ECLI:NL:RBROT:2021:13565

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
8241893_30072021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

VvE-zaak met betrekking tot aansprakelijkheid voor schade door achterstallig onderhoud en onjuist aangesloten airco

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser en meerdere gedaagden, waarbij de eiser vordert dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor schade die is ontstaan door achterstallig onderhoud aan mandelige dakdelen, goten en hemelwaterafvoeren, alsook door een onjuist aangesloten airco van een van de gedaagden. De procedure is gestart met een dagvaarding op 23 december 2019, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord en repliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 28 januari 2021 via Skype, waarbij de gemachtigde van de eiser en de gedaagden aanwezig waren. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor schikkingsonderhandelingen en later is de zaak voor vonnis gekomen.

De eiser stelt dat hij kosten heeft moeten maken door het achterstallige onderhoud aan de mandelige dakdelen en dat de afvoer van de airco van de gedaagde onjuist was aangesloten, wat heeft geleid tot waterschade in zijn pand. De gedaagden betwisten de aansprakelijkheid en stellen dat de eiser zonder overleg reparaties heeft uitgevoerd. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vordering van de eiser geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-, waardoor de kantonrechter bevoegd is om de zaak te behandelen. De kantonrechter heeft besloten om een mondelinge behandeling te plannen om de zaak verder te bespreken en mogelijke oplossingen te vinden voor de geschilpunten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8241893 CV EXPL 19-54530
uitspraak: 30 juli 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats eiser] ,
eiser,
gemachtigde: mr. N. Roodenburg,
tegen
1. de vereniging
[gedaagde 1],
gevestigd in [vestigingsplaats gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende in [woonplaats gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende in [woonplaats gedaagde 3] ,
gedaagden,
gemachtigde: [naam 1] .
Eiser wordt hierna “ [eiser] ” genoemd.
Gedaagden worden hierna “ [gedaagde 1] ”, “ [gedaagde 2] ” en “ [gedaagde 3] ” (afzonderlijk) en “ [gedaagden] ” (gezamenlijk) genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 23 december 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de aanvullende conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis van 4 februari 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald, die geen doorgang heeft gevonden in verband met de coronamaatregelen;
  • de conclusie van repliek, met producties;
  • de conclusie van dupliek, met producties;
  • het tussenvonnis van 30 oktober 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de akte van [eiser] van 17 november 2020;
  • de e-mail van de zijde van [gedaagden] , met een productie ten behoeve van de mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021 via Skype. Voor [eiser] is verschenen zijn gemachtigde mr. N. Roodenburg. Aan de zijde van [gedaagden] zijn verschenen [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en hun gemachtigde [naam 1] . De zaak is aangehouden en verwezen naar de rolzitting van 30 maart 2021, voor uitlaten partijen
over hun schikkingsonderhandelingen. Hiervoor is nadien meermaals uitstel verleend.
1.3
Op de rolzitting van 1 juni 2021 is van de zijde van [eiser] een akte genomen, waarin om een nieuwe mondelinge behandeling is verzocht, met producties. Op de rolzitting van
29 juni 2021 is hierop bij akte gereageerd en om vonnis gevraagd. De zaak is voor vonnis komen te staan.
1.4
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

2.1
[eiser] is eigenaar geweest van de panden aan de [adres 1] en [adres 2] (hierna: [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ).
2.2
[gedaagden] is eigenaar van het pand [adres 3] (hierna: [huisnummer 3] ). Dit pand bevindt zich tussen [adres 1] en [adres 2] in.
2.3
In het rapport “Funderingsonderzoek [adressen] ” van Gemeentewerken Rotterdam Ingenieursbureau Geotechniek van 4 september 1996 staat - voor zover van belang - het volgende:

[panden]
[…]
De funderingstechnische handhavingstermijn van deze bouweenheid wordt op 10 tot 25 jaar ingeschat.
Voor een handhavingstermijn langer dan 25 jaar wordt geadviseerd de fundering te versterken. […]
Het versterken van de fundering heeft grote invloed op beide aansluitende clusters.
[…]
[pand]
[…]
De funderingstechnische handhavingstermijn van dit pand wordt op 10 tot 25 jaar ingeschat.
