In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2005. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 9 januari 2022, maar de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om een verdere verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar. Dit verzoek is gedaan omdat [naam kind] ernstige problemen vertoont in zijn ontwikkeling, waaronder een licht verstandelijke beperking en problematisch gedrag. Hij is meerdere keren met de politie in aanraking gekomen en is onbereikbaar voor hulpverlening.
Tijdens de zitting is de vertegenwoordigster van de GI gehoord, terwijl [naam kind] en zijn ouders niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende inzicht heeft in de problematiek van [naam kind] en dat zij de zorgen bagatelliseert. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de situatie van [naam kind] ernstig is en dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn vervuld, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 9 januari 2023 en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 10 december 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.