ECLI:NL:RBROT:2021:1358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
8553135 / CV EXPL 20-17360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale vordering tot betaling van factuur in het kader van Europees betalingsbevel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Slowaakse vennootschap Scaffolding S.R.O. en de Nederlandse besloten vennootschap Constructo B.V. Scaffolding vorderde betaling van een bedrag van € 1.600,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van een factuur voor verrichte steigerbouwwerkzaamheden. Constructo is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en heeft verweer gevoerd tegen de vordering. De procedure is gestart naar aanleiding van een Europees betalingsbevel dat door de rechtbank Den Haag is afgegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen rechtskeuze is gemaakt door partijen en dat het Slowaakse recht van toepassing is op de overeenkomst, conform de regels van de Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I-Vo). De kantonrechter heeft geoordeeld dat Scaffolding voldoende heeft aangetoond dat de werkzaamheden zijn verricht en dat Constructo gehouden is tot betaling van de factuur. De vordering van Scaffolding is toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft Constructo veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 486,- aan griffierecht en € 467,50 aan gemachtigdensalaris, en heeft de wettelijke rente over deze kosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8553135 / CV EXPL 20-17360
uitspraak: 5 februari 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de vennootschap naar Slowaaks recht
Scaffolding S.R.O,
gevestigd te Martin (Slowakije),
eiseres,
gemachtigde: mr. M.R. Koppenol te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Constructo B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
vertegenwoordigd door [naam 1] , in zijn hoedanigheid van directeur van gedaagde.
Partijen worden hierna Scaffolding en Constructo genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de beschikking van 25 maart 2020 van de rechtbank Den Haag, met aangehecht een door de rechtbank Den Haag gegeven Europees betalingsbevel van 29 januari 2020 met zaaknummer C/09/582510 / HA RK 19-624, afgegeven op verzoek van Scaffolding;
  • het verweer van 10 februari 2020 van Constructo;
  • de akte vermeerdering van eis van 26 mei 2020 van Scaffolding, met producties;
  • het e-mailbericht van 19 juni 2020 van Constructo, met producties;
  • de akte reactie stellingen Constructo van 20 augustus 2020 van Scaffolding, met producties;
  • het e-mailbericht van 4 september 2020 van Constructo;
  • het tussenvonnis van 30 oktober 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De procedure is aanhangig gemaakt naar aanleiding van een Europees betalingsbevel dat jegens Constructo namens Scaffolding op grond van de EG-Verordening nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna: de Verordening) is gegeven. Constructo heeft verweer gevoerd tegen dit Europees betalingsbevel. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 lid 1 van de Verordening is de zaak bij beschikking van 25 maart 2020 van de rechtbank Den Haag in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar de rolzitting van de rechtbank Rotterdam van 26 mei 2020 om op tegenspraak te worden voortgezet.
1.3.
In verband met de corona-maatregelen heeft de mondelinge behandeling op 3 december 2020 plaatsgevonden via een skypezitting. Hierbij zijn [naam 2] (hierna: [naam 2] ) namens Scaffolding en zijn gemachtigde vanuit hun eigen locatie digitaal in het kader van de mondelinge behandeling verschenen. Constructo is, hoewel daartoe naar behoren opgeroepen, niet verschenen. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.4.
Op 8 december 2020 heeft de kantonrechter een e-mailbericht ontvangen van Constructo. Dit bericht wordt buiten beschouwing gelaten omdat de mondelinge behandeling al gesloten was.
1.5.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Scaffolding is in april 2019 door Constructo ingeschakeld voor het verrichten van steigerbouwwerkzaamheden (hierna: de werkzaamheden). Het contact tussen Scaffolding en Constructo verliep van de zijde van Scaffolding via [naam 3] (hierna: [naam 3] ).
2.2.
Op 6 mei 2019 heeft Scaffolding Constructo een factuur met factuurnummer 20190073 gestuurd voor werkzaamheden in week 16, 17 en 18. Voor week 16 is een bedrag van € 1.800,- gefactureerd, voor week 17 een bedrag van € 1.650 en voor week 18 een bedrag van € 1.800,-, dus een totaalbedrag van € 5.250,-. De vervaldatum van deze factuur is 20 mei 2019.
2.3.
Op 24 mei 2019 heeft [naam 3] [naam 2] onder meer bericht “
[naam 7] did change the hours on 3 invoices. Can u please take a look at it?” met daarbij een pdf-bestand van een e-mail van 23 mei 2019 en afzonderlijke facturen en werkbriefjes van week 16 tot en met week 20. Op het werkbriefje van week 16 van de werknemers [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ) gezamenlijk is bij het totaal aantal uren van 72 met pen ‘64’ geschreven. Op de werkbriefjes van week 16 van [naam 4] en [naam 5] afzonderlijk is bij het totaal aantal uren van 36 met pen ‘32’ geschreven. De uren op de werkbriefjes van week 17 en 18 zijn ook handmatig naar beneden bijgesteld.
2.4.
Scaffolding heeft Constructo daarop een nieuwe factuur met factuurnummer 20190073 gestuurd voor werkzaamheden in week 16 ten bedrage van € 1.600,-. Deze factuur is ge(ante)dateerd op 23 april 2019. Ook voor de weken 17 en 18 zijn nieuwe (lagere) facturen gestuurd.
2.5.
Op 3 oktober 2019 (13:56 uur) heeft Constructo per e-mail het volgende aan Scaffolding te kennen gegeven:
“(…)
All invoices has been paid.
The invoice you’ve send us is incorrect and also numerous times told before to [naam 3].”
2.6.
Per e-mail van 3 oktober 2019 (14:54 uur) heeft [naam 6] , werkzaam bij Scaffolding, aan Constructo, voor zover thans van belang, het volgende bericht:
“(…)
In attachment you can find approved and signed hours by your manager [naam 7] for the week nr.16.
[naam 7] wasn’t agree with hour for the week nr 16 so we deducted hours as he required.
(…)

