ECLI:NL:RBROT:2021:13429

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/10/630474 / JE RK 21-3303
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 16 december 2021 een verzoekschrift ingediend om de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij een vertegenwoordigster van de GI is gehoord. De moeder van [naam kind] heeft op dat moment onvoldoende beschikbaarheid voor de dagelijkse zorg, waardoor [naam kind] doordeweeks bij de grootouders vaderszijde verblijft en in het weekend bij de vader. De kinderrechter heeft eerder al een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 januari 2022.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder door persoonlijke problematiek niet in staat is om emotioneel beschikbaar te zijn voor [naam kind]. Gezien de ontwikkeling van [naam kind] bij de grootouders en de noodzaak voor continuïteit in de zorg, heeft de kinderrechter besloten de uithuisplaatsing te verlengen tot 17 juli 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 19 januari 2022. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/630474 / JE RK 21-3303
datum uitspraak: 31 december 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2011 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam grootvader] en [naam grootmoeder],

hierna te noemen de grootouders vaderszijde, wonende te [woonplaats grootouders].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 december 2021, ingekomen bij de griffie op 16 december 2021.
Op 31 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord is: een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader, als informant,
- de grootouders vaderszijde, als informanten.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft doordeweeks bij de grootouders vaderszijde en in het weekend bij de vader.
Bij beschikking van 9 juli 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 17 juli 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 oktober 2021 een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot 8 januari 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

Het standpunt van de GI

De GI handhaaft haar verzoek ter zitting en licht toe dat de moeder op dit moment onvoldoende beschikbaar kan zijn voor de dagelijkse zorg voor [naam kind]. [naam kind] verblijft doordeweeks bij de grootouders vaderszijde en in het weekend bij de vader. In de komende half jaar zal een besluit worden genomen over het (woon)perspectief van [naam kind].

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de moeder vanwege haar persoonlijke problematiek op dit moment onvoldoende in staat is emotioneel beschikbaar te zijn voor [naam kind]. De moeder ervaart veel spanning door het moeilijke proces dat zij doorlopen heeft met de vader van [naam kind] en haar broertje [naam 2]. [naam kind] verblijft bij de grootouders vaderszijde waar zij zich goed ontwikkelt. De kinderrechter is van oordeel dat het in het belang van [naam kind] noodzakelijk is de huidige netwerkplaatsing voort te zetten.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 17 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.