Eveneens wordt voor dit pand een funderingsversterking geadviseerd bij een handhavingstermijn langer dan 25 jaar. […]”
2.4
De Funderingswinkel heeft op 24 juli 2012 een funderingsonderzoek uitgevoerd aan de [adres 1] . In het rapport van 2 augustus 2012 is als conclusie opgenomen:
“[…] Ondanks de redelijk tot goede kwaliteit van de houten onderdelen moet de fundering op basis van de scheefstand worden beoordeeld als slecht. De scheefstand is in zo'n grote mate aanwezig dat schade aan het casco niet uitgesloten kan worden. Gebaseerd op de waargenomen omstandigheden, scheefstanden en gebreken aan de fundering is de algehele kwaliteit van de fundering conform de richtlijn (Bijlage 1, tabel 1) vastgesteld als “Onvoldoende”. Dit houdt in dat de handhavingstermijn kan worden vastgesteld op 0 tot 5 jaar. Om schade aan het casco te voorkomen of te beperken wordt aanbevolen om binnen 5 jaar de opties binnen funderingsherstel te onderzoeken en uit te voeren.”
2.5
Tussen 2014 en 2016 heeft [eiser] renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan [huisnummer 1] en tussen 2016 en 2018 aan [huisnummer 2] . In 2014 was [gedaagde 2] de contactpersoon namens [gedaagden] voor [eiser] , ten tijde van de werkzaamheden aan [huisnummer 2] was dat [gedaagde 3] .
2.6
[gedaagde 3] stuurt [eiser] op 12 juni 2017 een e-mail (productie 35 bij repliek) met daarin - voor zover relevant - het volgende:
“[…]
Nu wij ( [gedaagde 1] ) via de aannemer erachter komen dat er ook dakterrassen worden gebouwd en jij mij dit bevestigd tijdens een telefonisch overleg (09-06-17) zijn wij genoodzaakt de gemeente Rotterdam te contacten voor verder onderzoek omtrent A: de uitbouw zonder vergunning en B: toestemming/vergunning tot het bouwen van dakterrassen. […]
2.7
[eiser] schrijft in zijn e-mail van eveneens 12 juni 2017 het volgende aan [gedaagde 3] :
“Ik bevestig andermaal dat de uitbouw conform de regels vergunningsvrij is. Ter illustratie: op onze eerste bouwvoorstellen stond de uitbouw getekend, maar de gemeente verzocht ons om hem uit de tekeningen te verwijderen omdat hij vergunningsvrij is.
Maar ongeacht de mijns inziens correcte toepassing van de regels ben ik natuurlijk bereid om met jullie te spreken over één en ander. […]”
2.8
[gedaagde 2] heeft [eiser] op 31 juli 2017 een e-mail gestuurd (productie 3 bij de eerste conclusie van antwoord) waarin zij hem mededeelt dat een aantal zaken in haar tuin niet is teruggehangen na het metselen van een muurtje en dat de stenen bank in haar tuin niet is hersteld. [eiser] heeft hier op 3 augustus 2017 op geantwoord dat dit inderdaad nog moet worden uitgevoerd als dat nog niet is gedaan en dat hij zijn aannemer hierom zal verzoeken. [eiser] vraagt [gedaagde 2] een beschrijving te geven waar de zaken zich voor de werkzaamheden bevonden. Op 15 september 2017 herhaalt [eiser] per e-mail zijn verzoek om een goede beschrijving zodat hij de uitvoerders de nodige informatie kan geven. [gedaagde 2] antwoordt hier per e-mail van 15 september 2017 op dat er een stenen zitbank moet worden hersteld en dat de schutting scheef staat. [gedaagde 2] verzoekt om een telefoonnummer van de aannemer.
2.9
[eiser] stuurt [gedaagde 3] op 3 augustus 2017 foto’s per WhatsApp (productie 26 bij repliek) met daarbij het volgende bericht:
“[…] Bij het voorbereiden van het plaatsen van een dakkapel werd jullie airco opgemerkt. De airco zal pal tegen de dakkapel aan staan en de leidingen komen door de gezamenlijke muur in mijn pand uit. Ik zou dit graag samen met je bekijken, omdat enige ingrepen nodig zullen zijn. […]”
Op 15 augustus 2017 appt [eiser] [gedaagde 3] vervolgens:
“Hi [gedaagde 3] , heb jij Nico gesproken misschien? Volgende week komen de afbouwers terug van bouwvak, en die zullen binnen de muren gaan dichtzetten. Ik zou ze graag voor zijn met die leidingen. Ok? Ik hoor het graag. Groet, [eiser] ”
2.1
Op enig moment is condenswater van de airco van [gedaagde 3] bij [huisnummer 1] naar binnengelopen.
