Op 31 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De moeder van [naam kind] was niet verschenen, maar [naam kind] had de gelegenheid om haar mening te uiten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de moeder wordt uitgeoefend en dat [naam kind] momenteel in een gezinshuis verblijft.
Bij een eerdere beschikking op 2 juli 2021 was de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 26 juli 2022, en was de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 26 februari 2022. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting geconcludeerd dat een verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat een thuisplaatsing op dit moment niet mogelijk is, gezien de problematiek van de moeder. Ondanks haar motivatie om haar problemen aan te pakken, is zij momenteel niet in staat om voldoende beschikbaar te zijn voor [naam kind]. De stabiliteit en zorg in het gezinshuis hebben een positief effect op de ontwikkeling en schoolresultaten van [naam kind]. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het gezinshuis te verlengen tot 26 juli 2022, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2021.