ECLI:NL:RBROT:2021:13559
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening van het beroepschrift
Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam, zittingsplaats Dordrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De eiser had op 15 september 2020 beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de Svb van 16 juli 2020. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift te laat was ingediend, aangezien de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was overschreden. De eiser had geen overtuigende redenen aangevoerd waarom hij niet in staat was om binnen deze termijn een beroepschrift in te dienen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen feiten of omstandigheden heeft gepresenteerd die de te late indiening van het beroepschrift zouden kunnen rechtvaardigen. De eiser suggereerde dat er mogelijk iets mis was gegaan met de post, maar dit argument werd verworpen, aangezien hij een kopie van het bestreden besluit had bijgevoegd bij zijn beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak werd gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier. De griffier en de rechter waren verhinderd om het proces-verbaal te ondertekenen. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, met de mededeling dat zij binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift kunnen indienen bij de Centrale Raad van Beroep als zij het niet eens zijn met de uitspraak.