2.11
Op 4 september 2017 (productie 31 bij repliek) bericht [gedaagde 3] het volgende aan [eiser] :
“ [gedaagde 2] neemt zelf contact op met je voor afspraak steiger (geen probleem) en die dingetjes in haar tuin”
Op 11 september 2017 bericht [eiser] hierover het volgende aan [gedaagde 3] :
“ Hi [gedaagde 3] , alles wel? [gedaagde 2] neemt geen contact op. Wel hoorde ik vanmorgen dat de schilder haar toevallig sprak en dat ze liever geen steiger laat zetten. Raar, maar
inmiddels verrast het me niet echt meer. Dus in dat geval laat ik die zijkant maar gewoon in die oude staat, niets aan te doen Aan de afvoer kan ik zo echter ook niet veel doen, dus we zullen daar samen even van bovenaf naar een alternatief moeten kijken denk ik.”
[gedaagde 3] bericht [eiser] dan op 18 september 2017 dat hij het telefoonnummer van [eiser] aan [gedaagde 2] heeft gegeven, omdat zij het zelf met [eiser] wilde oplossen en [eiser] reageert hierop dat dit prima is.
2.12
[gedaagde 1] heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing van [adres 2] . In reactie op het bezwaar schrijft [eiser] schrijft in een e-mail van 10 juli 2017 onder meer het volgende aan [gedaagde 3] en [gedaagde 2] :
“[…]Tegenover [gedaagde 3] heb ik - bij gelegenheid van het bespreken van de slechte staat van de gemeenschappelijke tussengoot - ook melding gemaakt van balkons. Het woord "dakterrassen" is daarbij niet gevallen. Ik begrijp niet waarom u spreekt van “dakterrassen” - in meervoud nog wel, terwijl u wellicht doelt op het
enkele balkon op bovengenoemde uitbouw. […]”
Op 21 september 2017 heeft naar aanleiding van het bezwaar een hoorzitting plaatsgevonden.
2.13
[gedaagde 3] stuurt [eiser] op 21 september 2017 het volgende WhatsAppbericht aan [eiser] :
“Nou, ik heb dit bezwaar ingetrokken gezien je aanvraag zich alleen toespitste op twee balkonsituaties. Een verslag van de hoorzitting zal echter wel worden toegevoegd aan de stukken.[…]”
2.14
De secretaris van de Algemene Bezwaarschriftencommissie schrijft in haar brief van 25 september 2017 (productie 4 bij dagvaarding) het volgende:
“In de zitting is aan de hand van de tekening besproken wat vergund is. Door vergunninghouder is toegezegd dat de vergunning zich beperkt tot twee balkons en een dakkapel. Het ene balkon noemt men een dakterras omdat het gevestigd wordt op een uitbouw en dus niet los hangt. Er is expliciet door vergunninghouder en het cluster toegezegd dat er geen vergunning is aangevraagd om dakterrassen te realiseren op de vergunningsvrije uitbouw. Deze zijn derhalve ook niet verleend. [..]
U heeft in de zitting gezegd dat u bereid bent de vergunning in te trekken, indien u zwart op wit heeft wat precies aangevraagd en vergund is. Met deze brief bevestigt de commissie wat ter zitting is gezegd en als gevolg daarvan hebben wij uw bezwaarschrift gearchiveerd.”
2.15
In de periode van 9 oktober 2017 tot en met 1 november 2017 hebben [eiser] en [gedaagde 3] per WhatsApp onder andere de volgende berichten (productie 25 bij repliek) naar elkaar gestuurd:
[eiser] : “[Foto van een afvoer]
Hi [gedaagde 3] , dit is die afvoer achter.
[gedaagde 3] :
“Ik snap het, zal m vanavond leeghalen, of is er iemand die m nu kan leeg halen voor me?”
[…]
[eiser] :
“[…] Ik zou zeggen, kijk gelijk ook even naar de achterkant, vanuit 71 kan je er veel makkelijker bij met die steiger.”
