In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogdes te benoemen. De kinderen verblijven sinds 2 augustus 2019 in een pleeggezin en de Raad heeft vastgesteld dat het goed met hen gaat in deze situatie. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek en erkent dat het in het belang van de kinderen is dat zij in het pleeggezin blijven opgroeien.
De rechtbank overweegt dat het gezag van een ouder kan worden beëindigd indien de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd en de ouder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. In dit geval is vastgesteld dat de aanvaardbare termijn voor de moeder om de zorg voor de kinderen weer op zich te nemen, is verstreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogdes te benoemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de moeder is veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de voogd over het vermogen van de kinderen.