3.2.Zorgregeling
3.2.1.Hiervoor staat al dat de rechtbank in de beschikking van 14 maart 2018 heeft beslist dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] bij hun vader zijn:
- de ene week op zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur en
- de andere week op vrijdag van 15.00 uur tot 20.00 uur bij hun vader zijn,
- en dat vader hen ophaalt en terugbrengt.
Vader wil nu dat de rechtbank beslist dat moeder zich houdt aan deze beslissing vanaf het moment dat de rechtbank de beslissing heeft genomen, en dat zij anders een boete (dwangsom) moet betalen van € 250,- per dag.
3.2.2.Moeder is niet gekomen en heeft haar mening niet aan de rechtbank laten weten.
3.2.3.In de wet (in artikel 1:253a lid 1 BW) staat dat ouders met gezag de rechtbank kunnen vragen om een beslissing te nemen als zij het samen niet eens kunnen worden. De rechtbank neemt een beslissing die zij goed vindt voor de kinderen.
3.2.4.Vader vertelde de rechtbank dat hij [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] sinds 2019 niet ziet en dat hij dat erg moeilijk vindt. Vader heeft moeder vaak gevraagd om [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te mogen zien. Hij heeft voor de deur gestaan maar dan krijgt hij de kinderen niet meer mee. Moeder werkt niet mee. Vader denkt ook dat moeder slecht over hem praat tegen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en dat zij daarom bang zijn voor hem. De vader vindt dat heel verdrietig. Hij houdt van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en hoopt dat hij hen snel weer kan zien.
3.2.5.De moeder was er tijdens de zitting weer niet bij. De rechtbank vindt dat onbegrijpelijk en erg kwalijk. In het vonnis van 20 oktober 2021 staat dat het heel belangrijk is dat moeder komt. De rechtbank kan nu geen afspraken maken met vader en moeder, en moet een beslissing nemen zonder te weten wat haar mening is en wat zij wil.
3.2.6.De rechtbank vindt het heel belangrijk dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] op een goede manier contact hebben met hun vader. Alle kinderen hebben recht op contact met zowel hun moeder als hun vader. Vader wil dat graag en heeft het vaak geprobeerd, maar moeder werkt niet mee. De rechtbank vindt dat de moeder moet helpen met het goede contact tussen de kinderen en hun vader. Zij moet ook positief praten over vader. Zij moet [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] enthousiast maken om naar hun vader te gaan. De rechtbank maakt zich zorgen, omdat moeder nu al zo lang [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] niet naar hun vader laat gaan zonder dat moeder uitlegt waarom. Kinderen die één ouder niet zien, kunnen daar psychische problemen mee krijgen. Zij kunnen daar ook problemen door krijgen als zij groter zijn, bijvoorbeeld als zij zelf een partner en kinderen krijgen. Het is daarom heel belangrijk voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat moeder gaat meewerken aan het contact met vader.
3.2.7.De raad voor de kinderbescherming is het eens met wat hiervoor staat. De raad adviseert vader en moeder naar het Omgangshuis te gaan. Hier krijgen zij begeleiding om het contact tussen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] en hun vader op te bouwen. Vader en moeder kunnen daar ook gesprekken voeren met hulpverleners en met elkaar. Er kan dan naar een oplossing worden gezocht voor de problemen. De raad vindt wel dat als moeder nu niet komt of niet meewerkt zonder goede reden, het tijd wordt voor een boete (dwangsom) om haar te verplichten.
3.2.8.De rechtbank vindt het Omgangshuis een goede manier om het contact weer te starten. Er is daar wel een wachttijd. Het is belangrijk en goed voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat zij hun vader zo snel mogelijk zien. De rechtbank hoopt dat vader en moeder samen vast afspraken maken, totdat er plek is bij het Omgangshuis. De rechtbank vraagt moeder hierbij dringend om niet te wachten en de kinderen nu vast af en toe naar vader te laten gaan. Vader is teleurgesteld dat het Omgangshuis nog geen plek heeft. Maar hij begrijpt ook dat het beter is het contact rustig en op een veilige manier op te bouwen, omdat moeder telkens niet meewerkt.
