ECLI:NL:RBROT:2021:13423

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
620843 HA RK 21-738
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een professionele vereffenaar voor de nalatenschap van een minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 17 december 2021, is het verzoek behandeld van de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige, die zichzelf onvoldoende uitgerust acht om de nalatenschap van de overleden erflater af te wikkelen. De erflater, die op 24 december 2018 is overleden, had geen uiterste wilsbeschikking gemaakt en zijn broer heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. De minderjarige, geboren uit een affectieve relatie met de verzoekster, is de enige erfgenaam van de erflater. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster, als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige, gehouden is de nalatenschap op de wettelijk voorgeschreven wijze te vereffenen. Gezien de complexiteit van de nalatenschap en het vermoeden dat deze negatief is, heeft de rechtbank besloten om een professionele vereffenaar te benoemen. Mr. R.B. van der Horst, notaris, is benoemd tot vereffenaar. De rechtbank heeft de benoeming uitvoerbaar bij voorraad verklaard en verzocht om inschrijving in het boedelregister. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team handel en haven
zaaknummer: 10/620843 HA RK 21-738
Beschikking van 17 december 2021 betreffende de benoeming tot vereffenaar
inzake het verzoek van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats verzoekster] ,
wettelijk vertegenwoordiger en ouder van de minderjarige [naam minderjarige] ,
verzoekster;
advocaat: mr. M.P.J. Frederiks, Den Haag.
Belanghebbende:
[verweerder] ,
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder,
advocaat: mr. M.J. van Dam, Rotterdam.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
  • het verzoekschrift, ontvangen ter griffie op 28 april 2021;
  • de aantekening dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2021;
  • de overgelegde producties.

2..De feiten

2.1
Op 24 december 2018 is te Rotterdam overleden (althans is op die datum het lijk gevonden van) de heer [naam overledene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , laatstelijk wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] (hierna: erflater).
2.2
Uit de verklaring van erfrecht d.d. 4 maart 2019 blijkt dat erflater niet bij uiterste wilsbeschikking over zijn nalatenschap heeft beschikt en dat de heer [verweerder] , broer van erflater, op 25 januari 2019 de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard.
2.3
Uit een affectieve relatie tussen erflater en verzoekster is op 19 december 2005 geboren: [naam minderjarige] (hierna: [voornaam minderjarige] ).
2.4
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 juni 2013 is aan erflater vervangende toestemming verleend tot erkenning van [voornaam minderjarige] .
2.5
Na het overlijden van erflater is verzoekster tot de ontdekking gekomen dat erflater nooit daadwerkelijk tot erkenning is overgegaan.
2.6
Bij beschikking van deze rechtbank van 5 december 2019 is vastgesteld dat erflater de ouder is van [voornaam minderjarige] . Na de vaststelling van het ouderschap is [voornaam minderjarige] op grond van de wet enig erfgenaam van erflater.
2.7
Verzoekster is bij afzonderlijke beschikking (zaaknummer 9187489\ VC VERZ 21-312) niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek toestemming te verlenen om namens [voornaam minderjarige] de nalatenschap te mogen verwerpen en door de kantonrechter is geoordeeld dat de nalatenschap door [voornaam minderjarige] als beneficiair aanvaard geldt (artikel 4:193 lid 2 BW).

3..Het verzoek en de beoordeling

3.1
Erflater woonde op het moment dat hij overleed in [woonplaats] . Gelet op deze woonplaats is de rechtbank Rotterdam, op grond van artikel 268 lid 1 Rv, bevoegd om van de zaak kennis te nemen.
3.2
Het feit dat de nalatenschap van erflater door [voornaam minderjarige] beneficiair is aanvaard, brengt mee dat verzoekster, als zijn wettelijk vertegenwoordiger, gehouden is de nalatenschap op de wettelijk voorgeschreven wijze te vereffenen. Op grond van artikel 4:203 lid 1 sub a BW kan de rechtbank evenwel op verzoek van een erfgenaam een vereffenaar benoemen. De wet stelt geen inhoudelijke eisen aan dit verzoek.
3.3
Verzocht wordt een professionele vereffenaar te benoemen, omdat verzoekster zichzelf onvoldoende uitgerust en gekwalificeerd acht om de afwikkeling van de nalatenschap van erflater namens [voornaam minderjarige] ter hand te nemen. Aan de zijde van verzoekster bestaat het vermoeden dat de nalatenschap van erflater negatief is. Tot de nalatenschap behoort een (vakantie)woning gelegen te [postcode] [woonplaats] , [adres] , waarvan de laatstelijk bekende WOZ-waarde € 96.000,- bedraagt (per 31 mei 2020). Op de woning rust een hypotheek van € 65.300,- (per 10 januari 2020).
Volgens verzoekster was erflater ten tijde van zijn overlijden in het bezit van een auto, die door de familie van erflater zou zijn verkocht. Daarnaast is haar een tweetal bankrekeningen en een bankkluis bekend. Namens [voornaam minderjarige] is op de woning en de bankrekeningen (conservatoir) beslag is gelegd.
3.4
Door belanghebbende [verweerder] is het verweer gevoerd dat hij lange tijd in de veronderstelling verkeerde de wettelijk erfgenaam van erflater te zijn. [verweerder] was weliswaar op de hoogte van het bestaan van [voornaam minderjarige] , maar hij wist niet dat [voornaam minderjarige] erfgenaam was. [verweerder] betwist de verwijten die hem door verzoekster zijn gemaakt. Hij stelt steeds te goeder trouw te hebben gehandeld. Zodra het [verweerder] bekend was dat [voornaam minderjarige] enig erfgenaam is, heeft hij de in zijn bezit zijnde goederen afgegeven aan verzoekster.
3.5
De rechtbank stelt vast dat voldoende is komen vast te staan dat - gelet op de door verzoekster gestelde feiten en omstandigheden - gebleken is van een belang bij de benoeming van een professionele vereffenaar. Het verzoek zal daarom worden toegewezen. De rechtbank heeft mr. R.B. van der Horst, notaris te Hendrik-Ido-Ambacht, bereid gevonden om als vereffenaar op te treden. De rechtbank zal hem dan ook benoemen tot vereffenaar. De vereffenaar dient de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de vereffeningskosten (waaronder het vereffenaarsloon) preferente kosten zijn die bij een positief saldo uit de nalatenschap kunnen worden voldaan.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1
benoemt met onmiddellijke ingang tot vereffenaar van de nalatenschap van de heer [naam erflater] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , laatstelijk wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] :
mr. R.B. van der Horst,notaris, kantoorhoudende te 3341 LT Hendrik-Ido-Ambacht, Grotenoord 23;
4.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3
verzoekt de griffier de benoeming onverwijld in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 4:206 lid 6 BW;
4.4
verzoekt de griffier de kantonrechter te Rotterdam op de hoogte te stellen van deze benoeming;
4.5
bepaalt dat de benoeming vanwege de vereffenaar zal worden bekendgemaakt in de (digitale) Staatscourant.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
3092
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.