[…]
[gedaagde 3] : “
Nou ff gekeken met [eiser][ktr: de loodgieter]
. Bladeren zouden nu de oorzaak zijn, echter is de bovenkant van de nieuwe goot niet in orde. Er zit een gat waar nu het water in loopt. Het is een gevalletje "schuld" deels jij en deels ik. Dus laten we het naar jullie inzicht oplossen dat het echt goed zit en dan samen naar de kosten kijken. Zoals ik het inschat hoeft het niet de wereld te kosten. […]”
2.16
[eiser] heeft [gedaagden] per e-mail van 12 februari 2018 verzocht de door hem ten behoeve van [gedaagden] gemaakte kosten ter hoogte van € 3.446,37 te vergoeden.
2.17
[naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) heeft op verzoek van [gedaagden] een schaderapport, gedateerd 23 september 2018, uitgebracht (productie 2 bij conclusie van antwoord). In dit rapport staat het volgende:
Schade omschrijving:
Ik ben op 18 september j.l. bij [gedaagde 3] geweest. […]Ik heb geconstateerd dat de tussengoot niet toereikend is voor de bestaande dak die er op is gemonteerd van de Eendrachtsweg [huisnummer 2] .
Schade oplossing:
Vergroten van het laatste deel van de tussengoot +/- 3 meter en het vergroten van de stadsuitloop. Afdichten van diverse scheuren en gaten. Het plaatsen van een overdekstuk van zink over een lengte van 2,5 meter. En het plaatsen van een nieuwe beplating aan de kant van [huisnummer 3] over een lengte van +/- 2,5 meter. En het houtrot vervangen.”
2.18
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) van AZ Elektrotechniek verklaart in een brief van
5 mei 2020 (productie 28 bij repliek) – voor zover relevant – het volgende:
“[…] Bij de installatie op [huisnummer 1] hebben we te maken gehad met inkomend water vanaf t dak van [adres 3] en deze is verholpen door [naam bedrijf 2] . […] Er kwam toen ook water in de elektrische installatie in de muur deze heb ik afgesloten.
Idem later inderdaad ook toen het overal lekte uit de zijkant.
[…]
Bij [adres 2] had ik te maken met verplaatsing van een airco van de buren op [adres 3] .
Die hadden de afvoer van condenswater laten lozen in het pand op [adres 2] […]. Dis is de buren [gedaagde 3] op [adres 3] medegedeeld maar naar deze mededeling hebben hun toch gebruikt gemaakt van de airco wat resulteerde in een waterballet op [huisnummer 2] .
Naar dit heeft [gedaagde 3] toch mij de opdracht gegeven op het verplaatsen van de airco […].
En bij de werkzaamheden heeft hij mij ook nog te kennen gegeven dat hij wist van de afspraak die in ’t begin is geweest dat de afvoer niet juist was alleen hij was t vergeten. […]”
2.19
De aannemer van [eiser] , [naam 3] (hierna: [naam 3] ) verklaart op 22 mei 2020 per e-mail (productie 18 bij repliek) aan de gemachtigde van [eiser] het volgende:
“[…] Ik heb als hoofdaannemer de renovaties van de [adres 1] en [adres 2] gedaan voor [eiser] . […]
[…] Toen we werkten in [huisnummer 1] was er contact met de onderste bewoner dat was [gedaagde 2] . Alles was moeilijk en je kreeg nooit contact of je werd niet geholpen. We hebben haar voor de bouw kunnen spreken achter op het terrein toen we daar met de eigenaar opname deden. Alles heeft hij toen uitgelegd en zij heeft onze namen en nummers gehad. Er was daarna nog wel een paar keer dat we met haar spraken als er wat was maar dat was niet vaak en ze reageerde nooit. Ik vond dat moeilijk om te werken want er waren nogal wat dingen die gedaan moesten worden aan hun kant. Ze had mijn nummer maar ze beldenooit terug.
Aan allebei de kanten van het dak stond het tussendak scheef van de goot af en aan de kant van [huisnummer 3] liep het water aan onze kant door de opstaande rand in de
dakbedekking naar binnen omdat het niet weg kon lopen naarde goot. Het was een flinke lekkage.Ik weet niet of er al iets was gedaan daar maar het was niet best en ik heb het dakwerk daar moeten laten doen. Er is over de hele lengte nieuw bituum gebrand zodat het dicht zat, op het platte dak. […]
Er was aan de achterkant van [huisnummer 1] aan de kant van [huisnummer 3] ook op iedere verdieping waterschade aan de zijkant bij de gevel. Het was van boven naar beneden tot en met de kelder toe. Het water kwam binnen vanaf de gevel in de hoek.Het kwam door verzakking van het gebouw en daardoor was de dillatatievoeg met [huisnummer 3] ver open gaan staan. We hebben de muren dagenlang met diesel warmtekanonnen staan drogen. We hebben het dicht laten zetten door de gevelwerkers. Van die buren heb ik niets gehoord toen en ze reageerde ook nergens op.