3..De vordering

3.1.
Scaffolding heeft, na vermeerdering van eis, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Constructo te veroordelen aan haar te betalen € 1.600,- aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 7 mei 2019 tot en met de dag van algehele voldoening en € 240,- aan buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Constructo in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering heeft Scaffolding – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat Constructo in gebreke is gebleven met betaling van de factuur 20190073 van 23 april 2019 ten bedrage van € 1.600,-. Deze (aangepaste) factuur is opgesteld na bijstelling van de uren door [naam 7] van Constructo. Over de hoofdsom dient wettelijke handelsrente betaald te worden vanaf de vervaldatum, te weten 7 mei 2019. Daarnaast is Constructo een bedrag van € 240,- aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Ten slotte dient Constructo de proceskosten, waaronder het griffierecht van € 486,-, en de nakosten te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4..Het verweer

Constructo heeft de vordering betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. De factuur ziet op werkzaamheden in week 16, maar Constructo heeft pas vanaf week 17 gebruik gemaakt van de diensten van Scaffolding. Bovendien is het factuurnummer van de factuur gelijk aan een eerdere foutieve factuur.

5..De beoordeling

5.1.
Er is sprake van een internationale zaak omdat Scaffolding haar gewone verblijfplaats buiten Nederland heeft, te weten in Slowakije. Scaffolding heeft haar vordering gebaseerd op nakoming van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden. Beoordeeld moet worden welk recht hierop van toepassing is. Dit dient beoordeeld te worden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (hierna: Rome I-Vo).
5.2.
Gesteld noch gebleken is dat partijen een rechtskeuze zijn overeengekomen. Voor het op de overeenkomst toepasselijk recht moeten de objectieve verwijzingsregels van Rome I-Vo gevolgd worden. Ingevolge artikel 4 lid 2 van de voormelde verordening is Slowaaks recht toepasselijk, dit omdat de werkzaamheden zijn uitgevoerd door een bedrijf dat zijn gewone verblijfplaats in Slowakije heeft en omstandigheden gesteld noch gebleken zijn waaruit moet volgen dat de overeenkomst niettemin nauwer is verbonden met Nederland in de zin van artikel 4 lid 3 Rome I-Vo.
5.3.
In geschil is of Constructo gehouden is tot betaling van een bedrag van € 1.600,- voor werkzaamheden die Scaffolding stelt te hebben uitgevoerd voor Constructo in week 16 van 2019. Aangenomen mag worden dat ook naar Slowaaks recht werkzaamheden die zijn overeengekomen en verricht betaald moeten worden. Ter zake heeft Scaffolding ter zitting toegelicht dat (ook) in week 16 werkzaamheden zijn verricht en dat dit blijkt uit het feit dat er een discussie is geweest met Constructo over de in rekening gebrachte uren. In eerste instantie was bij factuur van 6 mei 2019 voor de werkzaamheden in week 16 een bedrag van € 1.800,- in rekening gebracht (zie 2.2). Omdat [naam 7] van Constructo niet akkoord was met het aantal uren zoals genoteerd op de werkbriefjes van week 16 heeft hij deze aangepast van 72 uren naar 64 uur. Daarop is een nieuwe factuur gestuurd voor de week 16, gebaseerd op het door [naam 7] genoteerde lagere urenaantal (zie 2.4). Hetzelfde is gebeurd voor de weken 17 en 18. Het factuurnummer van de nieuwe factuur voor week 16 is inderdaad hetzelfde als het factuurnummer van de eerder gestuurde factuur. Dat komt omdat de eerdere factuur door de nieuwe facturen is vervangen, aldus Scaffolding. In dit verband heeft Scaffolding onder meer gewezen naar de mail van [naam 6] van 3 oktober 2019, waarin wordt verwezen naar de door [naam 7] aangebrachte aanpassing van de uren voor week 16 (zie 2.6).
5.4.
Met het vorenstaande heeft Scaffolding naar het oordeel van de kantonrechter voldoende onderbouwd dat zij in week 16 werkzaamheden heeft verricht voor Constructo en dat zij hiervoor een bedrag van € 1.600,- in rekening kan brengen. Nu Constructo, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting is verschenen en geen verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van Scaffolding ter zitting, gaat de kantonrechter uit van de juistheid daarvan. Dit brengt mee dat de vordering van Scaffolding toewijsbaar is. De gevorderde rente zal worden toegewezen vanaf 20 mei 2019, de vervaldatum van de oorspronkelijke factuur, nu voor toewijzing van rente vanaf 7 mei 2019 geen grondslag is.
5.5.
Scaffolding maakt aanspraak op buitengerechtelijke kosten van € 240,-. Nu Scaffolding deze kosten niet nader onderbouwd heeft, wordt deze vordering afgewezen
.
5.6.
Constructo wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten worden vastgesteld op € 486,- aan griffierecht. Aan gemachtigdensalaris wordt in totaal tweeëneenhalve punt à € 187,- toegekend, in totaal € 467,50.
5.7.
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als in de beslissing vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten wordt toegewezen zoals in de beslissing vermeld.

6..De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Constructo om aan Scaffolding tegen kwijting te betalen € 1.600,-, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 20 mei 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Constructo in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Scaffolding vastgesteld op € 486,- aan verschotten en € 467,50 aan salaris voor de gemachtigde; voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening; en indien Constructo niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 90,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening. Ook is Constructo de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het nasalaris en de kosten van betekening verschuldigd vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]