] wordt hoofdelijk in de proceskosten van de verzetprocedure in conventie veroordeeld, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Den Dulk worden vastgesteld op € 300,- (1 punt × tarief € 300,-) aan salaris voor de gemachtigde.
in reconventie
5.18.
De kantonrechter begrijpt de vorderingen in reconventie als volgt. Beoordeling van de vordering onder II is alleen van toepassing als de vordering onder I wordt toegewezen en aan de beoordeling van de vordering onder V wordt alleen toegekomen als de vordering onder IV toewijsbaar is.
onverschuldigde betaling
5.19.
[eiser] vordert onder I voor recht te verklaren dat hij een bedrag van € 16.360,36 zonder rechtsgrond aan Den Dulk heeft betaald.
5.20.
Volgens artikel 6:203 BW is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Betreft de onverschuldigde betaling een geldsom, dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag.
5.21.
[eiser] heeft gesteld dat Den Dulk te kennen heeft gegeven dat de kosten van de werkzaamheden jaarlijks niet meer dan € 1.750,- tot € 2.000,- zouden bedragen, zodat zij over de periode van 2010 tot en met 2014 maximaal een bedrag van € 8.000,- aan Den Dulk verschuldigd is. Overwogen wordt dat het onwaarschijnlijk is dat Den Dulk [eiser] een dergelijke mededeling zou hebben gedaan. Uit de door [eiser] ondertekende offerte volgt immers dat de door Den Dulk geschatte kosten voor de financiële administratie en het samenstellen van de jaarrekening € 2.615,- per jaar zouden bedragen, de geschatte kosten voor de fiscale werkzaamheden € 625,- per jaar en dat geen schatting te geven was van de kosten van de overige werkzaamheden, omdat dit afhankelijk was van de omvang, complexiteit en de arbeidsintensiviteit van die werkzaamheden. De kostenraming is dus al hoger dan € 2.000,- per jaar, terwijl daar nog kosten bijkomen van werkzaamheden die niet op voorhand begroot konden worden. In zoverre faalt de stelling van [eiser] Daar komt bij dat reeds in 5.11 is overwogen dat niet vast is komen te staan dat [eiser] meer heeft betaald dan door Den Dulk is gevorderd en dat [eiser] hoofdelijk veroordeeld zal worden tot betaling van een bedrag van € 3.528,99 aan Den Dulk. De vordering onder I wordt daarom afgewezen.
5.22.
Nu de vordering onder I niet toewijsbaar is, wordt niet toegekomen aan beoordeling van de vordering onder II. De vordering onder II wordt afgewezen.
de beslagen zijn onrechtmatig
5.23.
De vorderingen onder III, IV en V hebben betrekking op een executiegeschil. Gelet op het bepaalde in artikel 97 jo. artikel 438 Rv acht de kantonrechter zich bevoegd deze vorderingen te behandelen en daarover te beslissen.
5.24.
[eiser] heeft onder III gevorderd voor recht te verklaren dat de door Den Dulk gelegde beslagen onrechtmatig zijn. Volgens [eiser] zijn de beslagen onrechtmatig omdat deze gegrond zijn op een onterecht gewezen verstekvonnis.
5.25.
Vooropgesteld wordt dat Den Dulk op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 29 augustus 2020 over een executoriale titel beschikt om tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan. Op Den Dulk rust als beslaglegger een risicoaansprakelijkheid voor de gevolgen van de door hem gelegde beslagen indien de vordering waarvoor beslagen zijn gelegd geheel ongegrond is (HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2841). Uit hetgeen hiervoor in conventie is overwogen, volgt dat de vordering ter verzekering waarvan beslagen zijn gelegd gedeeltelijk worden toegewezen. In een dergelijk geval geldt dat het beslag dan niet ten onrechte is gelegd. In zoverre faalt de stelling van [eiser] Het betekent ook, anders dan [eiser] heeft gesteld, dat de beslagen in het licht van de verzetprocedure in zoverre niet onnodig zijn gelegd. Daar komt bij dat nu in conventie is overwogen dat [eiser] veroordeeld zal worden tot betaling aan Den Dulk van een bedrag van € 3.528,99, de stelling van [eiser] dat hij altijd aan zijn (af)betalingsverplichtingen heeft voldaan, onjuist is. Gelet op het vorenstaande wordt de vordering onder III afgewezen.
vergoeding van de door de beslagen ontstane schade
5.26.
Onder IV heeft [eiser] gevorderd voor recht te verklaren dat Den Dulk gehouden is de als gevolg van de beslagen ontstane schade te vergoeden. De vraag of een beslaglegger aansprakelijk is voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd, moet worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht (HR 24 november 1995, NJ 1996, 161). Uitgaande van concrete omstandigheden van het geval kan aldus aan de orde komen of een beslag als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt. Gesteld noch gebleken is dat Den Dulk de beslagen heeft gelegd met geen ander doel dan [eiser] te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat Den Dulk, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid tot die uitoefening had kunnen komen. Niet in geschil is immers dat [eiser] niet (meer) tot betaling van het restantbedrag van de facturen zou overgaan. Gelet op het vorenstaande is niet vast komen te staan dat de gelegde beslagen vexatoir en daarom onrechtmatig zijn. De vordering onder IV wordt afgewezen.
5.27.
Omdat de vordering onder IV niet toewijsbaar is, wordt niet toegekomen aan de beoordeling van de vordering onder V. De vordering onder V wordt afgewezen.
proceskosten
5.28.
[eiser] wordt hoofdelijk in de proceskosten van de verzetprocedure in reconventie veroordeeld, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Den Dulk worden vastgesteld op € 600,- (2 punten × tarief € 300,-) aan salaris voor de gemachtigde.

