ECLI:NL:RBROT:2021:13416

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
C/10/624560 / KG ZA 21-746
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil in kort geding met afwijzing van vordering wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Ertekin, een kort geding aangespannen tegen Allianz Benelux N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Dwars. De procedure is gestart met een dagvaarding op 6 september 2021, gevolgd door een mondelinge behandeling op 5 oktober 2021. Eiser vorderde onder andere de vernietiging van eerdere vonnissen van de rechtbank Leeuwarden en de opheffing van beslag op zijn voertuig. Eiser stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, omdat hij een aanvraag voor schuldhulpverlening had ingediend en duidelijkheid nodig had over de schuld aan Allianz.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig was, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat Allianz na juni 2020 nog pogingen had ondernomen om executiemaatregelen te treffen. Bovendien is vastgesteld dat de vorderingen van eiser niet ontvankelijk waren, omdat vernietiging van een vonnis alleen in een verzetprocedure kan plaatsvinden en niet in kort geding. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat eiser bekend was met de eerdere vonnissen en dat de termijn om verzet in te stellen was verstreken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Allianz zijn begroot op € 1.083,00. De beslissing is op 19 oktober 2021 openbaar uitgesproken door mr. A.F.L. Geerdes.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/624560 / KG ZA 21-746
Vonnis in kort geding van 19 oktober 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. T. Ertekin te Den Haag,
tegen
de naamloze vennootschap
ALLIANZ BENELUX N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W. Dwars te Groningen.
Partijen worden hierna [eiser] en Allianz genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 6 september 2021, met producties
  • de producties van Allianz;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 5 oktober 2021;
  • de pleitnota van Allianz.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Bij vonnis van 9 juni 2005 heeft de kantonrechter van de toenmalige rechtbank Leeuwarden, locatie Heerenveen, [eiser] op vordering van de rechtsvoorganger van Allianz, London Verzekeringen N.V. (hierna: London), veroordeeld tot betaling van € 178,78, te vermeerderen met rente en kosten ter zake van een reisverzekering.
2.2.
Bij vonnis van 10 september 2008 heeft de kantonrechter van de (toenmalige) rechtbank Leeuwarden, locatie Heerenveen, [eiser] op vordering van London veroordeeld tot betaling aan London van € 775,81, te vermeerderen met rente en (proces)kosten. In dit vonnis heeft de kantonrechter in de rechtsoverwegingen 4 tot en met 6 onder meer het volgende overwogen:

De Kantonrechter begrijpt de stellingen van London aldus dat de onderhavige bestelauto van het merk Peugeot met kenteken [kentekennummer] (hierna: de auto) op 7 juni 2004 is aangeschaft door de vennootschap onder firma [naam vof] ; [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] (hierna: [naam vof] ) waarvan blijkens een overgelegd uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel [persoon A] (geboren op [geboortedatum A] en [persoon B] (geboren op [geboortedatum B] ) de beide vennoten waren. De vennootschap onder firma is ten gevolge van haar faillissement met ingang van 22 september 2005 opgeheven, zo blijkt uit vorenbedoelde uittreksel. Dit impliceert tevens het faillissement van de beide vennoten. Ambtshalve informatie bij het faillissementsregister leert dat deze faillissementen op 11 oktober 2007 zijn opgeheven bij gebrek aan baten. Kennelijk bedoelt London voorts te stellen dat [eiser] één van de twee vorenbedoelde vennoten- van [naam vof] was.
London heeft het aanvraagformulier betreffende een verzekering overgelegd. Daaruit blijkt dat op naam van [naam vof] de verzekering van de auto met ingang van 7 juni 2004 is aangevraagd. Het formulier is ondertekend. (...)
De kantonrechter oordeelt dat uit voorgaande bescheiden blijkt dat de auto van 7 juni 2004 bij London verzekerd was op naam van [naam vof] waarvan [eiser] één van de beide vennoten was. (...) Gelet op deze vaststaande feiten en omstandigheden moet worden geoordeeld dat [eiser] als (voormalig) vennoot van [naam vof] hoofdelijke aansprakelijk is voor de door [naam vof] aangegane verbintenissen. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden dat de handtekening op de overgelegde stukken niet van [eiser] is, dat de auto niet op zijn naam stond en dat de onderneming niet van hem was, leiden in het licht va[n] het voorgaande niet tot een ander oordeel.