3.2.9.De rechtbank verplicht vader en moeder om mee te werken aan het hulpverleningstraject omgangsbegeleiding (Omgangshuis). Dat staat in het proces-verbaal dat zij hebben ontvangen. Dit proces-verbaal is al verstuurd naar het routeringspunt voor het aanmelden bij de instantie die gaat helpen (uitvoerende hulpverleningsinstantie). De rechtbank zal ook deze beschikking sturen naar het routeringspunt.
3.2.10.De rechtbank vraagt de instantie die gaat helpen (uitvoerende hulpverleningsinstantie) om het eindverslag over hoe het is gegaan met de hulp voor vader en moeder aan de rechtbank te sturen op de manier zoals hieronder is uitgelegd. Tijdens de zitting heeft de rechtbank dit uitgelegd aan vader.
3.2.11.De rechtbank zal nu eerst wachten hoe de hulp aan vader en moeder gaat. De rechtbank zal negen maanden wachten met de beslissing.
3.2.12.Als de hulp is beëindigd dan zal de hulpverleningsinstantie het eindverslag sturen naar het routeringspunt. Het routeringspunt stuurt het eindverslag naar de rechtbank.
De rechtbank zal, als het hulpverleningstraject is geslaagd, vader en moeder en hun advocaten (als zij die hebben) in de gelegenheid stellen om binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren op het eindverslag. Na ontvangst van de reactie van (de advocaten van) partijen geeft de rechtbank, zonder zitting een definitieve beslissing (eindbeschikking).
3.2.13.Als het hulpverleningstraject voordat het klaar is, is beëindigd of niet is gelukt dan zal het routeringspunt het eindverslag ook sturen aan de raad voor de kinderbescherming. De raad zal op basis van het eindverslag van de hulpverleningsinstantie kijken of een raadsonderzoek nodig is. De raad wordt gevraagd binnen twee weken na ontvangst van het eindverslag de rechtbank te informeren of een raadonderzoek nodig is.
3.2.14.Een raadsonderzoek blijft achterwege als de rechter vindt dat zij voldoende is ingelicht om een definitieve beslissing te geven. De rechtbank zal de raad dit laten weten binnen uiterlijk een week nadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat de raad een raadsonderzoek nodig vindt. De rechtbank bericht de raad alleen als zij het niet nodig vindt om een raadsonderzoek te doen.
3.2.15.Als de rechtbank en de raad allebei een onderzoek nodig vinden, geldt deze beschikking als een voorwaardelijke opdracht aan de raad om onderzoek te doen, als het hulpverleningstraject (deels) niet is geslaagd. De raad wordt verzocht dit onderzoek te verrichten en daarvan bij de rechtbank, uiterlijk binnen vier maanden, een raadsrapport in te dienen. In dat geval zal de rechtbank nog vier maanden langer wachten voordat een beslissing wordt genomen. Een raadsonderzoek is bedoeld om de situatie van ouders en kinderen duidelijk te krijgen en om te bekijken of vrijwillige hulpverlening of een verplichte kinderbeschermingsmaatregel (bijvoorbeeld een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing) nodig is.
3.2.16.Gelet op wat hierboven staat wordt de raad voorwaardelijk verzocht om, indien het eindverslag van de hulpverleningsinstantie daartoe aanleiding geeft, de rechtbank te adviseren en daarbij de vragen te beantwoorden:
Welke zorgregeling is het meest in het belang van de kinderen?
Hoe lang en hoe vaak moet er contact zijn tussen vader en kinderen en waar en op welke manier?
Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek zijn gekomen, zijn niet in de vorige vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in het advies te noemen?
3.2.17.Na ontvangst van het raadsrapport zullen vader en moeder en hun advocaten de gelegenheid krijgen om hierop binnen een termijn van twee weken schriftelijk te reageren en te laten weten of zij een nieuwe mondelinge behandeling (zitting) willen.
3.2.18.De rechtbank zal nog geen boete opleggen voor het geval dat moeder niet meewerkt. De rechtbank rekent erop dat ze nu gaat meewerken. Doet ze dat toch niet, dan zal de rechtbank in de toekomst mogelijk wel een boete (dwangsom) opleggen.