6..De beoordeling in het incident

6.1.
In artikel 223 Rv is bepaald dat tijdens een aanhangig geding iedere partij kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits de voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De kantonrechter stelt vast dat aan deze vereisten is voldaan. Bij de beoordeling van de gevraagde voorziening stelt de kantonrechter voorop dat het algemene vereiste van toewijsbaarheid van een vordering, dat de eisende partij bij haar vordering belang heeft, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een voorziening op grond van artikel 223 Rv, ertoe leidt dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn in die zin dat van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht.
6.2.
Ten aanzien van de vordering onder I wordt overwogen dat, nog daargelaten dat het bepalen van een mondelinge behandeling een administratieve handeling betreft, reeds vonnis gewezen wordt ten aanzien van de provisionele vordering. De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding voor bespreking van deze vordering. De vordering onder I wordt afgewezen.
6.3.
De vorderingen onder II, III en IV zien op opheffing van de beslagen onder de ABN AMRO Bank en de Belastingdienst en op de woning van [eiser 2] en [eiser 3] binnen twee dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag. Vooropgesteld wordt dat in reconventie reeds is geoordeeld dat de door Den Dulk gelegde beslagen niet onrechtmatig zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter is het belang van [eiser] bij opheffing van de beslagen niet voldoende onderbouwd. Gesteld noch gebleken is dat de beslagen doel getroffen hebben zodat de vordering ter zake een bedrag van € 3.528,99 reeds kan worden voldaan. Voorts is niet aangevoerd dat de beslagen disproportioneel zijn, zodat aan een eventuele belangenafweging ter zake niet wordt toegekomen. Het vorenstaande betekent dat de vorderingen onder II, III en IV niet toewijsbaar zijn.
6.4.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de kosten van het incident veroordeeld. De kosten aan de zijde van Den Dulk in het incident worden begroot op nihil.
6.5.
De gevorderde nakosten worden afgewezen.

7..De beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Den Dulk vastgesteld op nihil;
in conventie:
bekrachtigt het op 29 augustus 2019 onder zaaknummer 7964786 / CV EXPL 19-34557 tussen partijen gewezen verstekvonnis, voor zover [verweerster] daarin hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.528,99 aan Den Dulk, en voor zover [verweerster] daarin hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Den Dulk vastgesteld op € 660,93 aan verschotten en € 300,- aan salaris voor de gemachtigde;
veroordeelt [verweerster] in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Den Dulk vastgesteld op € 300,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
vernietigt op 29 augustus 2019 onder zaaknummer 7964786 / CV EXPL 19-34557 tussen partijen gewezen verstekvonnis voor het overige;
en opnieuw rechtdoende:
wijst de oorspronkelijke vordering van Den Dulk af, voor zover [verweerster] daarin hoofdelijk is veroordeeld tot betaling aan Den Dulk van een bedrag van € 3.159,01, en voor zover [verweerster] daarin hoofdelijk is veroordeeld om het toegewezen bedrag aan hoofdsom te vermeerderen met de overeengekomen rente van 5% per jaar vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, en voor zover [verweerster] daarin hoofdelijk is veroordeeld tot betaling aan Den Dulk van een bedrag van € 477,90 aan buitengerechtelijke kosten;
in reconventie:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in reconventie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Den Dulk vastgesteld op € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]