2.3.
Op 10 december 2008 heeft [eiser] een appeldagvaarding doen betekenen aan London. De zaak is echter nooit aangebracht bij het Gerechtshof Leeuwarden.
2.4.
Op 23 juni 2020 heeft de door Allianz ingeschakelde deurwaarder, LAVG, aangekondigd beslag te gaan leggen op het voertuig van [eiser] . In de aankondiging is opgenomen dat [eiser] een bedrag van € 1.582,65 aan Allianz verschuldigd is.
2.5.
Bij e-mail van 29 juni 2020 heeft mr. Ertekin namens [eiser] verzocht de gerechtelijke stappen met onmiddellijke ingang te annuleren. In het e-mailbericht staat voor zover van belang het volgende:
“Ik heb het vonnis zojuist gelezen en heb geconstateerd dat het vonnis betrekking heeft op twee personen namelijk:
[persoon A] (geboortedatum [geboortedatum A] )
[persoon B] (geboortedatum [geboortedatum B] ).
Mijn cliënt heet [eiser] , geboortedatum [geboortedatum] .(…)
Op grond van bovenstaande gegevens constateer ik dat uw aankondiging voor het leggen van beslag op de auto van cliënt onrechtmatig is. Het vonnis heeft geen betrekking op mijn cliënt. (…)”
2.6.
In reactie op dit bericht heeft de deurwaarder op 29 juni 2020 aan mr. Ertekin bericht dat de beslaglegging is opgeschort.
2.7.
Bij e-mail van 10 augustus 2020 heeft de deurwaarder aan de advocaat van [eiser] laten weten dat het beslag wordt gehandhaafd en zal worden geactiveerd omdat
“uw cliënt destijds zelf verweer heeft gevoerd en na betekening van het vonnis nog in hoger beroep is gegaan.”

3..Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 10 september 2008 en het verstekvonnis van de rechtbank Leeuwarden van 9 juni 2005 te vernietigen;
te bepalen dat alle gelegde beslagen, waaronder onder derden, met onmiddellijke ingang worden opgeheven;
Allianz te verbieden andere of nadere beslagen te leggen;
Allianz te veroordelen tot betaling van de werkelijke advocaatkosten van [eiser] .
3.2.
[eiser] stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij het gevorderde omdat hij een aanvraag heeft ingediend voor schuldhulpverlening en er duidelijkheid moet komen of de schuld aan Allianz moet worden meegenomen in het traject.
3.3.
Allianz voert gemotiveerd verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vorderingen, dan wel tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Niet gesteld of aannemelijk is geworden dat Allianz na juni 2020 nog pogingen in het werk heeft gesteld om executiemaatregelen te treffen, waardoor het spoedeisend belang bij het gevorderde ontbreekt. Het gevorderde ligt om die reden voor afwijzing gereed. Ook indien het spoedeisend belang wel kan worden aangenomen dient het gevorderde te worden afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
[eiser] vordert vernietiging van het verstekvonnis van 9 juni 2005 en van het vonnis van 10 september 2008. Vernietiging van een vonnis kan slechts in een verzetprocedure worden uitgesproken. In kort geding, waarbij slechts voorlopige voorzieningen kunnen worden gevorderd, is daarvoor geen plaats. De voorzieningenrechter kan hooguit de tenuitvoerlegging van een vonnis (tijdelijk) schorsen.
4.3.
Uit de door Allianz overgelegde producties blijkt dat door dan wel namens [eiser] in 2005 en 2006 betalingen hebben plaatsgevonden op de openstaande vordering van Allianz, waardoor bekendheid ten aanzien van het verstekvonnis van 9 juni 2005 bij [eiser] moet worden verondersteld. De termijn om verzet in te stellen is daarmee verstreken zodat tegen dit vonnis geen rechtsmiddel meer openstaat. Het vonnis van 10 september 2008 betreft een vonnis op tegenspraak, waarbij [eiser] verweer heeft gevoerd. Ook dat vonnis is, hoewel [eiser] wel een appeldagvaarding heeft laten uitbrengen, onherroepelijk geworden, aangezien de zaak nooit is aangebracht bij het Gerechtshof Leeuwarden.
4.4.