[…]
Met de renovatie van [huisnummer 2] was er gelukkig geen contact meer met [gedaagde 2] maar met een buurman. Ik heb hem een aantal keer op bezoek gezien en met de eigenaar zien overleggen en een paar keer was ik daar bij. Die buurman is toen verteld over de renovatie en wat we gingen doen.
U vroeg hoe het ging met de achtertuin. Dat was aan onze kant bij [huisnummer 2] onderdeel van de bouw en bij hun kant niets.. We hebben bij alleen een deel van de schutting weggehaald en wat spullen aan de kant gezet. Ik kan me niets bijzonders herinneren behalve dat we het zo min mogelijk wilden aanraken daar vanwege mijn ervaring met haar. […]”
2.2
[naam 4] , (tweede) aannemer van [eiser] , verklaart in een ongedateerde brief (productie 27 bij repliek) het volgende:
“Wij hebben de zolderverdieping bewoonbaar gemaakt en daarbij bleek dat de buurman van [huisnummer 3] een afvoer van een airconditioner door de gevel recht in [huisnummer 2] had geboord. [naam 5] van de [naam bedrijf 3] heeft dat opgemerkt. We hebben het gemeld bij meneer [eiser] en die heeft toen gelijk de buurman er bij gehaald. Die buurman kwam eind van de dag kijken en daar waren wij ook bij. De buurman begreep dat dit niet goed was en hij zei dat hij het ging laten aanpassen. Het stelde op zich niks voor om te doen. Maar daarop kwam ik smorgens op de bouw en was daar overal water omdat ze toch die airconditioner de hele nacht aan hadden gehad. We hadden net dat appartement daaronder af en dat kon nu overnieuw gedaan worden. We hebben dat weer gemeld bij meneer [eiser] en die heeft de buurman er weer bij gehaald. De buurman zei dat het echt stom van hem was maar dat hij het gewoon vergeten was. Iedereen lachen. Daarna heeft de buurman de afvoer weg laten halen. Maar ze lieten niets van zich horen over het herstel bij ons en dat hebben we toen zelf moeten doen.
Er is ook water naar binnen gekomen aan de andere kant en dat gaf schade in het andere appartement daaronder dat toen ook nieuw was afgewerkt. Dat water kwam naar binnen omdat de buren van [huisnummer 3] hun goot niet schoon hielden. Die zat de hele tijd vol met bladeren en ik heb de buurman daar vantevoren zelf nog op gewezen. Maar hij deed er niks mee en op gegeven moment is het daar dus overstroomd toen het regende. Die goot was trouwens ook echt aan zijn eindje maar dat interesseerde ze toen ook niet zo. […]
Op [huisnummer 3] heeft Steenbergen een HWA moeten vervangen omdat hun oude zinken bak helemaal kapot was en dat problemen bij [huisnummer 2] gaf. […]”

3..Het geschil

3.1
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser] gemaakte kosten ten aanzien van en/of voortkomende uit schade vanwege het achterstallige onderhoud van mandelige dakdelen, goten en hemelwaterafvoeren alsmede de gebouwhoge scheur in de gevel;
II. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk, aansprakelijk is voor de door [eiser] gemaakte kosten ten aanzien van de schade door de waterafvoer van de airconditioning van [gedaagden] ;
III. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser] gemaakte kosten ten aanzien van de schade voorkomend uit achterstallig onderhoud van de goten van [adres 3] ;
IV. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser] gemaakte kosten door het niet meewerken van gedaagden aan burenrechtelijke wettelijke verplichtingen;
V. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser] gemaakte kosten ten aanzien van de bestuursrechtelijke procedure verband houdende met de verbouwing van [adres 2] ;
VI. voor recht te verklaren dat [gedaagden] hoofdelijk aansprakelijk is voor de door [eiser] gemaakte kosten ten aanzien van dat gedeelte van de funderingen dat het pand van [gedaagden] ondersteunt;
VII. [gedaagden] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 700,-;
VIII. [gedaagden] te veroordelen in de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2
[eiser] stelt ten aanzien van de vordering onder I. dat hij kosten heeft moeten maken omdat sprake was van achterstallig onderhoud aan de mandelige dakdelen, goten en de hemelwaterafvoer, waardoor regenwater naar binnenkwam. [gedaagden] is gehouden evenredig aan deze kosten bij te dragen, omdat sprake is van zaken in gemeenschappelijke eigendom, aldus [eiser] .
