In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 16 december 2021 een verzoekschrift ingediend om de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij een vertegenwoordigster van de GI is gehoord. De moeder van [naam kind] heeft op dat moment onvoldoende beschikbaarheid voor de dagelijkse zorg, waardoor [naam kind] doordeweeks bij de grootouders vaderszijde verblijft en in het weekend bij de vader. De kinderrechter heeft eerder al een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 januari 2022.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder door persoonlijke problematiek niet in staat is om emotioneel beschikbaar te zijn voor [naam kind]. Gezien de ontwikkeling van [naam kind] bij de grootouders en de noodzaak voor continuïteit in de zorg, heeft de kinderrechter besloten de uithuisplaatsing te verlengen tot 17 juli 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 19 januari 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.