In een executiegeschil kan de tenuitvoerlegging van een onherroepelijke uitspraak slechts worden geschorst wanneer de executant, gelet op de belangen van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn executiebevoegdheid. Dat kan onder meer het geval zijn wanneer de te executeren beslissing berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag en/of als de executie op grond van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan.
4.5.
Tegen het vonnis van 9 juni 2005 heeft [eiser] geen bezwaren kenbaar gemaakt zodat dit vonnis niet ter discussie staat. Ten aanzien van het vonnis van 10 september 2008 heeft [eiser] gesteld dat dit vonnis berust op een kennelijke misslag omdat de rechtsvoorganger van Allianz de verkeerde persoon heeft gedagvaard en dat [eiser] ten onrechte is veroordeeld tot betaling. Zo heeft [eiser] nooit een verzekeringsovereenkomst gesloten met London en had hij in de betreffende periode geen bestelauto op zijn naam staan. Uit het vonnis van 10 september 2008 blijkt daarnaast dat niet [eiser] , maar zijn zonen, [persoon A] (geboren op [geboortedatum A] ) en [persoon B] (geboren op [geboortedatum B] ) vennoten waren van [naam vof] . Het vonnis van 10 september 2008 kan dan ook niet jegens [eiser] ten uitvoer worden gelegd. Allianz heeft hiertegenover gesteld dat van een evidente misslag in het vonnis van 10 september 2008 geen sprake is zodat geen grond is om de (eventuele) tenuitvoerlegging daarvan te schorsen.
4.6.
Dat de verkeerde persoon is gedagvaard omdat [eiser] nooit een verzekeringsovereenkomst met Allianz heeft gesloten acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk. Uit het uittreksel uit de Kamer van Koophandel, als productie 4 overgelegd door Allianz, blijkt dat [eiser] in september 2001 de eenmanszaak [naam vof] , gevestigd te [vestigingsadres] te [gemeente] , heeft opgericht. In het uittreksel staat eveneens vermeld dat de onderneming toentertijd werd gedreven door [eiser] en dat hij op dat moment woonde in [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ) aan de [vestigingsadres] . Dit wordt onderschreven door het uittreksel uit de Gemeentelijke basisadministratie dat door Allianz is overgelegd. De eenmanszaak is (kennelijk) op enig moment omgezet in een vennootschap onder firma waarbij de zonen van [eiser] de beide vennoten waren. Een uittreksel uit de Kamer van Koophandel waaruit dit blijkt is echter niet overgelegd. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat zijn zonen de slagerij nooit vanuit Heerenveen hebben geëxploiteerd. Hoewel [eiser] geen vennoot (meer) is van [naam vof] blijkt uit het aanvraagformulier van de verzekering bij London dat [eiser] de verzekering voor de bestelauto op naam van [naam vof] heeft aangevraagd met als aanvraagadres [vestigingsadres] te [gemeente] . Ter zitting heeft [eiser] te kennen gegeven dat het zijn handtekening is dat onder het aanvraagformulier is geplaatst. Uit het door Allianz overgelegde uittreksel uit de Gemeentelijke basisadministratie blijkt daarnaast dat [eiser] in 2003 stond ingeschreven in Den Haag, op het adres [adres] . Bij brief van 11 november 2004 heeft [eiser] een verzoek tot uitstel van betaling gedaan aan Allianz in het kader van de betreffende verzekering. In deze brief heeft hij als adres de [adres] te Den Haag, waar hij op dat moment woonachtig was, opgegeven. Tenslotte acht de voorzieningenrechter het van belang dat [eiser] bij de zitting die heeft geleid tot het vonnis van 10 september 2008 is verschenen en verweer heeft gevoerd en vervolgens tegen dit vonnis hoger beroep heeft willen instellen, maar dat later alsnog heeft ingetrokken.
4.7.
In de gegeven omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat sprake is van een evidente misslag in het vonnis van 10 september 2008 die moet leiden tot schorsing van de executie daarvan. Immers, wat er ook zij van de overwegingen van de kantonrechter, duidelijk is dat eiser de schuldenaar is. Dat de executie op grond van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde [eiser] klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan is noch gesteld noch gebleken.
4.8.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiser] – nog daargelaten zijn spoedeisend belang – moet worden afgewezen. Hij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allianz worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.083,00
4.9.
De nakosten worden toegewezen zoals in het dictum vermeld.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Allianz tot op heden begroot op € 1.083,00,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.
2180/676