Ten aanzien van de vordering onder II. stelt [eiser] dat de afvoer van de airco van [gedaagde 3] onjuist was aangesloten, waardoor condenswater bij [huisnummer 2] naar binnen is gelopen en daar waterschade is ontstaan.
Wat betreft de vordering onder III. stelt [eiser] dat sprake was van achterstallig onderhoud van de afvoergoten van [gedaagden] en dat daardoor waterschade is ontstaan bij [huisnummer 2] .
[eiser] stelt over de vordering onder IV. dat [gedaagden] heeft nagelaten mee te werken aan haar verplichting om toe te staan dat er een steiger werd geplaatst in de tuin van [gedaagde 2] voor schilderwerk en voor het uitvoeren van onderhoud aan de hemelwaterafvoerbak van [huisnummer 3] (artikel 5:56 BW). Hierdoor heeft [eiser] een alternatieve oplossing moeten laten installeren, waardoor hij extra kosten heeft moeten maken.
[eiser] baseert zijn vordering onder V. op onrechtmatig handelen door [gedaagden] heeft onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld door willens en wetens een kansloze en onnodige procedure aanhangig te maken teneinde de renovatiewerkzaamheden te frustreren dan wel te vertragen.
Ten aanzien van de vordering onder VI. stelt [eiser] dat hij de funderingen van nummers [huisnummer 1] en [huisnummer 2] heeft laten herstellen. Omdat dit tevens funderingen van mandelige muren zijn, is [gedaagden] gehouden tot pro rata vergoeding van de gemaakte funderingskosten dan wel de voor [gedaagden] gerealiseerde waardevermeerdering.
3.3
[gedaagden] betwist ooit door [eiser] te zijn benaderd over het meebetalen aan de werkzaamheden die [eiser] bij de renovatie van nummers [huisnummer 1] en [huisnummer 2] heeft verricht. [eiser] heeft op eigen houtje reparaties uitgevoerd, zonder overleg, aldus [gedaagden] betwist ook dat er sprake was van achterstallig onderhoud. Wat betreft de schade door de lekkage van de goten van [huisnummer 3] voert [gedaagden] aan dat de tussengoot niet toereikend was voor het dak van [huisnummer 2] en dat [gedaagden] werkzaamheden heeft laten uitvoeren om de schade op te lossen. [gedaagden] betwist de hoogte van de schade. [gedaagden] voert verder aan dat zij niet op de hoogte was van een scheur tussen [huisnummer 3] en [huisnummer 2] .
Wat betreft de airco stelt [gedaagden] dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde 3] de kosten voor het verleggen van de afvoer voor zijn rekening zal nemen en [eiser] het herstel van de schade, omdat door de verbouwing een volledig nieuwe situatie was ontstaan.
[gedaagden] betwist voorts dat zij heeft geweigerd een steiger te laten plaatsen. Zij heeft slechts de voorwaarde gesteld dat de tuin en een aantal zaken van [gedaagde 2] zouden worden hersteld.
Het starten van de bezwaarprocedure was voorts niet onrechtmatig, aldus [gedaagden]
betwist de noodzaak van het funderingsherstel. Ook betwist [gedaagden] dat het funderingsherstel een positieve uitwerking heeft op de waarde van [huisnummer 3] . [eiser] heeft bovendien nagelaten overleg hierover te voeren met [gedaagden] , zodat [gedaagden] niet gehouden is bij te dragen in de kosten.
3.4
De stellingen van partijen worden voor zover nodig in het kader van de beoordeling van de vordering nader besproken.
4. De beoordeling
Bevoegdheid
4.1
Door de kantonrechter worden behandeld en beslist zaken betreffende vorderingen van onbepaalde waarde, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-.
