ECLI:NL:RBROT:2021:13559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
ROT 20/5859
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De eiser had op 15 september 2020 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Svb van 16 juli 2020. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was overschreden. De eiser had geen overtuigende redenen aangevoerd waarom hij niet in staat was om binnen deze termijn een beroepschrift in te dienen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen feiten of omstandigheden heeft gepresenteerd die de te late indiening van het beroepschrift zouden kunnen rechtvaardigen. De eiser suggereerde dat er mogelijk iets mis was gegaan met de post, maar dit argument werd verworpen, aangezien hij een kopie van het bestreden besluit had bijgevoegd bij zijn beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De uitspraak werd gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier. De griffier en de rechter waren verhinderd om het proces-verbaal te ondertekenen. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, met de mededeling dat zij binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift kunnen indienen bij de Centrale Raad van Beroep als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Zittingsplaats: Dordrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5859

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van10 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder,

gemachtigde: mr. P. Stahl-de Bruin
Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 10 november 2021 heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verschoonbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
2. Eiser heeft op 15 september 2020 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 16 juli 2020 (het bestreden besluit). Dit is buiten de termijn van zes weken, zodat het beroep te laat is ingediend. De rechtbank heeft eiser gevraagd naar de reden van de te late indiening van zijn beroep. Eiser heeft daarop geantwoord dat er misschien iets is misgegaan met de post waardoor hij geen brief van verweerder heeft ontvangen. Voor zover eiser hiermee betoogt dat hij het bestreden besluit van verweerder niet heeft ontvangen, slaagt dat betoog niet. Eiser heeft immers bij het beroepschrift een kopie van het bestreden besluit gevoegd. Uit het antwoord van eiser kan ook niet worden afgeleid dat hij het bestreden besluit niet binnen de beroepstermijn heeft ontvangen.
Eiser heeft ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd waarom hij niet in staat was om binnen zes weken een beroepschrift in te dienen. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 10 november 2021 in het openbaar gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier.
De griffier en de rechter zijn verhinderd dit proces-verbaal te ondertekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.