ECLI:NL:RBROT:2021:13563
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing op bezwaar inzake onterecht in rekening gebrachte eigen bijdragen Wlz
Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het CAK, vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De zaak betreft een beroep tegen de beslissing op bezwaar van 15 september 2020, waarbij de eiser onterecht incassokosten in rekening gebracht kreeg voor eigen bijdragen op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de hoogte van het aan eiser verschuldigde bedrag. De rechtbank heeft bepaald dat het CAK boven het bedrag van € 26.839,89 nog een bedrag van € 1.130,- aan eiser is verschuldigd. Tevens is bepaald dat het CAK het aan eiser betaalde griffierecht van € 48,- vergoedt en dat het CAK in de proceskosten van eiser wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.870,-. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de incassokosten die betrekking hebben op onterecht in rekening gebrachte eigen bijdragen niet door eiser hoeven te worden betaald. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.