4.2
De inhoud van de dagvaarding heeft duidelijke aanwijzingen gegeven dat de vordering van [eiser] geen hogere waarde vertegenwoordigde dan € 25.000,-. In dit verband is van belang dat in de dagvaarding vermeld is dat de totale vordering van [eiser] , althans de hoofdsom, de competentiegrens niet te boven zal gaan. In het gevorderde als vermeld onder 3.1 worden geen bedragen genoemd, met uitzondering van het onder VII gevorderde bedrag van € 700,- aan buitengerechtelijke kosten.
4.3
De conclusie van antwoord en de aanvulling daarop hebben eveneens duidelijke aanwijzingen gegeven dat de vordering voormeld bedrag niet te boven zou gaan. In productie 1 bij de aanvullende conclusie van antwoord, wat een e-mail betreft van [eiser] aan [gedaagde 3] van 12 februari 2018, worden bedragen genoemd met een gezamenlijk beloop van € 3.446,37. Een groot deel van de gevorderde verklaringen voor recht betreft aansprakelijkheid voor kosten die reeds genoemd zijn in die e-mail.
4.4
Dergelijke aanwijzingen waren er ook in de conclusie van repliek en de conclusie van dupliek en bij de mondelinge behandeling, waarna de zaak is aangehouden in verband met
schikkingsonderhandelingen.
4.5
Pas na het nemen van de akte met producties van 1 juni 2021 is gebleken dat [eiser] in verband met de funderingswerkzaamheden die zij heeft laten verrichten, waarop de onder 3.1 sub VI gevorderde verklaring voor recht betrekking heeft, aan [gedaagden] heeft laten weten dat haar deel van de kosten van die werkzaamheden € 49.864,49 bedraagt. De totale gemaakte kosten ten behoeve van [adres 3] bedragen volgens [eiser]
€ 53.301,86 (€ 49.864,49 + € 3.446,37). In de akte is te kennen gegeven dat [eiser] zijn vordering niet beperkt tot € 25.000,-.
4.6
Gelet hierop wordt thans geconcludeerd dat de vordering een hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,-, terwijl [gedaagden] de rechtstitel betwist van het deel van de vordering dat ziet op aansprakelijkheid voor kosten in verband met funderingswerkzaamheden, met welk deel de waarde van de vordering het bedrag van
€ 25.000,- overstijgt. Dat brengt met zich dat niet de kantonrechter maar de handelsrechter van deze rechtbank bevoegd is, zodat de zaak eigenlijk verwezen moet worden naar die rechter. In deze fase van de procedure heeft dat niet zonder meer de voorkeur van de kantonrechter, want het algemeen belang van proceseconomie is thans niet gediend met een doorverwijzing naar de handelsrechter. Partijen zijn dat ook niet. Het levert vertraging op van de procedure en leidt tot hogere kosten voor allen. Uit de laatste aktes wordt opgemaakt dat partijen een doorverwijzing niet willen. Daarom wil de kantonrechter het gesprek aangaan met partijen om te kijken of hieraan een mouw valt te passen. [eiser] in het bijzonder wordt gevraagd om in overweging te nemen de vordering te beperken tot
€ 25.000,- of de onder 3.1 sub VI gevorderde verklaring voor recht in te trekken. Wellicht hebben partijen nog andere oplossingen om doorverwijzing naar de handelsrechter te vermijden.
4.7
De kantonrechter acht het dus gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daarom zal opnieuw een mondelinge behandeling worden bepaald, wederom via Skype. De e-mailadressen van (de gemachtigden van) partijen, benodigd voor het versturen van de uitnodiging, zijn reeds bekend. Voor zover hierin wijziging is opgetreden, wordt verzocht de huidige e-mailadressen bekend te maken. Tevens wordt partijen verzocht hun verhinderdata voor de komende vier maanden op te geven. De kantonrechter zal daarna een dag en tijdstip voor de mondelinge behandeling bepalen. De uitnodiging voor de mondelinge behandeling zal aan de door partijen opgegeven e-mailadressen worden gestuurd. Bij de uitnodiging wordt een uitleg over het gebruik van Skype voor bedrijven gevoegd. De uitnodiging kunt u doorsturen aan alle betrokkenen bij de zaak die aan de zitting willen deelnemen.

5..De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 24 augustus 2021 te 13:30 uur teneinde partijen in de gelegenheid te stellen de e-mailadressen van (de gemachtigde van) partijen en hun verhinderdata voor de komende vier maanden op te geven;
wijst partijen erop dat zij tijdelijk ook een e-mailbericht mogen sturen aan kantondagvaarding.rtm@rechtspraak.nl.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
424