ECLI:NL:RBROT:2021:13428

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/10/619023 / JE RK 21-1398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 31 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West aanwezig waren. De moeder van [naam kind] was niet verschenen, maar [naam kind] had de gelegenheid om haar mening te uiten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de moeder wordt uitgeoefend en dat [naam kind] momenteel in een gezinshuis verblijft.

Bij een eerdere beschikking op 2 juli 2021 was de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 26 juli 2022, en was de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 26 februari 2022. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft op basis van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting geconcludeerd dat een verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind].

De kinderrechter heeft geoordeeld dat een thuisplaatsing op dit moment niet mogelijk is, gezien de problematiek van de moeder. Ondanks haar motivatie om haar problemen aan te pakken, is zij momenteel niet in staat om voldoende beschikbaar te zijn voor [naam kind]. De stabiliteit en zorg in het gezinshuis hebben een positief effect op de ontwikkeling en schoolresultaten van [naam kind]. De kinderrechter heeft daarom besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in het gezinshuis te verlengen tot 26 juli 2022, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/619023 / JE RK 21-1398
datum uitspraak: 31 december 2021

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum kind] 2006 te [geboorteplaats kind],

hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 2 juli 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- de aanvullende rapportage van de GI van 26 november 2021, ingekomen bij de griffie op 30 november 2021.
Op 31 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn: een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft haar mening kenbaar gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.

[naam kind] verblijft in een gezinshuis.
Bij beschikking van 2 juli 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 26 juli 2022.
De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis verlengd tot 26 februari 2022, waarbij de beslissing voor het overige verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI handhaaft ter zitting het resterende deel van het verzoek en verwijst naar de ingediende briefrapportage.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat een verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat een thuisplaatsing van [naam kind] op dit moment niet mogelijk is. Het lukt de moeder op dit moment vanwege haar eigen problematiek nog onvoldoende om beschikbaar te zijn voor [naam kind]. Het is positief dat de moeder gemotiveerd is haar eigen problematiek aan te pakken in het belang van [naam kind]. [naam kind] ontvangt ondersteuning van haar ambulante hulpverlener die gekoppeld is aan het gezinshuis waar [naam kind] woont. Gebleken is dat de stabiliteit en zorg van het gezinshuis een positief effect hebben op [naam kind]’s ontwikkeling en schoolresultaten. Het liefst zou [naam kind] bij haar moeder willen wonen, maar zij wil zich nu richten op het afmaken van haar school/examenjaar.
De kinderechter is van oordeel dat het verblijf van [naam kind] in het gezinshuis op dit moment het meest in haar belang is en daarom moet worden voortgezet.
De kinderrechter zal op grond van vorenstaande het - onweersproken - verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een gezinshuis tot 26 juli 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2021 door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Borges Dias als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.